ECLI:NL:RBOVE:2015:4285

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 september 2015
Publicatiedatum
16 september 2015
Zaaknummer
08/955346-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 12 juni 2014 vond er een verkeersongeval plaats in Hengelo, waarbij de verdachte, als bestuurder van een personenauto, een aanrijding veroorzaakte met een tegenligger. De verdachte reed met een snelheid tussen de 111 en 122 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid op dat moment 80 kilometer per uur was. Tijdens het inhalen van andere voertuigen kwam hij in botsing met de auto van een vrouw, die hierdoor zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat leidde tot het ongeval. De officier van justitie had een werkstraf van 90 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden geëist, maar de rechtbank legde een werkstraf van 60 uur op, met een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat hij gevaarlijk had ingehaald en daarmee de oorzaak was van het ongeval. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, maar werd wel strafbaar verklaard voor het bewezenverklaarde feit. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte, die zelf ook letsel had opgelopen door het ongeval.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/955346-14
Datum vonnis: 16 september 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1992 in [geboorteplaats] (Joegoslavië),
wonende in [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 september 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. K.J.L. de Valk en van wat door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. S. Groothuismink, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:als bestuurder van een personenauto met een te hoge snelheid is gaan inhalen op het moment dat tegemoetkomend verkeer genaderd was, zodat het zijn (aanmerkelijke) schuld is dat daardoor de bestuurder van een personenauto [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
subsidiair:als bestuurder van een personenauto is gaan inhalen op het moment dat tegemoetkomend verkeer genaderd was waardoor gevaar op de weg ontstond, zodat hij in aanrijding kwam met een andere personenauto.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
híj op of omstreeks 12 juni 2014 te Hengelo, gemeente Hengelo (0), als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmede komende uit de richting Hengelo (Ov) en gaande in de
richting Haaksbergen, heeft gereden over de weg, de Haaksbergerstraat en
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
kort voor een in die weg gelegen, voor hem, verdachte naar links verlopende
bocht en/of
met een snelheid gelegen tussen de 111 en 122 kilometer per uur, in elk geval
met een grotere snelheid, dan de aldaar ingevolge artikel 21 aanhef onder a
van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 voor hem, verdachte
geldende maximum snelheid van 80 kilometer per uur
een aantal voor hem uit over die weg (de Haaksbergerstraat) rijdende andere
motorrijtuigen (personenauto's), via het voor het tegemoetkomend verkeer
bestemde weggedeelte van die weg is gaan inhalen, op het moment dat een over
dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend ander
motorrijtuig (personenauto) hem, verdachte dicht genaderd was en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over dat voor het
tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend, toen dicht genaderd zijnd
ander motorrijtuig (personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]
) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan en/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij een krachtens de
Wegenverkerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft
overschreden en/of
gevaarlijk heeft ingehaald;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 12 juni 2014 te Hengelo, gemeente Hengelo (0),als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede komende uit de
richting Hengelo (Ov) en gaande in de richting Haaksbergen, heeft gereden over
de weg, de Haaksbergerstraat en
kort voor een in die weg gelegen, voor hem, verdachte naar links verlopende
bocht en/of
met een snelheid gelegen tussen de 111 en 122 kilometer per uur, in elk geval
met een grotere snelheid, dan de aldaar ingevolge artikel 21 aanhef onder a
van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 voor hem, verdachte
geldende maximum snelheid van 80 kilometer per uur
een aantal voor hem uit over die weg (de Haaksbergerstraat) rijdende andere
motorrijtuigen (personenauto's), via het Voor het tegemoetkomend verkeer
bestemde weggedeelte van die weg is gaan inhalen, op het moment dat een over
dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend ander
motorrijtuig (personenauto) hem, verdachte dicht genaderd was en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over dat voor het
tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend, toen dicht genaderd zijnd
ander motorrijtuig (personenauto),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 90 uren, eventueel te vervangen door 45 dagen, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, althans dat er geen onvoorwaardelijke rijontzegging wordt gevraagd hoger dan de duur dat het rijbewijs strafrechtelijk was ingevorderd.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen [1] .
Op 12 juni 2014 is verdachte in Hengelo (O) als bestuurder van een auto tegen de auto van [slachtoffer] aangereden. Mevrouw [slachtoffer] raakte door deze aanrijding zwaar gewond.
5.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie is van mening dat uit de getuigenverklaring en uit het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse (VOA) volgt dat er aan de zijde van verdachte sprake was van aanmerkelijke schuld aan dit ongeval aangezien verdachte inhaalde waar dat niet verantwoord was – met name niet nu er vlakbij een bocht naar links was – en terwijl daartoe geen noodzaak was. Voorts reed hij veel harder dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 80 km per uur terwijl er op dat moment veel voertuigen op de weg waren.
Volgens de raadsvrouw heeft verdachte niet harder dan 100 km per uur gereden, wat zij baseert op de getuigenverklaring en de verklaring van verdachte die zei dat het stuur begon te trillen als hij boven de 110 km per uur reed. Voorts is in het onderzoek uitgegaan van een aantal aannames dat niet zeer betrouwbaar is: er konden immers geen remproeven worden gedaan met de auto van verdachte, bij het vaststellen van de deformatiesnelheid is voornamelijk uitgegaan van aannames en er is geen onderzoek gedaan naar de auto van mevrouw [slachtoffer]. Voorts was er geen sprake van zeer onoplettend verkeersgedrag van verdachte. Hij heeft immers ingehaald op een plek waar dat kon – motoren voor hem waren ook aan het inhalen – en uit het dossier volgt niet dat verdachte een grove verkeersfout heeft begaan. De raadsvrouw concludeert tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde.
Aangezien niet kan worden uitgesloten dat de auto van mevrouw [slachtoffer] vanuit een parkeerhaven dan wel uit de richting van een zijweg kwam, concludeert de verdediging tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde en refereert de verdediging zich met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde aan het oordeel van de rechtbank.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Verdachte en mevrouw [slachtoffer] stellen dat zij geen herinnering meer hebben aan de toedracht van het ongeluk en het ongeluk zelf. Er zijn twee getuigen door de politie gehoord, die later ook tegenover de rechter-commissaris in strafzaken over het op 12 juni 2014 op de Haaksbergerstraat in Hengelo plaatsgevonden ongeval een getuigenverklaring hebben afgelegd.
De getuige [getuige 1] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij achter een Peugeot reed vanuit Hengelo in de richting Haaksbergen. De getuige zette zijn cruise-control op 90 kilometer, wat naar zijn ervaring in werkelijkheid een iets lagere snelheid oplevert. Hij zag toen dat het gat tussen zijn auto en de Peugeot groter werd. Vervolgens zag hij dat de Peugeot links ging inhalen. Getuige verklaarde dat deze inhaalmanoeuvre langer duurde dan normaal. Toen volgde de aanrijding met een tegenligger. [2]
De getuige [getuige 2] vertelde dat hij als bijrijder in een auto zat. Deze auto reed 80 kilometer per uur volgens deze getuige, aangezien de bestuurder zich altijd aan de snelheid houdt. Nadat eerst motorrijders met grote snelheid zijn auto en de auto voor hem inhaalden, haalde de Peugeot in. Nadat de Peugeot de wagen waarin (ook) [getuige 2] zat inhaalde leek de bestuurde van die Peugeot, aldus getuige, te twijfelen door zijn snelheid te minderen en een soort schijnbeweging te maken alsof hij wilde invoegen. Daarna trok hij, aldus [getuige 2], door en vond de botsing plaats. Getuige verklaarde dat hij 100% zeker weet dat de auto waartegen de Peugeot botste niet uit een parkeerplaats of een zijweg kwam, maar dat deze auto op de weg reed. [3]
Volgens het “Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse” (hierna: VOA) reed de Peugeotbestuurder (zijnde verdachte) over de Haaksbergerstraat te Hengelo, komende uit de richting van Hengelo en gaande in de richting Beckum. een aan de hand van berekeningen, gebaseerd op de lengte van het aangetroffen blokkeerspoor van het rechter voorwiel, reed de Peugeotbestuurder tussen de 111 en 122 km/h. Over de oorzaak, toedracht en gevolg vermelden verbalisanten onder meer dat de Peugeotbestuurder de botsing veroorzaakte op de weghelft, bestemd voor tegemoetkomend verkeer, dat de berekende rijsnelheid van deze bestuurder aanzienlijk hoger ligt dan de toegestane maximumsnelheid van 80 km/h. en dat op de rijbaan geen obstakels of anderszins werden aangetroffen, die de rijwijze van de Peugeotbestuurder noodzakelijk maakten. [4] Voorts blijkt uit het proces-verbaal dat dat het wegdek droog was en dat het helder weer was. [5] Uit foto nr. 7 blijkt dat er een – vanuit het perspectief van de bestuurder van de Peugeot – naar links verlopende bocht is. [6] De rechtbank is van oordeel dat dit VOA voldoende onderbouwd is en dat het onderzoek de conclusies daarom kunnen dragen.
Ten aanzien van de vraag of de fout van verdachte schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet oplevert, overweegt de rechtbank het volgende.
Juridisch kader
Gelet op het bepaalde in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) dient de rechtbank vast te stellen of de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel hebben bekomen. Enerzijds komt dit neer op de vaststelling van het gedrag van de verdachte en de beoordeling of en zo ja, in welke mate hij verwijtbaar heeft gehandeld. Anderzijds dient een causaal verband te worden vastgesteld tussen het gedrag van de verdachte en het verkeersongeval. Het bestanddeel “schuld” is in dit geval nader omschreven als “roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam”.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of
één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van
artikel 6 WVW 1994, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van
verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822).
Juridisch kader toegepast op verdachte
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, dient de rechtbank dus op grond van voormeld toetsingskader vast te stellen of de bewezen geachte feitelijke gedragingen, gegeven de aard en de ernst daarvan, en de overige omstandigheden, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994. Het gedrag van verdachte moet daarvoor worden afgemeten aan dat wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Die zorgplicht houdt mede in dat een bestuurder zijn voertuig onder controle houdt.
Op basis van die feiten, zoals de rechtbank deze heeft vastgesteld aan de hand van de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en de VOA, komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. Verdachte heeft tenminste twee forse (verkeers)fouten gemaakt. In de eerste plaats heeft hij heeft met een veel hogere snelheid gereden dan ter plaatse toegestaan, verantwoord en nodig was. De voor hem rijdende auto’s reden al ongeveer 80 km/u. In de tweede plaats heeft verdachte ingehaald terwijl hem op dat moment een tegenligger tegemoet kwam rijden. Verdachte heeft bij deze gevaarlijke inhaalmanoeuvre, die van een bestuurder uiterste oplettendheid vergt, onvoldoende op het tegemoetkomend verkeer gelet.
De rechtbank verwerpt de hypothese van de verdediging dat de tegenligger mogelijk plotseling uit de parkeerhaven kwam. Uit de VOA rapportage blijkt dat de beide auto’s elkaar frontaal hebben geraakt en dat de afstand om vanuit de parkeerhaven (zonder zichtbare sporen) te accelereren naar de geconstateerde bots-snelheid te kort is om die snelheid te bereiken. Deze bevindingen worden ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] die beiden zeggen dat het om een tegenligger ging. Als gevolg van deze aanrijding heeft het slachtoffer mevrouw [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Hoewel er vanwege medisch geheim geen medische verklaring is opgesteld, baseert de rechtbank het letsel van het slachtoffer op haar eigen verklaring [7] en de verklaring van een verbalisant over haar situatie na het ongeval. [8]
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
híj op 12 juni 2014 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede komende uit de richting Hengelo (Ov) en gaande in de richting Haaksbergen, heeft gereden over de weg, de Haaksbergerstraat en aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
kort voor een in die weg gelegen, voor hem, verdachte naar links verlopende
bocht en met een grotere snelheid, dan de aldaar ingevolge artikel 21 aanhef onder a
van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 voor hem, verdachte
geldende maximum snelheid van 80 kilometer per uur,
een aantal voor hem uit over die weg (de Haaksbergerstraat) rijdende andere
motorrijtuigen (personenauto's), via het voor het tegemoetkomend verkeer
bestemde weggedeelte van die weg is gaan inhalen, op het moment dat een over
dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend ander
motorrijtuig (personenauto) hem, verdachte dicht genaderd was en
in aanrijding is gekomen met dat over dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]
) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, en welk feit mede is veroorzaakt doordat hij gevaarlijk heeft ingehaald;
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het primair bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige gevaarlijk heeft ingehaald.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
- Uitgangspunt
De rechtbank heeft de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), voor overtreding van artikel 6 WVW 1994, als uitgangspunt voor de op te leggen straf genomen. Dat oriëntatiepunt houdt in dat in het geval een aanmerkelijke verkeersfout wordt gemaakt, waarvan zwaar lichamelijk letsel het gevolg is, een taakstraf van 90 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden wordt opgelegd.
- Feit en persoon verdachte
Verdachte heeft als nog betrekkelijk onervaren bestuurder van een auto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt. Verdachte heeft veel te hard gereden en ingehaald terwijl hem een tegenligger tegemoet kwam. Hij is tegen die tegenligger aangereden ten gevolge waarvan mevrouw [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Verdachte is voorbij gegaan aan de gevaren en de risico’s waaraan hij zichzelf en zijn medeweggebruikers heeft bloot gesteld.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte eveneens ten gevolge van het ongeval lichamelijk letsel heeft opgelopen, waarbij hij vermoedelijk blijvend letsel heeft opgelopen, inhoudende dat hij zijn reuk- en smaakvermogen heeft verloren en zijn voet is verbrijzeld. Hoewel verdachte zelf geen contact met het slachtoffer mevrouw [slachtoffer] heeft opgenomen, heeft zijn vader dat wel gedaan. De rechtbank acht ook van belang dat verdachte nog jong is en niet eerder voor een verkeersmisdrijf is veroordeeld
- Conclusie
Op grond van deze overwegingen zal de rechtbank opleggen een werkstraf van 60 uur, alsmede een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs van verdachte ingehouden is geweest en met een proeftijd van 2 jaar. Het onvoorwaardelijke deel van de rijontzegging is gelijk aan de tijd dat het rijbewijs van verdachte rechtens ingehouden is geweest, waarbij de rechtbank uitgaat van dat tijd dat het rijbewijs strafvorderlijk ingevorderd is geweest, te weten vanaf de dag der invordering (18 juni 2014) tot de dag waarop het rijbewijs naar het CBR is gestuurd (11 september 2014).

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • ontzegtveroordeelde de
    bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de tijd van
    6 (zes) maanden,waarvan
    95 (vijfennegentig) dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren;
  • beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge art. 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip waarop de bijkomende straf ingaat, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die straf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. H. Stam en mr. E.V.A. Groener, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 september 2015.
Buiten staat
Mr. Stam is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met registratienummer PL0500-2014060168 van 25 september 2014. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 9 maart 2015, als bijlagen 6.4 en 6.5 gevoegd bij het proces-verbaal van verrichtingen van de rechter-commissaris strafzaken.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] door de rechter-commissaris strafzaken d.d. 26 maart 2015, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van verrichtingen van bedoelde rechter-commissaris, blad 2.
4.Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse d.d. 24 juni 2014, blz. 032.
5.Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse d.d. 24 juni 2014, blz. 016.
6.Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse d.d. 24 juni 2014, blz. 018, foto 7.
7.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 21 augustus 2014, blz. 034.
8.Proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 25 september 2014, blz. 006.