ECLI:NL:RBOVE:2015:1327

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 februari 2015
Publicatiedatum
16 maart 2015
Zaaknummer
C/08/151636 / HA ZA 14-57
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar de zorgplicht van een geestelijke gezondheidszorginstelling

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Overijssel, is een tussenvonnis uitgesproken op 18 februari 2015 in een civiele procedure tussen een eiseres en de stichting Mediant, een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.M.H. van Stokkum, heeft de stichting aangeklaagd wegens vermeende tekortkomingen in de zorg die zij heeft ontvangen in de nacht van 2 op 3 januari 2012. De rechtbank heeft eerder, in een tussenvonnis van 29 oktober 2014, al enkele vragen geformuleerd die aan een deskundige gesteld moeten worden om de zorgplicht van Mediant te beoordelen.

In het huidige vonnis heeft de rechtbank besloten om E.C. van Hoften, psychiater aan het Universitair Centrum Psychiatrie Groningen, als deskundige te benoemen. Beide partijen hebben geen bezwaar gemaakt tegen deze benoeming. De rechtbank heeft de deskundige gevraagd om te onderzoeken of Mediant de eiseres op de juiste wijze heeft behandeld en verzorgd, en of zij heeft voldaan aan de professionele standaard die in de geestelijke gezondheidszorg geldt.

