In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, betreft het een kort geding tussen de stichting Woningstichting Rentree en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De procedure is gestart naar aanleiding van een geschil over de betaling van huur en de renovatie van de huurwoning van [gedaagde]. De huurovereenkomst is op 3 mei 2013 gesloten, waarbij Rentree de woning aan [gedaagde] verhuurt voor een maandelijkse huurprijs van € 521,78. In 2014 heeft Rentree groot onderhoud aan de woningen in de wijk uitgevoerd, wat ook gevolgen had voor de woning van [gedaagde]. Na het uitvoeren van de werkzaamheden heeft [gedaagde] verschillende klachten geuit over de staat van de woning en heeft hij Rentree aansprakelijk gesteld voor schade die hij heeft geleden.
Rentree heeft in het kort geding gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de woning te ontruimen en de achterstallige huur van € 1.850,00 te betalen. [gedaagde] heeft zich verweerd door te stellen dat hij de huur heeft ingehouden vanwege gebreken aan de woning en dat hij recht heeft op huurprijsverlaging. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Rentree een spoedeisend belang heeft bij de betaling van de achterstallige huur, maar dat de gevorderde ontruiming niet gerechtvaardigd is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand niet zo ernstig is dat deze ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De vordering van Rentree tot betaling van de achterstallige huur is toegewezen, terwijl de vordering tot ontruiming is afgewezen. In reconventie is [gedaagde] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen.