ECLI:NL:RBOVE:2015:3263

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 juli 2015
Publicatiedatum
8 juli 2015
Zaaknummer
08/955474-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door te lange landbouwcombinatie

Op 8 juli 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een tractorbestuurder uit Rossum, die betrokken was bij een tragisch verkeersongeval op 23 juni 2014 in Hengelo. De verdachte, die met een te lange landbouwcombinatie reed, veroorzaakte een ongeluk waarbij een 12-jarig meisje om het leven kwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn combinatie van 28,7 meter, die meer dan 10 meter langer was dan toegestaan, een verkeersfout had gemaakt. Echter, de rechtbank concludeerde dat deze enkele overtreding niet voldoende was om te spreken van schuld in de zin van de Wegenverkeerswet, omdat er geen aanmerkelijke verkeersfout was vastgesteld die direct leidde tot het overlijden van het meisje. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair tenlastegelegde feiten, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van 500 euro en een voorwaardelijke rijontzegging van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de impact van het ongeval op de verdachte en de ernst van de verkeersfout, maar benadrukte dat het rijden met een te lange combinatie niet automatisch leidt tot strafrechtelijke aansprakelijkheid voor de gevolgen van een ongeval.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/955474-14
Datum vonnis: 8 juli 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1964 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 juni 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Agelink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. W.A. Koers, advocaat te Leusden, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer (primair) dat verdachte met een landbouwvoertuig met daarachter twee beladen aanhangwagens een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], werd gedood, dan wel (subsidiair) dat hij de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht waarbij [slachtoffer] onder de wielen van de achterste aanhangwagen terecht is gekomen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 23 juni 2014, te Hengelo, gemeente Hengelo (O), als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (landbouwvoertuig met daarachter gekoppeld twee beladen 2-assige aanhangwagens), daarmede rijdende over de weg, de Deurningerstraat,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl de Deurningerstraat ter plaatse ongeveer 7.90 meter breed is, bestaande uit 1 rijstrook van ongeveer 5.30 meter breed (bestemd voor het verkeer uit beide rijrichtingen) met direct aansluitend aan de rijstrook aan beide zijde een fietssuggesstiestrook van elk ongeveer 1.30 meter breed, en/of
terwijl de landbouwtrekkercombinatie (landbouwvoertuig met twee 2 assige aanhangwagens) in strijd met artikel 5.18.20 Regeling voertuigen, in totaal een lengte had van ongeveer 28,7 meter, althans (veel) langer was dan de voor die combinatie geldende maximaal toegestane lengte van 18 meter, en/of
terwijl de landbouwtrekkercombinatie inclusief de lading ongeveer 2,65 meter breed was, en/of
(daarbij) een aldaar op de fietssuggestiestrook aan de rechterkant van die weg, in dezelfde rijrichting als verdachte, voor hem rijdende groep fietsers (scholieren) wel heeft waargenomen, en/of
(vervolgens) met voormelde landbouwtrekkercombinatie deze groep fietsers aldaar (ter linkerzijde) heeft ingehaald, althans is gaan inhalen en (daarbij) niet, althans onvoldoende (vanuit verdachte gezien) naar links voor die groep fietsers is uitgeweken, en/of
(vervolgens) op (zeer) korte afstand langs die groep fietsers, althans één van die fietsers, heeft gereden, en/of
(vervolgens) bij en/of tijdens dat inhalen van die groep fietsers, één fietser is gevallen (in de richting van de passerende aanhangwagen(s)), waardoor deze fietser onder de wielen van de (achterste) aanhangwagen is terecht gekomen en/of is overreden door de (achterste) aanhangwagen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) werd gedood;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 23 juni 2014 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), als bestuurder van een voertuig (landbouwvoertuig met daarachter gekoppeld twee beladen 2-assige aanhangwagens),daarmee rijdende op de weg, de Deurningerstraat,
terwijl de Deurningerstraat ter plaatse ongeveer 7.90 meter breed is, bestaande uit 1 rijstrook van ongeveer 5.30 meter breed (bestemd voor het verkeer uit beide rijrichtingen) met direct aansluitend aan de rijstrook aan beide zijde een fietssuggesstiestrook van elk ongeveer 1.30 meter breed, en/of
terwijl de landbouwtrekkercombinatie (landbouwvoertuig met twee 2 assige aanhangwagens) in strijd met artikel 5.18.20 Regeling voertuigen, in totaal een lengte had van ongeveer 28,7 meter, althans (veel) langer was dan de voor die combinatie geldende maximaal toegestane lengte van 18 meter, en/of
terwijl de landbouwtrekkercombinatie inclusief de lading ongeveer 2,65 meter breed was, en/of
(daarbij) een aldaar op de fietssuggestiestrook aan de rechterkant van die weg, in dezelfde rijrichting als verdachte, voor hem rijdende groep fietsers (scholieren) wel heeft waargenomen, en/of
(vervolgens) met voormelde landbouwtrekkercombinatie deze groep fietsers aldaar (ter linkerzijde) heeft ingehaald, althans is gaan inhalen en (daarbij) niet, althans onvoldoende (vanuit verdachte gezien) naar links voor die groep fietsers is uitgeweken, en/of
(vervolgens) op (zeer) korte afstand langs die groep fietsers, althans één van die fietsers, heeft gereden, en/of
(vervolgens) bij en/of tijdens dat inhalen van die groep fietsers, één fietser is gevallen (in de richting van de passerende aanhangwagen(s)), waardoor deze fietser onder de wielen van de (achterste) aanhangwagen is terecht gekomen en/of is overreden door de (achterste) aanhangwagen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat ter zake van het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, een gevangenisstraf van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het ten laste gelegde feit bewezen verklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte een aanmerkelijke verkeersfout heeft gemaakt en dat het verkeersongeval, waarbij [slachtoffer] werd gedood, aan de schuld van verdachte is te wijten. Daartoe heeft de officier van justitie gesteld dat uit de getuigenverklaringen en de foto’s op pagina 7 van het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse blijkt dat verdachte met een te lange landbouwtrekkercombinatie niet ver genoeg naar links is uitgeweken en te dicht bij de fietsers heeft gereden, waardoor het slachtoffer werd geraakt door een hooibaal en vervolgens ten val kwam en onder de band van de achterste aanhangwagen kwam.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, maar niet van aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Verdachte heeft weliswaar in een te lange landbouwcombinatie gereden, maar het valt niet aan te tonen dat dit enkele feit invloed heeft gehad op het ontstaan van het ongeval. Verdachte heeft als een goed bestuurder gehandeld. Verdachte heeft de fietsers niet ingehaald en heeft rustig zoveel mogelijk rechtdoor gereden, aangezien er geen mogelijkheid was om uit te wijken naar links in verband met tegenliggers. Hij heeft gereden met het raam open en de radio uit en heeft constant zijn spiegels in de gaten gehouden. De getuigenverklaringen zijn wisselend; er zijn diverse scenario’s mogelijk waardoor het slachtoffer het evenwicht heeft verloren en waarin geen sprake is van schuld van verdachte.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. Op 23 juni 2014 omstreeks 14:00 uur reed verdachte met zijn landbouwcombinatie op de Sloetsweg in Hengelo (O). De landbouwcombinatie van verdachte bestond uit een trekker met twee aanhangwagens en was 28.70 meter lang. Op de aanhangwagens stonden 44 hooibalen, welke hooibalen aan de rechterzijde circa 0.10 meter en aan de linkerzijde circa 0.15 meter uitstaken. De totale breedte van de landbouwcombinatie (inclusief uitstekende lading) betrof 2.65 meter.
