ECLI:NL:RBOVE:2014:940

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 februari 2014
Publicatiedatum
25 februari 2014
Zaaknummer
07.663430-11 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de strafbaarheid van de coffeeshop Sky High in Zwolle en de betrokkenheid van de verdachten bij hennephandel

Op 25 februari 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de organisatie van de coffeeshop Sky High in Zwolle. De rechtbank oordeelde dat de coffeeshop schuldig was aan het hebben van te grote handelsvoorraden hennep, maar dat de vier verdachten geen straf opgelegd kregen. De rechtbank stelde vast dat het Openbaar Ministerie, de politie en de gemeente op de hoogte waren van de achterdeurproblematiek en dat zij de coffeeshop eerder hadden moeten waarschuwen voor de striktere handhaving van de regels. De rechtbank miste een integrale visie van de lokale autoriteiten op coffeeshops van deze omvang. De verdachten waren betrokken bij de bevoorrading van de coffeeshop en de rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen hen. De rechtbank verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van een van de tenlastegelegde feiten wegens strijd met het ne bis in idem-beginsel. De rechtbank legde aan de verdachte een taakstraf op van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De uitspraak benadrukt de complexiteit van het coffeeshopbeleid en de rol van lokale autoriteiten in de handhaving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Afdeling Strafrecht - Meervoudige Strafkamer te Zwolle
Parketnummer: 07.663430-11 (P)
Uitspraak: 25 februari 2014
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte 3],
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2013, 13 en 14 januari 2014 en 13 februari 2014.
De verdachte is op alle terechtzittingen verschenen, met uitzondering van de laatste zitting. Verdachte werd telkens bijgestaan door mr. M.A.C. van Vuuren, advocaat te Amsterdam.
Als officier van justitie was aanwezig op 13 januari en 14 januari en 13 februari 2014, mr. P. de Jong.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(Volgt tenlastelegging zoals die ter terechtzitting d.d. 13 januari 2014 is gewijzigd)
1.
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met 15 november 2011 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of vervoerd en/of afgeleverd en/of verstrekt aan Coffeeshop Sky High en/of [verdachte 2] (een) (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) hennep, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft
gehad (in (een) pand(en)/woning(en) en/of (een) garagebox(en) aan:
* de [adres 1] te Zwolle (kantoor verdachte [verdachte 1]) en/of
* de [adres 2] te Zwolle (woonadres verdachte [verdachte 1]) en/of
* de [adres 3] en/of [nummer], (garageboxen) en/of
* de [adres 4] te Zwolle (woonadres [verdachte 3]),
een grote hoeveelheid hennep (meer dan 20 kilogram), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet.
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet.
2.
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met 15 november 2011 in de gemeente Zwolle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of vervoerd en/of afgeleverd en/of verstrekt aan
- [medeverdachte 1] ([adres 5]) en/of
- [medeverdachte 2] ([adres 6]) en/of
- [medeverdachte 3] ([adres 7]) en/of
- [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] ([adres 8]) en/of
- [medeverdachte 6] ([adres 9]) en/of
- [medeverdachte 7] ([adres 10]
en/of één of meerdere tot nu toe onbekend gebleven personen een hoeveelheid henneplanten en/of hennepstekken, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet.
3.
hij op of omstreeks 15 november 2011 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in garagebox [nummer] op/aan de [adres 3]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 3000 hennepplanten en/of hennepstekken, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet.
4.
hij op of omstreeks 15 november 2011 in de gemeente Zwolle opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 82 XTC pillen/tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of methamfetamine en/of amfetamine, zijnde 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of methamfetamine en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet.
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met 15 november 2011 in de gemeente Zwolle en/of op één of meerdere locaties elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke werd gevormd door verdachte en/of één of meer medeverdachten, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of vervoeren en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of aanwezig hebben van één of meerdere kilogram(men) hennep en/of hennepstekken en/of een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijn de hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet en/of welke organisatie (mede) door hem, verdachte, en/of één of meer medeverdachte(n) is opgericht en/of aan welke organisatie (mede) door hem, verdachte, en/of één of meer medeverdachte(n) feitelijk leiding is/werd
gegeven en/of tot het plegen van bovengenoemd(e) misdrijf/misdrijven (mede) door hem, verdachte, en/of één of meer van zijn medeverdachte(n) opdracht is/werd gegeven en/of aan welke bovengenoemde verboden gedraging(en) (mede) door hem, verdachte, en/of één of meer van zijn medeverdachte(n) feitelijk leiding is/werd gegeven;
art 11a Opiumwet
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Ten gevolge van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging in het onder 1 ten laste gelegde in de zevende regel "[straat 1]" in plaats van "[weg 1]" en in de tiende regel “[weg 2]” in plaats van “[straat 2]”. De rechtbank ziet het voorgaande als kennelijke verschrijvingen en herstelt deze verschrijvingen door bij beide verschrijvingen het laatste te lezen voor het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting wordt de verdachte daardoor in de in de verdediging niet geschaad.
VOORVRAGEN [1]

Geldigheid dagvaarding en bevoegdheid rechtbank

De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Ne bis in idemDe rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte zowel in het onder 1 ten laste gelegde als het onder 3 ten laste gelegde wordt verweten een hoeveelheid hennep aanwezig te hebben gehad in een garagebox [nummer] aan de [adres 3]. Het tenlastegelegde onder 1 betreft meer handelingen dan het aanwezig hebben, gedurende een langer periode dan onder 3 ten laste is gelegd, maar beslaat eveneens hetzelfde verwijt als onder 3 ten laste is gelegd. De rechtbank zal derhalve het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde wegens strijd met het “ne bis in idem”-beginsel.

Onvoldoende gevolg gegeven aan onderzoekswensenDe raadsman heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging met betrekking tot hetgeen onder 2, achter het zesde gedachtestreepje is tenlastegelegd. De raadsman heeft aangevoerd, dat hij op 7 maart 2013 heeft verzocht om een stuk, te weten een aangifte tegen [medeverdachte 7], toe te voegen aan het dossier en dat de rechtbank op 21 maart 2013 dit verzoek heeft toegewezen. Het openbaar ministerie heeft niet voldaan aan de opdracht van de rechtbank. Het verdedigingsbelang is daarmee ernstig geschonden. Er is sprake van schending van artikel 6 EVRM.
De rechtbank constateert dat uit het dossier blijkt, dat de politie reeds onderzoek had gedaan naar mutaties met betrekking tot de [adres 10], het woonadres van [medeverdachte 7], meer in het bijzonder ook met betrekking tot het jaar 2009. Dat had niets opgeleverd. In navolging van de beslissingen van de rechtbank van 21 maart 2013 met betrekking tot het op verzoek van de verdediging toevoegen van stukken aan het dossier heeft het openbaar ministerie (kort) voorafgaand aan de zitting een (groot) aantal stukken doen toekomen aan de rechtbank en de verdediging. De rechtbank constateert dat uit die stukken onvoldoende blijkt welke (onderzoeks)handelingen door het openbaar ministerie zijn uitgevoerd in relatie tot de beslissing van de rechtbank om stukken en mutaties met betrekking tot de [adres 10] toe te voegen aan het dossier. In die zin is er sprake van een verzuim. De rechtbank is echter van oordeel dat geen sprake is van het zodanig handelen in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde, dat het openbaar ministerie niet in de vervolging kan worden ontvangen. Als uitgangspunt heeft te gelden dat artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering – voor zover hier van belang – uitsluitend betrekking heeft op onherstelbare vormverzuimen die zijn begaan bij het voorbereidend onderzoek tegen een verdachte, waaronder normschendingen bij de opsporing, ter zake van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake.
Opgewekt vertrouwen
Standpunten van de verdediging
De raadsman heeft – kort gezegd – naar voren gebracht dat bij verdachte het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat hij niet zou worden vervolgd. Hij was in de veronderstelling dat zijn handelen, als noodzakelijke component voor het functioneren van de coffeeshop Sky High (hierna te noemen: Sky High), zou worden gedoogd. De handelswijze van medeverdachte [verdachte 1] inzake de bevoorrading van Sky High werd namelijk eveneens gedoogd.
Standpunten van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie heeft het openbaar ministerie geen enkele toezegging gedaan die bij verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen heeft kunnen wekken, dat hij niet (verder) vervolgd zou worden. Hij heeft daarbij verwezen naar het “Checkpoint-arrest” van de Hoge Raad, ECLI:HR:NL:2013:7.
