Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het proces-verbaal ex artikel 438 lid 4 Rv (deurwaardersrenvooi) van 2 februari 2015 met bijlagen;
- de e-mail van gerechtsdeurwaarder B. Pap (hierna: de deurwaarder) van 3 februari 2015 met bijlage;
- de e-mail van de deurwaarder van 17 februari 2015 met bijlagen;
- de mondelinge behandeling op 20 februari 2015.
2.De feiten
gelast dat [gedaagde] na betekening van dit vonnis medewerkers van SWZ en/of derden toelaat en gedoogt in het gehuurde en zo nodig zijn medewerking verleent om herstelwerkzaamheden te laten uitvoeren ter oplossing van de lekkageproblematiek te Zwolle aan het [adres 2] en [adres 1];
veroordeelt [gedaagde] om aan SWZ te betalen een bedrag van € 50,00 per dag voor elke dag dat [gedaagde] nalaat – op eerste verzoek van SWZ daartoe – om gevolg te geven aan dit vonnis, tot een maximum van
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.Het bezwaar
4.De beoordeling
omdatde executant gebruik wil maken van een uitspraak die hem het recht geeft zonder medewerking van de bewoner werkzaamheden te verrichten. Artikel 558 Rv lijkt er in de letterlijke tekst derhalve van uit te gaan dat een gedeeltelijke ontruiming noodzakelijk is om de executant de bevoegdheid te geven de woning te betreden teneinde de werkzaamheden uit te voeren. De vraag is of het voor het uitvoeren van de desbetreffende dringende werkzaamheden ook noodzakelijk is de woning gedeeltelijk (tijdelijk) te (laten) ontruimen. Het antwoord hierop zal in de meeste gevallen ontkennend zijn. Er moet vanzelfsprekend wel toegang tot de woning worden verkregen voor het uitvoeren van de werkzaamheden, maar een (tijdelijk) ontruiming zal niet alleen lang niet altijd noodzakelijk zijn, maar daarnaast vaak ook onnodig belastend voor de huurder. In dat geval is (tijdelijke) ontruiming voor het ten uitvoer kunnen leggen van de uitspraak, waarin de bewoner verplicht wordt de werkzaamheden te gedogen, niet noodzakelijk. Hoewel artikel 558 Rv niets zegt over de bevoegdheid van de schuldeiser (lees: de verhuurder) de onroerende zaak tegen de wil van de schuldenaar (lees: de huurder) te betreden, kan naar voorshands oordeel van de voorzieningenrechter artikel 444 Rv analoog worden toegepast, nu in dit geval slechts het betreden (minder vergaand dan ontruimen, hetgeen overigens ook niet door SWZ is gevorderd) nodig is voor het uitvoeren van de werkzaamheden. In dat geval voldoet een uitspraak waarin de verhuurder gerechtigd wordt werkzaamheden te verrichten en de bewoner veroordeeld wordt om deze te gedogen, zoals in dit geval, aan artikel 558 Rv. De bevoegdheid tot binnentreden van de deurwaarder volgt dan weer uit artikel 558 jo. 557 jo. 444 Rv.