Verdachte naderde met zijn landbouwcombinatie de rotonde op de kruising Sloetsweg-Deurningerstraat. Op datzelfde moment naderde een groep fietsende kinderen diezelfde rotonde. De fietsers laten de landbouwcombinatie van verdachte voorgaan op de rotonde. [slachtoffer] maakt op dat moment een opmerking over de grootte van de combinatie. Verdachte slaat op de rotonde rechtsaf de Deurningerstraat op. De fietsers rijden ook de Deurningerstraat op. De Deurningerstraat is ter plaatse ongeveer 7.90 meter breed bestaande uit één rijstrook van ongeveer 5.30 meter breed (bestemd voor het verkeer uit beide rijrichtingen) met direct aansluitend aan de rijstrook aan beide zijden een fietssuggestiestrook van elk ongeveer 1.30 meter breed. Nadat zowel de landbouwcombinatie als de groep fietsers de Deurningerstraat op is gereden, rijden de fietsers sneller dan de landbouwcombinatie, waardoor de groep fietsers, althans in ieder geval een deel daarvan, de landbouwcombinatie voorbij is gereden aan de rechterzijde. Daarna reed de landbouwcombinatie iets sneller dan de groep fietsers, waardoor verdachte met zijn landbouwcombinatie feitelijk de fietsers inhaalde. [slachtoffer], die vooraan in de groep fietsers reed, begon te slingeren met haar fiets, is haar evenwicht verloren en is op de rijstrook gevallen waar het voertuig van verdachte reed. Zij is vervolgens door de achterbanden van de tweede aanhanger van de landbouwcombinatie overreden en ter plaatse overleden aan haar verwondingen.
De rechtbank dient te beoordelen of er causaal verband bestaat tussen het handelen van verdachte enerzijds en het vallen en overlijden van [slachtoffer] Çagri anderzijds.
Op grond van artikel 5.18.20 van de Regeling voertuigen mag de lengte van een landbouw- of bosbouwtrekker of motorrijtuig met beperkte snelheid gecombineerd met één of meer aanhangwagens of één of meer verwisselbare getrokken machines of een combinatie hiervan, niet meer bedragen dan 18.00 meter. Uit het proces-verbaal VerkeersongevalsAnalyse blijkt dat de landbouwcombinatie waarmee verdachte reed, bestond uit een trekker met twee aanhangers en dat deze in totaal 28.70 meter lang was. Verdachte heeft dan ook met een te lange landbouwcombinatie op de weg gereden.
Uit de verklaring van verdachte ter zitting en diverse getuigenverklaringen blijkt dat verdachte met de landbouwcombinatie dichtbij de fietssuggestiestrook reed. De rechtbank stelt vast dat verdachte met de landbouwcombinatie in ieder geval op zeer korte afstand van de stippellijn van de fietssuggestiestrook heeft gereden. Niet kan worden vastgesteld dat de landbouwcombinatie op de fietssuggestiestrook heeft gereden of dat de uitstekende lading over de fietssuggestiestrook heeft gehangen.
Op het moment dat verdachte op zeer korte afstand van de fietssuggestiestrook de groep fietsers feitelijk inhaalt, rijden [slachtoffer] en [naam 1] voorop in de groep fietsers, met daar direct achter [naam 2] en [naam 3]. [naam 4] rijdt direct achter [naam 3] en [naam 5] rijdt daar weer achter. [naam 2], [naam 4] en [naam 5], die direct in de buurt bij [slachtoffer] fietsten, hebben allen verklaard dat zij hebben gezien dat [slachtoffer] bij het passeren van de tweede aanhanger door een van de hooibalen is geraakt en dat zij daardoor het evenwicht kwijtraakte en ten val kwam onder de achterste aanhangwagen. Op basis van het dossier gaat de rechtbank er dan ook vanuit dat [slachtoffer] geraakt is door een hooibaal op de tweede aanhangwagen, daardoor haar evenwicht is verloren en is gevallen. Zij is vervolgens onder de banden van de tweede aanhangwagen terechtgekomen en ten gevolge van het ongeval overleden. Uit het proces-verbaal van de VerkeersOngevalsAnalyse blijkt dat wanneer de landbouwcombinatie van verdachte enkel zou hebben bestaan uit de trekker en de eerste aanhangwagen deze net binnen de vereisten van de Regeling voertuigen zou zijn gevallen. Juist de tweede aanhangwagen, door welke aanhangwagen [slachtoffer] is geraakt, was op grond van de Regeling voertuigen niet toegestaan. De rechtbank is gelet op al het voorgaande van oordeel dat er causaal verband is tussen de overtreding van de Regeling voertuigen enerzijds en het vallen van [slachtoffer] anderzijds. Voorts bestaat er causaal verband tussen de val en het overlijden van [slachtoffer], nu zij op de weg is gevallen, door de landbouwcombinatie is overreden en direct is overleden.
Primair is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, waardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer] is komen te overlijden.
Uit het bovenstaande volgt dat verdachte, geconfronteerd met de situatie waarbij de groep fietsers zijn landbouwcombinatie rechts passeert of aan het passeren is, op enig moment met zijn voertuigcombinatie sneller reed dan de groep fietsers en daarbij de voor hem bestemde rijbaan is blijven vervolgen. Daarbij is niet vastgesteld dat zijn lading over de fietssuggestiestrook heeft gehangen. Dat hij meer naar links kon rijden is evenmin vastgesteld. Uit het dossier komt naar voren dat er een tegenligger aankwam en dat het voertuig van verdachte net zo breed is (2.65m) als het voor hem bestemde deel van de rijstrook bestemd voor het verkeer uit beide rijrichtingen (totaal 5.30m). De rechtbank constateert dat slechts één overtreding van de wet kan worden vastgesteld, te weten het rijden met een te lange landbouwcombinatie. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW), maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met een wettelijke gedragsregel in het verkeer, kan niet reeds worden afgeleid dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW (HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822). De rechtbank is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden het enkele rijden met een te lange landbouwcombinatie gezien de aard en de ernst van die overtreding niet kan worden aangemerkt als een feitelijke gedraging die schuld in de zin van artikel 6 WVW oplevert. Gelet hierop dient verdachte te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
De rechtbank acht wel bewezen wat aan verdachte subsidiair ten laste is gelegd. Verdachte reed met een landbouwcombinatie op een smalle weg met aan weerszijden een fietssuggestiestrook. De landbouwcombinatie van verdachte was 2.65 meter breed, zijnde exact de helft van de breedte van de rijstrook die 5.30 meter breed was. Verdachte is met de landbouwcombinatie die meer dan 10 meter te lang was en waarvan de lading hooibalen enkele centimeters uitstak op deze relatief smalle weg op zeer korte afstand van de fietssuggestiestrook gereden, terwijl op die fietssuggestiestrook een groep kinderen fietste. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zijn rijgedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt, welk gevaar zich ten volle verwezenlijkt heeft, nu [slachtoffer] daardoor is komen te overlijden.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 juni 2014 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), als bestuurder van een voertuig (landbouwvoertuig met daarachter gekoppeld twee beladen 2-assige aanhangwagens), daarmee rijdende op de weg, de Deurningerstraat,
terwijl de Deurningerstraat ter plaatse ongeveer 7.90 meter breed is, bestaande uit 1 rijstrook van ongeveer 5.30 meter breed (bestemd voor het verkeer uit beide rijrichtingen) met direct aansluitend aan de rijstrook aan beide zijde een fietssuggesstiestrook van elk ongeveer 1.30 meter breed, en
terwijl de landbouwtrekkercombinatie (landbouwvoertuig met twee 2 assige aanhangwagens) in strijd met artikel 5.18.20 Regeling voertuigen, in totaal een lengte had van ongeveer 28,7 meter,
terwijl de landbouwtrekkercombinatie inclusief de lading ongeveer 2.65 meter breed was, en
(daarbij) een aldaar op de fietssuggestiestrook aan de rechterkant van die weg, in dezelfde rijrichting als verdachte, rijdende groep fietsers (scholieren) wel heeft waargenomen, en
met voormelde landbouwtrekkercombinatie deze groep fietsers aldaar ter linkerzijde is gaan inhalen en
op zeer korte afstand langs die groep fietsers heeft gereden
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair
de overtreding: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft als bestuurder van een landbouwcombinatie een verkeersongeval veroorzaakt, als gevolg waarvan de 12-jarige [slachtoffer] is komen te overlijden. Door het handelen van verdachte is aan de nabestaanden van [slachtoffer] een onherstelbaar leed toegebracht. Een strafoplegging, in welke vorm of omvang dan ook, zal dit leed niet ongedaan kunnen maken.