Het oordeel van de rechtbank
Alvorens tot een oordeel te komen over de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in verband met eventueel opgewekt vertrouwen zal de rechtbank enkele overwegingen besteden aan achtereenvolgend het gedoogbeleid, de exploitatie en de handelsvoorraad van Sky High, de controle door politie, gemeente en justitie op de bedrijfsvoorraad en het toetsingskader in deze.
Het gedoogbeleid
De rechtbank stelt voorop dat uit de Aanwijzing Opiumwet van het College van Procureurs-Generaal, die gold in de in de tenlastelegging genoemde periode, kan worden opgemaakt dat bij het coffeeshopbeleid sprake is van het gedogen van bepaalde strafbare feiten. In het kader van dat gedoogbeleid heeft de gemeente Zwolle in haar Integraal Horecabeleid 2007 [2] , onder punt 3.0. de gedoogcriteria voor de coffeeshops uiteengezet.
Aan een coffeeshop kan een gedoogvergunning worden verleend, onder bepaalde voorwaarden (de zogenoemde AHOJG-criteria: geen reclame maken (affichering; A), geen harddrugs voorhanden hebben of verkopen (harddrugs; H), geen overlast veroorzaken (overlast; O), niet toegankelijk zijn voor en niet verkopen aan jeugdigen (jeugd; J) en slechts een beperkte hoeveelheid verkopen per transactie (geringe hoeveelheid; G). Indien een coffeeshop met een gedoogvergunning zich houdt aan die voorwaarden, zal in beginsel tegen die coffeeshop niet strafrechtelijk worden opgetreden. Tevens heeft de gemeente Zwolle in haar gedoogvoorwaarden opgenomen dat de maximale handelsvoorraad van een coffeeshop met gedoogvergunning is vastgesteld op 500 gram. Deze omvang van 500 gram is volgens het landelijke coffeeshopbeleid de handelsvoorraad die een gemeente maximaal mag toestaan.
De rechtbank stelt vast dat door de gemeente Zwolle aan Sky High voor het laatst op 6 september 2010 een (vervolg-)gedoogvergunning [3] is verleend. Die vervolggedoogvergunning is op naam gesteld van medeverdachte [verdachte 2].

De exploitatie van Sky High en de handelsvoorraad
De rechtbank overweegt dat medeverdachte [verdachte 1] bij de politie [4] heeft verklaard dat zijn rol rondom de exploitatie van Sky High voornamelijk betrekking heeft op de bevoorrading van de coffeeshop. Hij heeft verklaard dat hij niet de exploitant is van Sky High maar dat zijn ex-vrouw en medeverdachte [verdachte 2] eigenaresse is van de coffeeshop en dat hij gedurende het bestaan van Sky High voor de bevoorrading heeft gezorgd. Dit houdt in dat [verdachte 1] de inkoop van hennep verzorgde via telers en de hennep leverde aan Sky High.
Volgens de vader van medeverdachte [verdachte 1], te weten [verdachte 4] [5] , wordt de (grotere) voorraad elders opgeslagen, aan de [adres 1] te Zwolle. [verdachte 4] heeft voorts verklaard dat in het pand aan de [weg 1] een kluis aanwezig was waarin de voorraad voor Sky High werd bewaard en dat van daaruit de voorraad in de coffeeshop door hem wordt bijgevuld, soms wel tot driemaal per dag. Indien verdachten [verdachte 1] of [verdachte 4] niet aanwezig waren, nam verdachte [6] de honneurs waar. Verdachte heeft bij de politie verklaard de beschikking te hebben over een sleutel van het kantoor aan de [adres 1] te Zwolle als ook een sleutel van de kluis in het kantoor waar de wietvoorraad in werd bewaard.
Ook heeft verdachte weleens, bij afwezigheid van medeverdachte [verdachte 4], de wiet van de telers ingenomen ten behoeve van Sky High. Verdachte verleende dus de nodige hand- en spandiensten, zodat de exploitatie van Sky High continue was gegarandeerd.
De controle door politie, gemeente en justitie op de bedrijfsvoorraad van de coffeeshop
Naar aanleiding van nadere onderzoekswensen zijn als getuigen bij de rechter-commissaris gehoord, [getuige 1]; [getuige 2]; [getuige 3]; [getuige 4]; [getuige 5]; [getuige 6]; [getuige 7]; [getuige 8]; [getuige 9]; [getuige 10]; [getuige 11]; [getuige 12] en [getuige 13].
Voornoemde personen zijn als ambtsdragers direct of indirect betrokken geweest bij het lokale driehoeksoverleg dan wel de eventuele controle op de AHOJG-criteria en de maximale handelsvoorraad. De rechtbank stelt vast dat uit de verklaringen van voornoemde getuigen valt op te maken dat het onder de diverse ambtsdragers algemeen bekend was dat er een grotere handelsvoorraad dan de maximaal geldende 500 gram moet zijn geweest gezien de omstandigheid dat Sky High een zeer goed lopende coffeeshop was en nog steeds is.
Voorts stelt de rechtbank vast dat uit de getuigenverklaringen naar voren is gekomen dat vanuit het driehoeksoverleg geen opdracht is gegeven om op die 500 gramsnorm actief te controleren.
Ook een Bibob-melding betreffende Sky High in 2009 heeft niet geleid tot controle en evenmin tot enig nader onderzoek, laat staan tot een bestuursrechtelijke sanctie.
Toetsingskader
De Hoge Raad [7] heeft in zijn arrest van 2 juli 2013, het zogenaamde “Checkpoint-arrest” met betrekking tot de niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie het volgende overwogen:
“ De beslissing van het openbaar ministerie om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde (vgl. HR 6 november 2012, LJN BX4280, NJ 2013/109).
2.4.2.
Zo'n uitzonderlijk geval doet zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet nadat door het openbaar ministerie gedane, of aan het openbaar ministerie toe te rekenen, uitlatingen (of daarmee gelijk te stellen gedragingen) bij de verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen hebben gewekt dat hij niet (verder) zal worden vervolgd.
Aan uitlatingen of gedragingen van functionarissen aan wie geen bevoegdheden in verband met de vervolgingsbeslissing zijn toegekend kan zulk gerechtvaardigd vertrouwen dat (verdere) vervolging achterwege zal blijven evenwel in de regel niet worden ontleend (vgl. HR 8 mei 2012, LJN BW5002).
De rechtbank zal dienen te beoordelen of in casu sprake is van een zo uitzonderlijk geval als door de Hoge Raad in het hiervoor genoemde arrest bedoeld.
De rechtbank constateert daarbij dat verdachte niet als exploitant of beheerder op de vervolggedoogvergunning inzake Sky High d.d. 6 september 2010 staat vermeld. Uit het dossier blijkt wel dat verdachte zeer nauw betrokken is geweest bij de exploitatie van de coffeeshop. De werkzaamheden van verdachte zijn zo nauw verweven met de werkzaamheden van de medeverdachten en zijn rol in het geheel is dermate groot dat de rechtbank hierin aanleiding ziet om het verweer van verdachte dat ziet op de gedoogsituatie aan toetsing te onderwerpen.

Gerechtvaardigd vertrouwen
De rechtbank dient dus te toetsen of verdachte uit aan het openbaar ministerie toe te rekenen uitlatingen (of daarmee gelijk te stellen gedragingen) het gerechtvaardigd vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat hij niet (verder) zou worden vervolgd voor de op de tenlastelegging vermelde feiten.
De rechtbank stelt mede aan de hand van het landelijke en gemeentelijke gedoogbeleid vast dat van expliciet gedogen van het aanhouden van een externe bedrijfsvoorraad van meer dan 500 gram hennep nooit sprake is geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank kon verdachte uit de omstandigheid dat politie, gemeente en justitie al dan niet impliciet wetenschap hadden van de aanwezigheid van een externe bedrijfsvoorraad en het vervolgens daarop niet (actief) handelen, niet het vertrouwen ontlenen dat hij niet zou worden vervolgd voor zover zijn handelingen betrekking hadden op (onder meer) de bevoorrading van Sky High. Immers, het uitblijven van handhavend optreden kan niet op één lijn worden gesteld met een door het openbaar ministerie gedane, of aan het openbaar ministerie toe te rekenen, uitlating, (aldus ook de Hoge Raad in voormeld arrest).
De rechtbank stelt daarom vast dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSOVERWEGINGEN
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder 1, 3, 4 en 5 ten laste is gelegd.
De officier van justitie heeft met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde vrijspraak gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
Het onder 1 ten laste gelegde
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman partiele vrijspraak bepleit van de duur van de ten laste gelegde periode, nu verdachte slechts enkele malen de bijvulling heeft verzorgd voor Sky High. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat voor zover de tenlastelegging er op toeziet dat verdachte op een of meer verschillende tijdstippen heeft vervoerd, afgeleverd/verstrekt aan Sky High en op die momenten ook de betreffende hennep voorhanden heeft gehad op de [adres 1] te Zwolle, dit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Met betrekking tot het aanwezig hebben van hennep in de in de tenlastelegging genoemde garageboxen ([adres 3]) en in de woning van verdachte ([adres 4]) stelt de raadsman dat het hier voornamelijk ging om hennepgruis (waarvan slechts ongeveer 5 % als werkzame stof kan worden aangemerkt) en slechts om een klein gedeelte gedroogde hennep. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat die hennep niet voor de coffeeshop bestemd was en dat de vermeende medeverdachten hier geen bemoeienis mee hebben gehad. Derhalve kan volgens de raadsman het medeplegen van het aanwezig hebben van hennep op de twee voornoemde locaties niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Het onder 2 ten laste gelegde
De raadsman heeft met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier niet is gebleken dat verdachte betrokken is geweest bij het onderhavige feit.
Het onder 3 ten laste gelegde
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het medeplegen van dit feit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte het feit heeft bekend, maar dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met de vermeende medeplegers.
Het onder 4 ten laste gelegde
Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat in 9 van de 82 pillen die bij verdachte zijn aangetroffen, geen stof van Lijst I van de Opiumwet is aangetroffen waardoor het totaal komt op 73 pillen in plaats van de ten laste gelegde 82 pillen. Met betrekking tot het onder 4 overige ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het onder 5 ten laste gelegde
Met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde heeft de raadsman primair vrijspraak gevorderd indien in de strafzaken van de medeverdachten de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wordt aangenomen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het medeplegen in dat geval, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard noch dat sprake is van een crimineel samenwerkingsverband. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de handelingen van verdachte onvoldoende (structureel) zijn geweest om vast te stellen dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een groter verband, te weten een criminele organisatie. Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat het criminele oogmerk aan het handelen van verdachte ontbreekt en dat hij geen opzet heeft gehad op deelname aan een criminele organisatie. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte de criminele organisatie (mede) heeft opgericht of daar feitelijk leiding aan heeft gegeven.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen [8] , het navolgende.
1.
Op 24 november 2011 heeft medeverdachte [verdachte 1] [9] bij de politie het volgende verklaard:
(..)
V: Hoe ben jij in de onderneming Sky High gekomen?
A: Ik ben daarmee begonnen in de jaren dat ik ook als vervoerder werkte. Een vriend van mij werkte in een coffeeshop en ik had in de gaten dat daar geld in te verdienen viel. Twee weken later had ik een pand gehuurd en ben begonnen. Dat was in de begin jaren 90. Dat was hetzelfde pand als waar de Sky high ook nu nog zit.
V: Welke rechtsvorm had Sky High toen?
A: Ik ben begonnen als eenmanszaak. Op een gegeven moment heb ik de zaak op [verdachte 2] haar naam gezet, zij was toen mijn vriendin. We hebben dat toen gedaan vanwege de risico’s die de achterdeurproblematiek met zich mee bracht. Ik had een gedoogvergunning en als ik dan gepakt zou worden met de bevoorrading dan konden ze de gedoogvergunning intrekken. V: Hoe waren de werkzaamheden van de bestuurders verdeeld?
A: Ik deed de inkoop, zorgde dus voor de bevoorrading van de shop en [verdachte 2] deed de boekhouding. We stonden in die tijd ook samen wel in de shop. Tegenwoordig hebben we wel personeel en staan we niet meer zo vaak achter de balie.
(..) Toen we die BV zijn begonnen begon het ook beter te lopen. Volgens mij was het zo rond 2004. Je kunt stellen dat het vanaf het begin een stijgende lijn vertoonde.
V: Hoe werd de administratie verzorgd?
A: Dat doet [verdachte 2]. Dat is haar pakkie aan. (..)[verdachte 2] deed ook de personeelszorg.
V: Wat was jouw rol binnen Sky High?
A: Ik deed het grijze gebeuren, zeg maar. De achterdeur. Ik kocht de softdrugs in van de telers.
V: Hoe werd de winst uit de onderneming verdeeld?
A: Toen [verdachte 2] en ik nog samen waren was er volgens mij een gezamenlijke rekening. Volgens mij heb ik ook een tijd een vast salaris gehad. Aan het eind van het jaar bleef er geld over en dat was voor ons samen. Officieel ben ik van [verdachte 2] gescheiden in 2007, maar ik was al eerder niet meer bij haar.
V: Wanneer ben jij uit de onderneming Sky High gegaan?
A: Dat was volgens mij in 1994 of 1995 geweest. Toen is de zaak op [verdachte 2] haar naam gezet. In 1994/1995 is het omgezet in een BV. Toen ging de gemeente protesteren en in 2007/2009 is de zaak weer een eenmanszaak geworden op [verdachte 2] haar naam. Gedurende het bestaan van de Sky High heb ik altijd voor de bevoorrading gezorgd.
(..)
A: Na de scheiding krijg ik alimentatie vanuit de Sky High. Mijn voorschot is maandelijks 10.000 euro. Aan het einde van het jaar volgt een naberekening. Dat was voor 2010 iets van
400.000 euro bruto. Dat is dus de winst uit de onderneming.
(..)
V: Waaruit bestaat het “facilitair zijn aan de onderneming” zoals genoemd in het scheidingsconvenant?
A: Dat houdt in dat ik de bevoorrading van Sky High blijf doen, dus de achterdeurproblematiek.
V: Waaruit bestaan jouw werkzaamheden nu voor Sky High in het kader van het scheidingsconvenant?
A: Ik doe dus de inkoop en lever aan Sky high. Ik weet dat het illegaal is, maar hoe moet het anders. In de shop mag je maximaal 500 gram hebben en dat is het. Dat is dus onwerkbaar.
(..)
2.
Op 15 februari 2012 heeft medeverdachte [verdachte 2] [10] het volgende bij de politie verklaard:
(..)
V: Hoe bent u in de onderneming Sky High gekomen?
A: In 1990 zijn [verdachte 1] en ik de coffeeshop Sky High in de van Karnebeekstraat in Zwolle
begonnen. We hebben hetzelfde pand waar we nu inzitten destijds gehuurd en zijn
daar toen begonnen. (..)
3.
Op 16 februari 2012 heeft medeverdachte [verdachte 2] [11] het volgende bij de politie verklaard:
V: Wat is uw rol binnen Sky High?
A: ik ben eigenaar
(..)
Ik ben sinds jaar en dag eigenaar van Sky High te Zwolle, aan de van Karnebeekstraat.
4.
Uittreksel van de Kamer van Koophandel [12] waaruit blijkt dat medeverdachte [verdachte 2] eigenaar is van Sky High sinds 01-01-2004.
Proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming [13] inzake medeverdachte [verdachte 4]:
Uit het proces-verbaal blijkt dat verdachte bij aanhouding op 15 november 2011 een plastic tas bij zich had met als inhoud:
- 1 wit doosjes met tipjes
- 1 doos grote vloei van het merk Smoking Weed:
- 5 NL, 10 zakjes, totaal gewicht 6,7 gram
- 10 NL, 10 zakjes, totaal gewicht 12,3 gram
- 10 Shiva, 10 zakjes, totaal gewicht 14 gram
- 5 DD, 60 zakjes, totaalgewicht 3 8,4 gram
- 10 DD, 40 zakjes, totaalgewicht 50,8 gram
- 5 OB, 10 zakjes, totaalgewicht 6,4 gram
- 5 SM, 10 zakjes, totaalgewicht 6,7 gram
- SlO H, 10 zakjes, totaalgewicht 9 gram
- 10 WW, 10 zakjes, totaalgewicht 11,4 gram
- 10 Polm, 5 zakjes, totaalgewicht 7,05 gram
- Voorgedraaide joint, aantal 75 stuks.
6.
Op 15 november 2011 heeft medeverdachte [verdachte 4] [14] bij de politie het volgende verklaard:
(..)
V: U gaf net aan dat u vanmiddag op straat bent aangehouden.
A: Ik stap uit de auto, ik was bij de coffeeshop Sky High aan de Van Karnebeekstraat. Ik wilde daar iets afgeven, dat doe ik altijd. Dat doe ik al jaren.
(..)
V: Wij zijn vanmiddag bij u in de cel geweest. Mijn collega is bij u geweest om de code van de kluis te vragen. Weet u waarom dit was?
A: Dat klopt dat heb ik gegeven. Ik heb goed meegewerkt. Ik wilde in eerste instantie de code niet gegeven omdat het geld in de kluis van de coffeeshop is en ik was daar verantwoordelijk voor.
V: Wat zou het bedrag in de kluis zijn?
A: Het was van de hele week, ik denk zo’n 25.000 euro.
V: Wist u toen u vanmiddag werd aangehouden waarvoor u werd aangehouden?
A: Eerst niet. Ik zag dat kaartje wel. Maar toen ze die plastic tas afpakten, een plastic Albert Heijn tas volgens mij, dacht ik wel dat het om de wiet ging.
V: Hoe lang doet u dit al?
A: Al jaren. Zo lang als ik daar woon. Acht jaar al. Ik heb daar nooit moeilijk over gedaan. Ik heb kantoor aan huis en ik krijg dan een fax met daarop de bestelling wat ik in een zak moet doen en dan breng ik dat heen. Maar de coffeeshop mag niet zoveel hebben. 500 gram
maximaal. In de kast zitten allemaal laden. Ik pakt uit de laden de bestelling die ik via de fax krijg. Soms een keer per dag maar soms ook drie keer per dag.
V: Van wie is die kast met voorraad?
A: Van de coffeeshop.
V: Maar die kast staat in uw huis.
A: Ja. Dat klopt. Dat kan gebeuren.
V: Van wie is de coffeeshop?
A: Van mevrouw [verdachte 2].
V: Hoe noemt u mevrouw [verdachte 2]?
A: Ik noem haar [verdachte 2].
V: Maar op sommige dagen gaat u drie keer per dag naar de coffeeshop.
A: Ja dat klopt. Anders moet mijn zoon dat doen.
V: Dus u doet dat voor uw zoon?
A: Ja dat klopt. Voor mijn zoon [verdachte 1].
7.
Op 16 november 2011 heeft medeverdachte [verdachte 4] [15] het volgende bij de politie verklaard:
(..)
V: Is de [adres 1] een koop of huurhuis?
A: Ik huur het huis van mijn zoon [verdachte 1]. [verdachte 1] heeft het huis gekocht.
(..)
V: Bent u de enige die voorraad naar de coffeeshop brengt?
A: Ja, samen met [verdachte 1].
(..)
V: Hoe weet u wat op de bestelling staat?
A: In de kast met allerlei soorten wiet staat per soort er op wat er in zit. Ik heb er geen verstand van dus ik pak gewoon wat ik lees. De wiet komt al bij ons in kleine zakjes, ik verpak dus niks.
(..)
V: Kent u dit?
0: Ik laat de verdachte een faxlijst zien afkomstig van Sky High.
A: Ja. Dit is een faxlijst. Oh. . . dit is van 14 november, dat is een nieuwe.
V: Maar hoe werkt dit dan?
A: Ik lees wat ze nog op voorraad hebben en dat vul ik aan tot een gewicht van 500 gram omdat de coffeeshop niet meer op voorraad mag hebben. Ik reken dat een beetje uit, dat gaat nog prima. Ik heb thuis een lijst wat er ongeveer in de coffeeshop moet zijn. Er zijn ook
soorten bij die niet zo hard lopen.
(..)
V: Wat is de rol van [verdachte 2]?
A: Ze is eigenaar en directrice van de zaak. En ze doet de boekhouding. [verdachte 1] en [verdachte 2] hebben samen kinderen en ze hebben elkaar nodig in de coffeeshop. Hij is geen mede-eigenaar.
(..)
Ik kan u nog wel vertellen dat ik iedere dag de kas opmaakt van de coffeeshop. In de kassacomputer in de shop wordt de omzet berekend en ik zorg iedere dag voor een kassalade
met kleingeld zodat er genoeg wisselgeld is.
V: Wie brengt de kassalade naar Sky High?
A: Dat doe ik soms zelf, dat doe ik iedere ochtend als er nog niemand is.
8.
Op 16 november 2011 heeft medeverdachte [verdachte 4] [16] aanvullend bij de politie verklaard:
(..)
V: U had gisteren een sleutelbos bij u, daar zat onder andere de autosleutel van de Mercedes aan. Waar zijn die andere sleutels voor?
