Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Mr. Jacques Aloysius Dominicus Maria Daniels, kantoorhoudende te Almelo
Mr. Arjen Camiel Huisman, kantoorhoudende te Enschede,
1.Het procesverloop
(ii) conclusie van antwoord met 12 producties;
(iii) conclusie van repliek met 1 productie;
(iv) conclusie van dupliek met 8 producties;
(v) akte zijdens de bank met 1 productie;
(vi) akte uitlating producties zijdens curatoren;
(vii) akte zijdens de bank;
(viii) akte na deskundigenbericht zijdens curatoren;
(ix) antwoordakte na deskundigenbericht zijdens de bank;
(x) akte uitlating producties zijdens curatoren.
[N] (verder: [N]) en de bank, welk verzoek de rechtbank bij incidenteel vonnis van 10 januari 2013 heeft afgewezen (deze zaak verder te noemen: de [zaak N]). Wel heeft de rechtbank beide zaken op de rol gevoegd.
2. De feiten
29 april 2003 van de rechtbank Groningen aangesteld tot curator van de andere in de aanhef van dit vonnis genoemde vennootschappen, welke vennootschappen allen deel uitmaakten van het door [N] geëxploiteerd assurantiebedrijf AD Oost Nederland B.V. (verder de Hakenberg Groep).
de heer [V] met betrekking tot het IFO-rapport (verder: de tuchtklacht).
ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants genomen, welke beslissing door de bank in het geding is gebracht.
3.De vordering
FD Oost Nederland B.V. v.h.o.d.n. Hakenberg Beheer B.V.; VD Oost Nederland B.V. h.o.d.n. Woontotaal/Hakenberg Vastgoed; Bouwbeheer Nederland B.V.; AD Oost Nederland B.V. h.o.d.n. De Hakenberg Assurantie Adviseurs B.V.; MD Oost Nederland B.V. h.o.d.n.
De Hakenberg Makelaardij – De Hakenberg Makelaars – De Hakenberg Makelaardij Enschede; MD Enschede B.V.; Hypotheek Advies Nederland B.V.; Bomont B.V.; Adviesgroep Oost B.V.; Solid Lease B.V.; Assurantie Makelaars Diensten B.V.; Novia Financieringen B.V.; Novio Finance B.V.; MD Noord Nederland B.V. en
AD Noord Nederland B.V.;
€ 6.545,00 inclusief BTW ter zake buitengerechtelijke kosten;
4.De standpunten van partijen
curatoren
24 december 2010 de bank wederom, thans onvoorwaardelijk, aansprakelijk gesteld.
5.De beoordeling
Zij sluiten zich overigens aan bij de door [N] in de [zaak N] ten aanzien van het deskundigenbericht gemaakte opmerkingen, op grond waarvan zij concluderen: "dat er gerede twijfel is aan de wijze van uitvoering van het onderzoek door de deskundige alsmede de door hem getrokken conclusie". Curatoren menen dat het deskundigenbericht door de rechtbank buiten beschouwing moet worden gelaten.
7 augustus 2013 geen bezwaren aangevoerd. Uit het curriculum vitae van de deskundige (bijlage 24 bij het bericht) valt op te maken dat de deskundige gedurende lange tijd werkzaam is geweest bij vooraanstaande accountantskantoren en uit zijn website blijkt dat hij in die hoedanigheid kennis heeft opgedaan omtrent de financiële positie en de
performancevan ondernemingen.
De rechtbank is niet gebleken dat de deskundige een gebrek aan ervaring als gerechtelijk deskundige parten heeft gespeeld. Het bericht geeft er blijk van en maakt inzichtelijk dat de deskundige de leidraad deskundigen in civiele zaken en de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken nauwgezet heeft gevolgd. Zo heeft de deskundige, blijkens het bericht, vooroverleg met partijen en hun raadslieden gehad, mondelinge en schriftelijke vragen gesteld, daarna nog eens overleg met partijen en een aantal informanten gevoerd en tenslotte een concept van het bericht aan partijen gezonden, waarop partijen schriftelijk hebben gereageerd. De deskundige is tenslotte in het bericht gemotiveerd ingegaan op de opmerkingen van partijen ten aanzien van het concept.
Met betrekking tot de assistentie van [K] merkt de rechtbank op dat de deskundige, voordat [K] door hem bij de zaak betrokken werd, aan de rechtbank daartoe toestemming heeft gevraagd zulks in verband met de ingewikkeldheid van de zaak in welk verzoek de rechtbank heeft bewilligd.
Forensic Services), is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat beiden zo innig samenwerkten dat voor de schijn van partijdigheid moet worden gevreesd.
Hetgeen in het Convenant is afgesproken, zoals een ijkmoment op
1 april 2003 of de in het Convenant tot uitdrukking gebrachte wens voor de Hakenberg Groep tot eind 2003 "voldoende financieringsruimte [te doen] ontstaan ter overleving” rechtvaardigt niet zonder meer de conclusie dat, voor de bepaling van de continuïteit van een kortere periode dan 12 maanden moet worden uitgegaan. Om die reden is het Convenant op dit punt niet leidend en heeft de deskundige naar het oordeel van de rechtbank terecht een termijn van 12 maanden gehanteerd, een termijn die de deskundige overigens op inzichtelijke wijze onderbouwt met verwijzing naar toepasselijke wet- en regelgeving en empirisch onderzoek.
De rechtbank is van oordeel dat de door de deskundige gehanteerde systematiek en analyse op zich begrijpelijk en inzichtelijk zijn en mitsdien een goed uitgangspunt vormen voor het onderzoek.
Hakenberg Beheer B.V. heeft voorzien van een "goedkeurende verklaring met een toelichtende paragraaf dat een duurzame voortzetting niet onmogelijk is" (zie onder andere brief van de heer [O] aan [N], productie 12 bij Conclusie na Deskundigenbericht in de [zaak N]). Ook KroeseWevers zoals – impliciet – [N] stelt, heeft destijds
(in november 2002) aanvullende controlewerkzaamheden verricht conform Richtlijn 570 (in rechtsoverweging 5.33 genoemd) en kwam toen tot de conclusie dat, hoewel "het voortbestaan van de vennootschap onzeker is, duurzame voortzetting van de bedrijfsactiviteiten niet onmogelijk is". Ten onrechte, aldus [N], en in navolging van [N] curatoren, is de deskundige die zelf de door KroeseWevers verrichte aanvullende controlewerkzaamheden niet had gedaan, aan de bevindingen van KroeseWevers voorbij gegaan.
In de opdracht aan de deskundige ligt besloten dat hij zich een zelfstandig oordeel vormt over de continuïteit. Daarbij dient de deskundige kennis te nemen van, rekening te houden met en zich een oordeel te vormen over de beschikbare informatie ter zake. De deskundige heeft, naar uit het bericht blijkt, kennisgenomen van de verklaring van KroeseWevers en het IFO-rapport, maar is op dit punt kennelijk tot een ander oordeel gekomen, een oordeel dat hij in het bericht op inzichtelijke wijze motiveert. Gelet op de voorzichtige, enigszins geclausuleerde wijze waarop (zie rechtsoverweging 5.36) KroeseWevers de eigen verklaring omtrent de continuïteit inkleedt, is het begrijpelijk dat de deskundige het geraden achtte deze niet zonder meer over te nemen en verkoos een eigen afweging te maken op basis van de feiten per ultimo 2002.
Ten aanzien van het IFO-rapport overweegt de rechtbank dat de daarin vervatte conclusie omtrent de continuïteit onderwerp is geweest van een klachtprocedure voor de Accountantskamer die met betrekking tot het betreffende klachtonderdeel (e) heeft geoordeeld "dat betrokkenen met onvoldoende deugdelijke grondslag tot hun stellige conclusie inzake de continuïteit zijn gekomen".
Op zichzelf is dit oordeel voor de rechtbank een aanwijzing dat de deskundige een goede reden had om niet zonder meer uit te gaan van de conclusies van het IFO-rapport.
Hakenberg Groep op 31 december 2002 zodanig was dat de Hakenberg Groep geen reëel perspectief had op het kunnen nakomen van haar opeisbare verplichtingen en dat daarmee de mogelijkheid tot een duurzame voortzetting van de bedrijfsuitoefening ontbrak, gebaseerd op de uitkomst van zijn analyse van de financiële situatie per ultimo 2002 waaruit bleek (zie rechtsoverweging 5.10) dat (i) de vermogenspositie zwak was, dat (ii) de financieringsstructuur onevenwichtig was, dat (iii) de liquiditeitspositie onvoldoende was en dat (iv) de rentabiliteit onvoldoende was.
Met betrekking tot de vaststelling van de liquiditeitspositie hadden -aldus [N] en curatoren- in de eerste plaats niet de schulden aan de verzekeraars en de bank moeten worden meegewogen, nu deze volgens (bijlage 1 en het aflossingsschema bij) het Convenant "bevroren" waren.
Op grond van een en ander waren de hier bedoelde vorderingen van de verzekeraars en de bank mitsdien schulden van de Hakenberg Groep waarvan alleen de betalingstermijn verlengd was, terwijl geen rentevergoeding verschuldigd zou zijn over de "bevroren rekeningcourant bestanddelen", aldus het Convenant.
Terecht heeft dus, naar het oordeel van de rechtbank, de deskundige bij het bepalen van de liquiditeitspositie met deze posten rekening gehouden en deze aangemerkt als kortlopende schulden, nu op zich sprake was en bleef van schulden met een looptijd van minder dan een jaar.
3 december 2002 die is opgemaakt, aldus [N] en curatoren, met het oog op een liquiditeitsscenario en niet met het oog op een continuïteitsscenario.
[N] en curatoren weerleggen dit op zich niet, maar verwijzen naar een aantal na faillissement gerealiseerde transacties waaruit zou blijken dat er een aantal transacties in de pijpleiding zat.
Terecht heeft de deskundige mitsdien deze omstandigheid mede kunnen betrekken in zijn analyse en beoordeling.
31 december 2002 € 2.010.885 (pleitnota mr. Deckers in de [zaak N] pagina 6) en volgens de bank € 955.319 (zie pagina 22 Conclusie na Deskundigenbericht in de [zaak N] bank).
Dit verschil komt, aldus [N] en curatoren, omdat de bank ten onrechte een algemene saldocompensatie heeft toegepast, terwijl dit alleen had mogen gebeuren met betrekking tot die kredieten die niet waren opgenomen in bijlage 1 of 2 bij het Convenant.
en curatoren verbinden aan het voorgaande de conclusie dat zonder de toegepaste saldocompensatie de liquiditeitspositie van de Hakenberg Groep zo veel beter was geweest dat de groep zijn verplichtingen op langere termijn had kunnen nakomen en dat dus voor de continuïteit niet behoefte te worden gevreesd.
productie 23 bij Conclusie na Deskundigenrapport in de [zaak N] in het geding gebracht) en kennelijk niet op een bepaald onderdeel van het bericht. Dit overzicht is, toen het bericht nog een concept was dat aan partijen ter beoordeling was toegestuurd, ook aan de deskundige gezonden. In antwoord op een opmerking van de advocaat van [N] (vraag f5 op pagina 29 van het bericht), inhoudende dat geen melding werd gemaakt "van de bankstanden en rekening-courantstanden", antwoordt de deskundige dat
(pagina 40 bericht, f5) de "bankstanden ultimo 2002 […] deel [uitmaken] van de door KroeseWevers opgestelde financiële overzichten en de pro forma consolidatie over 2002".
Het is niet zonder meer duidelijk of en in welke mate door de deskundige rekening is gehouden met saldering van de vele rekeningen die de vennootschappen behorende tot de Hakenberg Groep bij de bank aanhielden. En evenmin is duidelijk geworden of tussen partijen daarover afspraken zijn gemaakt. Bijlage 2 bij het Convenant (het financieringsaanbod van de bank) laat zich daarover niet uit.
-wat hiervan zij- [N]' opmerkingen, waarbij curatoren zich kennelijk aansluiten, die, als gezegd, niet duidelijk een dragend onderdeel van het bericht zelf betreffen maar de naar [N]' oordeel onzorgvuldig voorstelling van zaken van de kredietruimte door de bank, onvoldoende aannemelijk maken dat het bericht uitgaat van een zodanig materieel verkeerde veronderstelling, dat als gevolg daarvan moet worden getwijfeld aan de overigens duidelijke constateringen en conclusies van de deskundige.
Op grond van het deskundigenbericht, waarvan de rechtbank zowel het oordeel als de motivering heeft overgenomen, komt de rechtbank evenwel tot het oordeel dat de toerekenbare tekortkoming van de bank niet de oorzaak is geweest van het faillissement van de Hakenberg Groep.
6.De beslissing
€ 11.238,50 voor salaris van de advocaat van de bank (3,5 punten, tarief VIII).
W.K.F. Hangelbroek en M.M. Lorist en is op 7 januari 2015 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.