De rechtbank heeft ook de kosten van het deskundigenonderzoek vastgesteld op € 4.356, inclusief BTW, en bepaald dat deze kosten gelijkelijk door beide partijen gedragen dienen te worden. Echter, omdat de eiseres op basis van een toevoeging procedeert, zal haar aandeel voorlopig ten laste van de Rijkskas komen. De rechtbank heeft benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige, en dat het niet voldoen aan deze verplichting gevolgen kan hebben voor de uitkomst van de procedure. De verdere beslissingen in deze zaak zijn aangehouden tot het deskundigenonderzoek is afgerond.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/151636 / HA ZA 14-57
Vonnis van 18 februari 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
verder te noemen [eiseres],
advocaat mr. G.M.H. van Stokkum te Enschede,
tegen
de stichting
STICHTING MEDIANT, STICHTING VOOR GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG OOST- EN MIDDEN TWENTE,
gevestigd te Enschede,
gedaagde,
verder te noemen Mediant,
advocaat mr. E. Bos-van den Berg te Zwolle.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 oktober 2014,
  • de akte van Mediant d.d. 26 november 2014,
  • de akte van [eiseres] d.d. 26 november 2014,
  • het telefonisch contact op 23 december 2014 tussen de griffier van de rechtbank en
  • mr. Van Stokkum, waarin mr. Van Stokkum heeft laten weten dat hij desisteert,
  • de akte van Mediant d.d. 24 december 2014,
  • de akte uitlaten ex artikel 2.11 procesreglement van 14 januari 2015 waarin
  • de akte uitlaten ex artikel 2.11 procesreglement van 14 januari 2015 van
1.2.
Het vonnis is - bij vervroeging - bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank neemt over hetgeen in het tussenvonnis van 29 oktober 2014 is overwogen en beslist.
2.2.
De rechtbank zal overeenkomstig haar voornemen als vermeld in het tussenvonnis het aangekondigde deskundigenbericht bevelen.
De te benoemen deskundige
2.3.
Partijen hebben zich uitgelaten over het voornemen van de rechtbank om E.C. van Hoften, psychiater Universitair Centrum Psychiatrie Groningen (hierna: Van Hoften) als deskundige te benoemen. Beide partijen hebben geen bezwaar tegen de benoeming van Van Hoften als deskundige, zodat de rechtbank haar als deskundige zal benoemen.
De vraagstelling
2.4.
Partijen hebben zich ook uitgelaten over de aan de deskundige te stellen vragen, zoals deze zijn geformuleerd in het tussenvonnis van 29 oktober 2014. Mediant stelt dat de eerste vraag iets gewijzigd zou moeten worden en als volgt zou moeten luiden: “
Heeft Mediant [eiseres] in de avond en nacht van 2 en 3 januari 2012 op een zodanige wijze behandeld en verzorgd zoals dat, gezien de toenmalige opvattingen binnen de beroepsgroep, de professionele standaard met betrekking tot deze behandeling en verzorging was?”[eiseres] stelt dat de tweede vraag aangevuld moet worden met een vraag naar de gangbare inzichten ten aanzien van de verslaglegging en het gebruik van protocollen in psychiatrische ziekenhuizen. Mediant heeft bezwaren geuit tegen deze aanvullende vraagstelling. Zij stelt dat het er niet om gaat dat de deskundige in zijn algemeenheid vragen beantwoordt met betrekking tot verslaglegging en gebruik van protocollen in psychiatrische ziekenhuizen. De vraag dient toegespitst te worden op de behandeling en verzorging van patiënten als [eiseres]. Mediant meent dat het de voorkeur verdient de vraag breed te formuleren, zoals door de rechtbank in het vonnis van 29 oktober 2014 is gedaan. Mediant acht een aanvullende vraag met betrekking tot verslaglegging en gebruik van protocollen in psychiatrische ziekenhuizen niet relevant voor de vaststelling of zij tekort is geschoten in haar zorgplicht jegens [eiseres].
2.5.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
2.6.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de door haar geformuleerde eerste vraag te wijzigen op de wijze zoals Mediant heeft voorgesteld. Het is de rechtbank niet duidelijk wat Mediant met de door haar voorgestelde wijziging voor ogen heeft, nu zij op geen enkele wijze heeft toegelicht waarom de door haar voorgestelde formulering de voorkeur heeft. De rechtbank zal derhalve de formulering van de eerste vraag ongewijzigd laten.
2.7.
De rechtbank ziet evenmin aanleiding om de door haar geformuleerde tweede vraag aan te vullen met een vraag naar de gangbare inzichten ten aanzien van de verslaglegging en het gebruik van protocollen in psychiatrische ziekenhuizen, zoals [eiseres] heeft voorgesteld. De door [eiseres] voorgestelde aanvulling is te algemeen van aard en draagt niet bij aan de beoordeling of Mediant al dan niet tekort is geschoten in haar zorgplicht jegens [eiseres].
2.8.
De rechtbank bepaalt, met inachtneming van het voorgaande, dat de vraagstelling komt te luiden als weergegeven onder de beslissing.
De inlevertermijn van het deskundigenbericht
2.9.
Door [eiseres] is verzocht om een uiterste termijn van drie maanden waarbinnen de deskundige de rapportage dient te hebben overgelegd op te nemen. De rechtbank zal bepalen dat de deskundige in beginsel uiterlijk binnen drie maanden na aanvang van het onderzoek het deskundigenbericht dient in te leveren ter griffie van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo.
Het overleggen van stukken aan de deskundige
2.10.
De rechtbank zal bepalen dat [eiseres] het procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen. Onder verwijzing naar het tussenvonnis van
29 oktober 2014, waarin is overwogen dat met partijen is afgesproken dat Mediant haar medisch dossier van [eiseres], wat betreft de periode tot en met 8 februari 2012, aan de te benoemen deskundige zal overleggen, zal de rechtbank eveneens bepalen dat Mediant haar medisch dossier van [eiseres], wat betreft de periode tot en met 8 februari 2012, aan de deskundige dient te doen toekomen.
De kosten
2.11.
Partijen hebben geen bezwaren geuit tegen de kosten van de deskundige, die worden begroot op € 4.356,-- (inclusief BTW).
2.12.
In het tussenvonnis van 29 oktober 2014 heeft de rechtbank bepaald dat beide partijen de helft van voornoemd voorschot dienen te dragen. [eiseres] heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Zij heeft een minimum inkomen en procedeert op basis van een toevoeging. Gedaagde procedeert op kosten van een verzekeraar. [eiseres] stelt dan ook dat zij niet de meest gerede partij is om kosten van deze omvang te dragen. In dit kader wijst zij ook op het bepaalde in artikel 195 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In haar akte van 18 december 2014 heeft Mediant hierop gereageerd. Zij stelt dat de hoofdregel is dat de eisende partij het voorschot deponeert. De aansprakelijkheid van Mediant wordt betwist en de omstandigheid dat Mediant haar aansprakelijkheid heeft verzekerd is geen reden om de kosten van de deskundige voor rekening van Mediant te laten komen.
2.13.
In het aangevoerde door [eiseres] ziet de rechtbank geen reden om terug te komen op de eerdere beslissing dat de kosten van de deskundige gelijkelijk ten laste van partijen worden gebracht. Nu [eiseres] op basis van een toevoeging procedeert, kan haar ingevolge artikel 195 Rv in verbinding met artikel 199 Rv niet worden opgelegd het voorschot te betalen. De rechtbank zal daarom bepalen dat haar aandeel in de kosten van het deskundigenbericht voorlopig ten laste van ’s Rijks kas zullen komen. Hangende het geding wordt het ten laste van ’s Rijks kas betaalde bedrag voorlopig in debet gesteld. Bij het eindvonnis zal beslist worden ten laste van welke partij de kosten van het deskundigenbericht uiteindelijk zullen worden gebracht.
2.14.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. Wordt aan deze verplichting niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.15.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
Gelast een deskundigenonderzoek ter beantwoording van de navolgende vragen:
Vraag 1
Heeft Mediant [eiseres] in de avond en nacht van 2 en 3 januari 2012 op een zodanige wijze behandeld en verzorgd zoals dat, gezien de toenmalige opvattingen binnen de beroepsgroep van de professionele standaard met betrekking tot deze behandeling en verzorging, moest zijn?
Vraag 2
Kunt u aangeven wat destijds de gangbare inzichten binnen uw vakgebied waren ten aanzien van de behandeling en verzorging van een patiënt als [eiseres]?
Vraag 3
Heeft Mediant, ná het gebeuren in genoemde nacht, al hetgeen wat van haar conform de opvattingen in de beroepsgroep, als adequaat handelend behandelaar/zorgverlener kon worden verwacht, jegens [eiseres] gedaan?
3.2.
Benoemt daartoe tot deskundige
Mevrouw E.C. van Hoften, psychiater, verbonden aan het Universitair Centrum Psychiatrie Groningen,
postadres: Postbus 30.001, 9700 RB Groningen,
bezoekadres: Hanzeplein 1, 9713 GZ Groningen,
telefoon: 050-3613397.
3.3.
Stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 4.356,-- (inclusief BTW).
3.4.
Bepaalt dat ieder van partijen wordt belast met de helft van genoemd voorschot van € 4.356,--, derhalve € 2.178,--.
3.5.
Bepaalt dat Mediant laatstgenoemd bedrag binnen twee weken na heden zal overmaken na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden.
3.6.
Bepaalt dat het voorschot van [eiseres], nu aan deze partij een toevoeging is verleend, voorlopig ten laste van ’s Rijks kas komt.
3.7.
Bepaalt dat het deskundigenonderzoek dient plaats te vinden met inachtneming van de inhoud van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen via http://www.rechtspraak.nl/Procedures/Landelijke-regelingen/Sector-civiel-recht/Documents/Leidraad_deskundigen_WT.pdf ), het navolgende en onverminderd het bepaalde in de artikelen 194-200 Rv.
3.8.
Bepaalt dat [eiseres] het procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen.
3.9.
Bepaalt dat Mediant het medisch dossier van [eiseres], wat betreft de periode tot en met 8 februari 2012 aan de deskundige dient te doen toekomen.
3.10.
De deskundige zal niet eerder met haar werkzaamheden beginnen dan nadat zij van de griffier bericht heeft ontvangen, dat het volledige voorschot is gedeponeerd.
3.11.
Mocht gedurende het onderzoek blijken dat het gedeponeerde voorschot onvoldoende zal zijn, dan dient de deskundige zo spoedig mogelijk aanvulling daarvan te verzoeken.
3.12.
De deskundige zal het schriftelijk en ondertekend bericht van haar bevindingen samen met haar declaratie zo spoedig mogelijk, maar in beginsel uiterlijk binnen drie maanden na aanvang van het onderzoek in drievoud inleveren ter griffie van deze rechtbank, locatie Almelo.
3.13.
Wanneer het bericht die dag nog niet is binnengekomen, kan de rechter op verzoek van (één van de) partijen een nadere termijn van inlevering stellen.
3.14.
De deskundige dient bij het onderzoek partijen in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen. Uit het schriftelijk bericht moet blijken of aan dit wettelijk voorschrift is voldaan. Van de inhoud van de opmerkingen en verzoeken zal in het schriftelijk bericht melding worden gemaakt.
Indien een partij schriftelijk opmerkingen aan de deskundige doet toekomen, verstrekt zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij.
3.15.
De griffier zendt partijen afschrift van het schriftelijke bericht van de deskundige.
3.16.
De griffier betaalt het honorarium van de deskundige uit het gestelde voorschot terstond nadat het bericht is gedeponeerd. Voor zover dit voorschot onvoldoende zou zijn, geldt artikel 195 Rv.
3.17.
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Lorist en in het openbaar uitgesproken op
18 februari 2015. [1]

Voetnoten

1.type: