WAHV 01/00606
10 juli 2002
CJIB 36400348
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter te Hilversum
van 12 oktober 2001
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats]
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
3.1. Aan de betrokkene als kentekenhoudster is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van fl 220,- opgelegd ter zake van "overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen bubekom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A1); meer dan 15 en t/m 20 km/h", welke gedraging zou zijn verricht op 11 augustus 2000 om 08.27 uur op de Loodijk N-236 in de gemeente 's-Graveland.
3.2. Tot de stukken van het dossier behoort een zaakoverzicht van het CJIB van 7 februari 2001, welk zaakoverzicht als toelichting van verbalisant Romijn - voor zover hier van belang - inhoudt:
"Pleegplaats: Ankeveen
Gedragingsgegevens:
rijrichting: van 's-Graveland naar Weesp;
soort weg: een weg niet zijnde een autoweg of autosnelweg;
geconstateerde/gecorrigeerde snelheid: 069;
toegestane snelheid: 050;
overschrijding met: 019;
er waren wel wegwerkzaamheden;
er werd wel gewerkt;
er waren wel gevaarscheppende elementen".
Tot de stukken van het dossier behoort voorts een verklaring van D. Romijn, verbalisant, welke door de advocaat-generaal bij zijn verweerschrift is overgelegd. Deze verklaring houdt in, zakelijk weergegeven, voor zover hier van belang dat bij de radarcontrole op 11 augustus 2000 op de Loodijk te Ankeveen wegwerkzaamheden plaatsvonden, dat voor de aanvang van de controle altijd de borden gecontroleerd worden en dat hij aanneemt dat dit op 11 augustus 2000 ook is gebeurd.
3.3. De betrokkene erkent, dat in beide richtingen op de Loodijk sprake was van
een snelheidsbeperking (max. 50 km/h) in verband met wegwerkzaamheden. De betrokkene voert echter aan, dat in beide rijrichtingen sprake was van een verwarrende situatie door een onlogische en willekeurige plaatsing van verkeersborden. Toegespitst op de rijrichting als hier van belang stelt zij, dat vanuit 's-Graveland naar Weesp er een bord (het hof verstaat: aangevende een maximumsnelheid van 50 km/h) stond vóór de afslag Nederhorst den Berg terwijl personen die vanaf die afslag (naar links) de Loodijk richting Weesp op rijden niet opnieuw met een dergelijk bord worden geconfronteerd.
3.4. Ingevolge artikel 62 RVV 1990 -waarop de aan de betrokkene verweten gedraging is gebaseerd- zijn weggebruikers verplicht gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden.
3.5 Ingevolge art. 10, eerste lid, BABW, geeft de Minister van Verkeer en Waterstaat voorschriften voor de toepassing van onder meer bord A1 van bijlage 1 behorende bij het RVV 1990, alsmede voor de zonale toepassing van verkeersborden.
3.6. De ingevolge die bepaling vastgestelde Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens (Besluit van 10 december 1997, Stcrt. 1997, 239) houden ten aanzien van bord A1 (maximumsnelheid) in Hoofdstuk II par. 4, Bord A1 Maximumsnelheid, onder 2 voor zover hier van belang het volgende in:
Geen andere dan de volgende maximumsnelheden worden vastgesteld:
(...)
op andere wegen buiten de bebouwde kom:
- op wegvakken: 60, 30 km/h
- bij verkeerslichten: 70 km/h
- bij gevarenpunten: 60, 50 km/h
3.7. Het begrip wegvak is in Hoofdstuk I par. 1 van bedoelde uitvoeringsvoorschriften gedefinieerd als:
"gedeelte van een weg tussen twee zijwegen of - indien geen zijweg aanwezig is - tussen twee punten waarop een verkeersmaatregel betrekking heeft". Van het begrip "gevarenpunt" bevatten die uitvoeringsvoorschriften geen omschrijving.
3.8. De nota van toelichting op bedoelde uitvoeringsvoorschriften, zoals deze is opgenomen bij de - voor zover hier van belang - gelijkluidende Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens (Besluit 28 juni 1991, Stcrt. 1991, 134) houdt in: "De wijze waarop herhalingsbord en wegvak zijn gedefinieerd houdt verband met de beperkte werking van verkeerstekens. De werking van verkeerstekens in de lengterichting van de weg is immers niet onbegrensd. Een verkeersteken op een bord is alleen van kracht voor het wegvak waarlangs het geplaatst is. Bij een volgend wegvak dient het verkeersteken dus opnieuw te worden geplaatst. Van een herhalingsbord in de zin van deze regeling kan dan ook slechts sprake zijn, indien dit betrekking heeft op een reeds aan het begin van één en hetzelfde wegvak aanwezig verkeersteken".
3.9. Uit het voorgaande volgt, dat uitgangspunt van de wettelijke regeling is, dat de werking van een verkeersbord is beperkt tot het wegvak waar het is geplaatst. Van dit uitgangspunt wordt door de wetgever afgeweken in art. 66 RVV1990 bij borden waarbij boven het verkeersbord het woord "zone" is aangebracht. Van dit uitgangspunt wordt bij gebreke van een daartoe strekkende regeling niet afgeweken indien een bord is geplaatst bij een gevarenpunt, ook niet indien het gevarenpunt zich, zoals zich met name bij wegwerkzaamheden kan voordoen, uitstrekt over meerdere wegvakken. Dit betekent voor laatstgenoemd geval dat het bord, dat bij de aanvang van het gevarenpunt is geplaatst, bij de aanvang van ieder volgend wegvak opnieuw moet worden geplaatst tenzij boven het bord overeenkomstig het bepaalde in art. 66 RVV1990 het woord "zone" is aangebracht.
3.10. Voor het onderhavige geval, waarin van plaatsing van een zonebord niet is gebleken, betekent dit het volgende. Is - gerekend in de rijrichting van de betrokkene - bij de aanvang van het wegvak na de afslag Nederhorst den Berg niet een bord A1 "maximumsnelheid 50 km/h" geplaatst, dan kan niet gezegd worden dat de betrokkene geen gevolg heeft gegeven aan een voor haar geldend verkeersteken.
3.11. De betrokkene betwist gemotiveerd dat bedoeld bord ten tijde van de aan haar verweten gedraging aanwezig was. Noch uit hetgeen de advocaat-generaal naar voren heeft gebracht noch anderszins blijkt dat dat bord wel geplaatst was. Voorts in aanmerking genomen dat het in het onderhavige geval gaat om een bord bij wegwerkzaamheden en dus om een bord in een tijdelijke situatie die naar gelang de werkzaamheden vorderen ook nog al eens aan wijziging onderhevig pleegt te zijn en daarmee onzorgvuldigheden bij de plaatsing van borden in de hand werkt, is het hof niet overtuigd dat - gerekend in de rijrichting van de betrokkene - na de afslag Nederhorst den Berg een bord als vorenbedoeld geplaatst was. Derhalve is niet komen vast te staan dat de betrokkene de gedraging heeft verricht.
3.12. De beslissing van de kantonrechter dient dus te worden vernietigd. Het hof zal doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen.
3.13. Nu de betrokkene in het gelijk wordt gesteld, zal het hof ambtshalve de advocaat-generaal veroordelen om de reiskosten, die de betrokkene in verband met het bijwonen van de zitting van het kantongerecht heeft gemaakt, aan haar te vergoeden. Art. 13a, eerste lid, WAHV verklaart het Besluit proceskosten bestuursrecht van toepassing. Ingevolge art. 2, lid 1 onder c, van dit Besluit wordt het bedrag van de reiskosten van een partij vastgesteld overeenkomstig art. 6 eerste lid, onderdeel III van het Besluit tarieven in strafzaken. Ingevolge laatstgenoemd artikel wordt de vergoeding voor reiskosten berekend naar het tarief van een openbaar middel van vervoer, laagste klasse. Aan de betrokkene komt derhalve toe een vergoeding ter hoogte van Euro€ 4,20 (retour treinreis tweede klasse Weesp - Hilversum).
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 22 december 2000, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nr. 36400348 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van art. 11 WAHV tot zekerheid is gesteld, te weten een bedrag van € Euro 99,83 (fl 220,--), door de advocaat-generaal aan haar wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € Euro 4,20.
Dit arrest is gewezen door mrs. Vellinga, Huisman en van Dijk, in tegenwoordigheid van mr. Bennen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting, zijnde mr. Van Dijk voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.