Strafoplegging dient bovendien te geschieden, niet alleen met inachtneming van de, in dit geval desastreuze, gevolgen van de gemaakte verkeersfout, maar ook en vooral afgezet te worden tegen de ernst van de gemaakte verkeersfout en de mate waarin dit aan verdachte kan worden verweten. Bij de bepaling van de strafmaat is rekening gehouden met het gegeven dat de verkeersfout van verdachte geen misdrijf oplevert, maar dat sprake is van een gemaakte overtreding.
Voor de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de straffen die in soortgelijke zaken voor overtredingen van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 19994 worden opgelegd, welke straffen veelal geldboetes betreffen.
Daar komt bij dat dit ongeval ook op verdachte een grote impact heeft gehad en nog steeds heeft en dat uit het uittreksel van de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Alles overwegende acht de rechtbank een geldboete van € 500,- passend en geboden.
Verdachte is met een tractor die meer dan 10 meter te lang was een smalle weg waar veel kinderen fietsten, opgereden. Verdachte heeft zich onvoldoende gerealiseerd welk gevaar hij daarmee heeft doen ontstaan, welk gevaar zich vervolgens ook ten volle heeft verwezenlijkt. De rechtbank acht het daarom, ter bescherming van de verkeersveiligheid en om ervoor te zorgen dat verdachte zich in de toekomst vergewist van risico’s die deelname aan het verkeer met zich meebrengen, passend om aan verdachte tevens een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden op te leggen, met een proeftijd van twee jaar.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 91 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 178 en 179 Wegenverkeerwet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • ontzegtverdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
    6 (zes) maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van twee jaren;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. M. Aksu en mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2015.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2014064136. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Proces-verbaal verhoor getuige [naam 4] (geboren op [geboortedatum 2]) van 24 juni 2014, pagina’s 23 tot en met 25, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
Op 23 juni 2014 omstreeks 14:00 uur ben ik getuige geweest van een ongeval. Bij het verlaten van de rotonde aan de Deurningerstraat richting Deurningen zag ik als eerste de tractor met twee aanhangers met hooibalen. Wij fietsten over de Deurningerstraat. Voor mij fietste [naam 3] en daarvoor fietste [slachtoffer]. [slachtoffer] fietste aan de buitenkant. [slachtoffer] fietste vooraan in de groep. Bij het passeren van de tweede aanhanger raakte [slachtoffer] één van de hooibalen. [slachtoffer] raakte ongeveer in het midden van de tweede aanhangwagen de hooibalen.
2. Proces-verbaal verhoor getuige [naam 6] van 24 juni 2014, pagina 25, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
Ik zag een tractor vanaf de rotonde aan komen rijden. De tractor reed iets harder dan de fietsers die ook voorbij kwamen. Ik zag dat de tractor en de eerste aanhanger het meisje, welke later viel, passeerde.
3. Proces-verbaal verhoor getuige [naam 3] (geboren op [geboortedatum 3]) van 2 juli 2014, pagina 29, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
Op maandag 23 juni 2014, omstreeks 13:55 uur, reed ik samen met [naam 2] over de Deurningerstraat te Hengelo (O).Wij moesten wachten op de rotonde totdat de tractor gepasseerd was. Toen deze gepasseerd was fietsten wij op de Deurningerstraat te Hengelo (O) in de richting van Deurningen. De tractor met combinatie reed erg langzaam. Ik zag dat in het begin na de rotonde, op de Deurningerstraat, de fietsers sneller fietsten dan de tractor met combinatie. Later haalde de tractor ons weer in. Ik fietste aan de binnenkant en [naam 2] fietste aan de buitenkant. Ik zag dat de tractor dicht langs ons heen kwam. Ik hoorde dat [naam 2] zei dat hij de hooibalen aan kon raken.
4. Proces-verbaal verhoor getuige [naam 2] (geboren op [geboortedatum 4]) van 28 juni 2014, pagina 31, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
Ik zag voor mij twee meisjes fietsen. [naam 3] reed aan de binnenkant en ik aan de buitenkant over het fietspad. Op een gegeven moment zag ik de tractor steeds dichterbij komen. Hiermee bedoel ik dat de aanhanger steeds dichter bij het fietspad kwam. Ik voelde vervolgens dat ik een hooibaal raakte. Ik kreeg een soort duw naar rechts en ben achter [naam 3] gaan fietsen. Ik zie voor mij dat ook het meisje, wat aan de buitenkant voor ons fietst, geraakt wordt door een hooibaal.
5. Proces-verbaal verhoor getuige [naam 5] (geboren op [geboortedatum 5]) van 28 juni 2014, pagina 37 tot en met 39, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
Op de rotonde aan de Deurningerstraat ter hoogte van de Sloetsweg kwamen wij [slachtoffer] en haar vriendin tegen. Ik zag dat er een tractor de rotonde op reed en zijn weg vervolgde over de Deurningerstraat in de richting van Deurningen. De tractor met de twee aanhangers passeerde ons. Bij het passeren van de tweede aanhanger raakte [slachtoffer] een van de hooibalen.
6. Proces-verbaal van de terechtzitting van 24 juni 2015, voor zover inhoudende de zakelijk weergegeven verklaring van verdachte:
Ik had geen idee hoe lang de landbouwcombinatie mocht zijn. Ik heb daar al vaker mee gereden. Zolang ik er goed mee in de bochten en over rotondes kan rijden, is het wat mij betreft veilig. Ik ben op 23 juni 2014 met de landbouwcombinatie de rotonde opgereden en ben vervolgens de Deurningerstraat opgedraaid. Ik zag dat de fietsers mij van achteren naderden en dat zij naast mij kwamen rijden. Het kan zijn dat het leek alsof ik de fietsers inhaalde, omdat zij wellicht hun snelheid verminderden.
7. Proces-verbaal van de Dienst VerkeersOngevalsAnalyse van 30 juni 2014, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
De bestuurder van de New Holland Ford (landbouwvoertuig) met daarachter gekoppeld twee beladen 2-assige aanhangwagens, alsmede de bestuurster van de fiets, hebben hiermee gereden over de Deurningerstraat te Hengelo, komende vanuit de richting van de Sloetsweg en gaande in de richting van de Bisschopstraat. De bestuurder van de combinatie reed daarbij over het niet gearceerde rijbaandeel en de fietsster over de als zodanig aangeduide fietsstrook.
De totale lengte van deze combinatie bedroeg 28.70 meter. Dit is inclusief de aan de voorzijde aangebrachte hefinrichting (maximale lengte 18 meter toegestaan). De tweede aanhangwagen had vanwege de overschrijding van de totale lengte (ruim 10 meter overschrijding), hiervan, niet aangekoppeld mogen worden. De lengte van de 2e aanhangwagen bedroeg 11.20 meter, gerekend vanaf de voorzijde dissel tot achterzijde voertuig. Indien alleen de eerste aanhangwagen aangekoppeld was geweest, dan was de combinatie net binnen de gestelde maximale afmeting van 18 meter gebleven (17.50 meter).
Vast staat, dat het slachtoffer, nadat de voorste as van de 2e aanhangwagen haar was gepasseerd, op enig moment op de rijbaan terecht is gekomen.
8. Aanvullend proces-verbaal van de Dienst VerkeersOngevalsAnalyse van 7 november 2014, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
Aangezien de lading geen vaste maatvoering heeft maar rondingen, is de gemeten breedte bij benadering. De breedte van de aanhangwagen inclusief lading bedraagt circa 2.65 meter. Bij de maatvoering is rekening gehouden met de uitstekende lading aan de rechterzijde (ca. 0.10 meter) en linkerzijde (ca. 0.15 meter).
Vast staat, dat ten tijde van de aan/overrijding, het hart van het rechter achterwiel, van de achterste aanhangwagen, zich 0.50 meter naast de fietssuggestiestrook bevond. Dit is vastgesteld op basis van de aangetroffen sporen die afkomstig zijn van bedoeld wiel. Vermoedelijk heeft de lading (en niet de band) zich dan om en nabij de belijning van de fietssuggestiestrook bevonden.