A: Die ene sleutel hoort bij de voorraadkast van de coffeeshop.
(..)
V: Wie heeft er nog meer een sleutel van de voorraadkast?
A: Alleen [verdachte 1].
V: En [verdachte 3] dan?
A: [verdachte 3] volgens mij niet maar [verdachte 3] heeft wel een sleutel van het kantoor aan de [weg 1] volgens mij. [verdachte 1] regelt dat allemaal.
(..)
9.
Op 25 november 2011 heeft medeverdachte [verdachte 4] [17] het volgende bij de politie verklaard:
(..)
V; Hoe verdient [verdachte 1] zijn geld?
A; Hij verdient zijn geld met het inkopen en leveren van de hennep aan de Sky high. Wat ze nodig hebben koopt [verdachte 1] in. Wat er voor financiële afspraken zijn tussen [verdachte 1] en [verdachte 2] weet ik niet.
(..)
V; Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte 3] een tijdje in de woning van [verdachte 1] heeft gezeten toen [verdachte 1] en [naam] op vakantie waren. Hoe zit dat?
A; [verdachte 3] moest toen op de woning passen. Als er geleverd moet worden aan de Sky High en ik kan niet dan doet [verdachte 3] dat. Toen [verdachte 1] op vakantie ging zat er genoeg in de kluis om de shop voor die 3 weken te voorzien. Dat was dus geen probleem.
(..)
A; Nou, dat zei ik als ik eens niet kon dan deed [verdachte 3] dat. Hij maakte dan de bestelling in orde en bracht het naar de shop. Dat was zo afgesproken met [verdachte 1]. Ik belde hem ook wel eens op omdat ik die dag niet kon. Hij deed dat dan.
V; Waar komt de wiet vandaan die is aangetroffen in uw kantoor?
A; Dat wordt door [verdachte 1] ingekocht. Een teler komt bij hem op kantoor met wiet en [verdachte 1] koopt dat dan. [verdachte 1] brengt het spul dan vervolgens naar een thuiswerker die de wiet in kleine gripzakjes stopt. Ook rolt die de joints die zijn aangetroffen in de kluis. Dat komt dan weer op kantoor en die stop ik dan in de kluis. Als de Sky High dan een bestelling door geeft dan maak ik die bestelling in orde en breng die weg. Als ik of [verdachte 1] eens een keer niet kan dan kan het ook zo zijn dat [verdachte 3] dat doet.
(..)
V; Bij de doorzoeking hebben we gezien dat de wiet in zakjes zit en dat er voorgerolde joints bij waren. Wie weegt die zakjes af en rolt die joints?
A; Dat doet dus die thuiswerker waar [verdachte 1] de wiet heen bracht. [verdachte 1] heeft meerdere thuiswerkers, volgens mij 3 of 4. (..)
V; Wie werken er allemaal bij Sky High en wat voor functie hebben zij daar?
A; [verdachte 2] is de eigenaresse en zij is daar ook regelmatig. (..)
V; U heeft verklaard dat u elke dag de kas opmaakt van de coffeeshop. Ook geeft u aan dat u de opbrengst afstort bij een bank. Hoe gaat dat in zijn werk?
A; Ik of [verdachte 1] gaan ‘s ochtends naar de shop. Daar staat dan in de kluis de kassa met de opbrengst van de dag daarvoor. Ik heb dan een andere kassalade met nieuw wisselgeld voor de komende dag. De kassa met de opbrengst van de dag ervoor nemen wij dan mee. Op de [weg 1] controleer ik de kassa. Tel het geld en doe dat in de kluis op de [weg 1]. Ik krijg een of twee keer in de week een sms-je van [verdachte 2] die mij aangeeft dat ik een bepaald bedrag naar de bank moet brengen. Ik breng dat geld dan in een sealbag naar de Frieslandbank op de burgemeester van Rooyensingel. Ik vul die formulieren ook in, in drievoud. Een gaat naar kantoor op de [weg 1], een naar de Friesland bank en een gaat naar [verdachte 2].
Dat wat ik nu beschrijf deed [verdachte 1] of ik.
(..)
10.
Op 28 november 2011 heeft verdachte [18] het volgende bij de politie verklaard:
(..)
V; Ken je [verdachte 1]?
A; Ja, die ken ik wel.
V; