ECLI:NL:RBOVE:2015:2284

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 maart 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
08.955290-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens ontuchtige handelingen met een minderjarige

De rechtbank Overijssel heeft op 12 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 43-jarige man uit Hoogeveen, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met de minderjarige dochter van zijn ex-partner. De man werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaar en bijzondere voorwaarden. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van het slachtoffer, die verklaarde dat zij vanaf haar twaalfde tot haar vijftiende een seksuele relatie met de verdachte had. De verdachte, die de ex-vriend van de moeder van het slachtoffer was, heeft de seksuele relatie met het meisje bevestigd, maar stelde dat het een gelijkwaardige relatie was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik had gemaakt van zijn positie en dat het slachtoffer zich gedwongen voelde om seksuele handelingen te verrichten. De rechtbank hield rekening met de langdurige periode van misbruik en de psychische gevolgen voor het slachtoffer, die een posttraumatische stressstoornis had ontwikkeld. De rechtbank achtte het noodzakelijk om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gezien de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. De verdachte werd ook als licht verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, wat invloed had op de strafmaat. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.955290-14 (P)
Datum vonnis: 12 maart 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1972 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 februari 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.J. Timmer en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, met een meisje dat tussen de 12 en 16 jaar oud was.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 juni 2009 tot en met 30 april 2013 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland en/of te Hoogeveen, gemeente Hoogeveen, met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] 1997), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte één of meermalen:
- zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zijn, verdachtes, penis in de anus en/of de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- aan de vagina en/of schaamlippen van die [slachtoffer] gelikt en/of
- de borsten van die [slachtoffer] gestreeld en/of betast.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van tien jaren en als bijzondere voorwaarden reclasseringscontact en een behandelverplichting.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank zal bepalen dat de gestelde voorwaarden en het door de reclassering uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
Inleiding
Op 8 juli 2013 is er door [slachtoffer] (hierna ook: aangeefster), geboren [geboortedatum 2] 1997, aangifte gedaan. Ze heeft verklaard dat zij vanaf haar twaalfde tot en met haar vijftiende een relatie heeft gehad met verdachte, geboren [geboortedatum 1] 1972. Verdachte is de ex-vriend van de moeder van aangeefster, [medeverdachte]. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte bij haar, haar moeder en haar broertje in Steenwijk woonde en al gedurende de periode dat hij nog een relatie met haar moeder had aan haar begon te zitten. Toen de relatie tussen [medeverdachte] en verdachte werd verbroken, maar verdachte nog wel bij hen in de woning verbleef, ontstond er een relatie tussen verdachte en aangeefster. Aangeefster heeft verklaard dat zij twaalf jaar oud was toen zij voor het eerst anale seks had met verdachte en dat zij rond haar dertiende verjaardag ook vaginale seks hebben gehad. Er was ook sprake van orale seks. Aangeefster heeft verklaard dat het initiatief tot seks van verdachte kwam. Hij vertelde haar dat seks bij een relatie hoorde. Toen verdachte en enige tijd later ook [medeverdachte] met twee van haar kinderen naar Hoogeveen verhuisden, heeft aangeefster gedurende een langere periode bij verdachte ingewoond. Aangeefster was toen veertien jaar oud. Volgens aangeefster had zij gedurende de relatie bijna dagelijks seks met verdachte. Ze heeft verklaard dat verdachte haar nooit echt heeft gedwongen, maar dat zij zich wel gedwongen voelde. Als zij geen seks wilde liep het namelijk vaak uit op ruzie.
Aangeefster heeft verklaard dat haar moeder wist dat zij seks had met verdachte en dat zij dit heeft toegestaan.
Naar aanleiding van de aangifte van [slachtoffer] is er door de politie onderzoek gedaan en zijn verdachte en [medeverdachte] gehoord.
Verdachte heeft bekend dat hij een seksuele relatie met aangeefster heeft gehad. Hij heeft verklaard dat zij vanaf ongeveer maart 2010 toenadering tot elkaar begonnen te zoeken. Hij had verliefde gevoelens voor haar en er is een relatie ontstaan waarbij ook sprake was van gemeenschap. Eerst anaal en oraal en later ook vaginaal. In de woning van [medeverdachte] hebben zij samen een kamer gedeeld en later is aangeefster bij hem in Hoogeveen komen wonen. Verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster nooit heeft gedwongen en dat hij er vanuit ging dat er sprake was van een gelijkwaardige relatie.
De moeder van aangeefster, [medeverdachte], heeft, kort samengevat, verklaard dat zij tot eind februari 2010 een relatie met verdachte heeft gehad. Nadat hun relatie was verbroken is zij erachter gekomen dat er sprake was van een relatie tussen aangeefster en verdachte doordat zij berichten op de telefoon van haar dochter heeft gelezen. Doordat haar dochter in juni/juli 2010 met haar heeft gesproken over anale seks kwam ze erachter dat aangeefster en verdachte seks hadden met elkaar. [medeverdachte] heeft verklaard dat zij haar dochter wel heeft gevraagd of zij niet gedwongen werd. Zij heeft de relatie tussen haar dochter en verdachte toegestaan, omdat ze dacht dat aangeefster gelukkig was en het zelf graag wilde.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde gelet op de aangifte, de verklaring van [medeverdachte] en de bekennende verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen.
5.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de bewezenverklaring geen opmerkingen gemaakt. Zij heeft aangegeven dat het duidelijk is dat verdachte de handelingen heeft verricht die in de tenlastelegging staan vermeld.
5.4
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage van dit vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank acht gelet op de aangifte van [slachtoffer], de verklaring van [medeverdachte] en de bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode aan het plegen van ontuchtige handelingen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, heeft schuldig gemaakt, maar zal er bij het bepalen van de op te leggen straf rekening mee houden dat er gelet op de verschillende verklaringen omstreeks mei 2010 voor het eerst sprake zal zijn geweest van seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster.
5.5
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 29 juni 2009 tot en met 30 april 2013 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland en te Hoogeveen, gemeente Hoogeveen, met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] 1997), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen:
- zijn, verdachtes, penis en/of vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
- zijn, verdachtes, penis in de anus en de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
- aan de vagina en schaamlippen van die [slachtoffer] gelikt en
- de borsten van die [slachtoffer] gestreeld en betast.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 245 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft gedurende meerdere jaren een seksuele relatie gehad met [slachtoffer]. Verdachte was omstreeks veertig jaar oud toen de relatie ontstond met [slachtoffer] die destijds twaalf jaar oud was. De relatie heeft tot en met [slachtoffer] haar vijftiende jaar geduurd. Verdachte heeft gedurende deze periode veelvuldig seks met [slachtoffer] gehad. Toen [slachtoffer] in het begin van de relatie geen vaginale seks wilde hebben, heeft hij anale seks met haar gehad. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij zich door de opstelling van verdachte gedwongen voelde om seks met hem te hebben.
De rechtbank acht het zeer kwalijk dat verdachte op een dergelijke wijze misbruik heeft gemaakt van een jong meisje dat aan het begin stond van haar seksuele ontwikkeling. Verdachte was een vaderfiguur voor [slachtoffer], maar heeft zich lichamelijk steeds verder aan haar opgedrongen op een wijze die volstrekt onaanvaardbaar is.
Verdachte heeft verklaard dat hij het zag als een gelijkwaardige man-vrouw relatie, maar verklaart anderzijds ook dat hij het niet zou goedkeuren als zijn eigen dochter met een volwassen man een seksuele relatie zou hebben. Verdachte realiseerde zich het laakbare van zijn handelen dus kennelijk wel.
Het is algemeen bekend dat slachtoffers van seksueel misbruik hier nog langdurig psychische problemen van kunnen ondervinden. Wat het ten laste gelegde met [slachtoffer] heeft gedaan heeft zij middels haar slachtofferverklaring naar voren gebracht. Er is bij haar een posttraumatische stressstoornis geconstateerd en ze volgt therapieën om van de gevolgen van het gebeuren te kunnen herstellen.
[slachtoffer] heeft in haar slachtofferverklaring eveneens aangegeven dat zij niet uit is op straf maar op erkenning en ook op hulp voor het probleem van verdachte. Gelet op de langdurige periode en de veelvuldigheid van het seksueel misbruik is de rechtbank echter van oordeel dat geen andere straf dan een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
De rechtbank heeft kennis genomen van de psychiatrische- en psychologische rapportages die omtrent de persoon van verdachte zijn uitgebracht. Uit het psychiatrisch onderzoek komt naar voren dat bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis der geestvermogens, te
weten een dysthyme stoornis die ontstaan is na de aangifte, maar niet
aanwezig was ten tijde hetgeen hem ten laste wordt gelegd. Daarnaast is er bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling, te weten een gemengde persoonlijkheidsstoornis
met schizoïde, borderline en antisociale trekken. Daarnaast is er sprake van een antisociale attitude. Het contact met [slachtoffer] leek de algemene relationele tekorten van verdachte om een volwassen relatie aan te gaan te compenseren waarbij hij zich weinig van de regels heeft aangetrokken. De seksueel afwijkende denkpatronen en het seksueel afwijkende gedrag - tot uiting komend onder andere in zijn verklaringen dat de relatie met het slachtoffer gelijkwaardig was en dat een dergelijke relatie met een minderjarige moet kunnen als de gevoelens wederzijds zijn - zijn een onderdeel van zijn persoonlijkheidsstoornis. Het seksuele verlangen is niet beperkt tot jonge meisjes en er is geen sprake van een algemene pedofiele belangstelling. Er is geen sprake van pedofilie. Alles in ogenschouw nemend acht de psychiater het aannemelijk dat verdachte op grond van zijn gebrekkige ontwikkeling verminderd vrij was ten aanzien van zijn gedragskeuzes en gedragingen voorafgaande aan en ten tijde van het hem ten laste gelegde feit. Op grond van deze overwegingen acht de psychiater het aannemelijk dat verdachte voor het hem ten laste gelegde feit als licht verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd kan worden.
Ook de psycholoog concludeert dat sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van een dysthyme stoornis. Daarnaast is, ook volgens de psycholoog, sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis uit het cluster A. De psycholoog adviseert eveneens om verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Beide rapporteurs schatten het recidiverisico op korte termijn in als laag. De gebrekkige ontwikkeling met de daarmee samenhangende moeilijkheden en cognitieve vertekeningen in relaties kunnen op langere termijn wel weer een risico vormen.
Zowel de psychiater en de psycholoog adviseren een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met als voorwaarde toezicht van de reclassering en ambulante behandeling bij een forensische psychiatrische instelling. Beiden adviseren een lange proeftijd gelet op het recidiverisico op de langere termijn. De reclassering heeft zich bij bovengenoemde adviezen aangesloten.
De rechtbank houdt rekening met de persoon van verdachte, zoals uit de rapportages naar voren komt, en het feit dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Dat maakt dat de rechtbank een deels voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden als geadviseerd noodzakelijk acht.
Alles afwegend acht de rechtbank een straf zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden.
Gezien de langdurige periode waarin de tenlastegelegde feiten hebben plaatsgevonden en de problematiek van verdachte acht de rechtbank een proeftijd voor de duur van vijf jaar aangewezen.
De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om de voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven onder 5.5 omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de verdachte geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. van Eerde, voorzitter, mr. G.A. Versteeg en
mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2015.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar bewijsmiddelen, zijn dit bijlagen uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL04RE-2013034697. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Nu verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting het ten laste gelegde feit heeft bekend, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar:
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 8 juli 2013;
- Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 7 augustus 2013;
- Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] d.d. 6 augustus 2013.