In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een beroepszaak tegen een verkeerssanctie. Betrokkene had een boete ontvangen voor het overschrijden van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom van Almelo. De zaak draait om de vraag hoe lang een verkeersbord dat een hogere maximumsnelheid aangeeft, geldig blijft na het afslaan naar een zijweg. Betrokkene stelde dat hij slechts 4 km/u te hard reed, omdat hij een bord had gepasseerd dat een maximumsnelheid van 70 km/u aangaf. De officier van justitie daarentegen stelde dat de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom 50 km/u is, tenzij anders aangegeven door een verkeersbord.
De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht. Tijdens de zitting is gebleken dat betrokkene niet aanwezig was, maar zijn standpunt werd door de officier van justitie gehoord. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de officier van justitie in zijn beslissing voorbijging aan de stelling van betrokkene dat hij een bord had gepasseerd dat een hogere snelheid aangaf. De rechter concludeerde dat de officier van justitie een onderzoeksplicht had om de stelling van betrokkene te verifiëren.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat de verkeersborden die de maximumsnelheid aangeven, slechts gelden tot de eerstvolgende zijstraat. Aangezien er geen bord was dat een lagere maximumsnelheid aangaf, concludeerde de kantonrechter dat betrokkene slechts 4 km/u te hard reed en dat de beschikking van de officier van justitie niet voldoende zorgvuldig was voorbereid. Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie werd gegrond verklaard en de beschikking werd vernietigd, terwijl het beroep tegen de inleidende sanctie ongegrond werd verklaard.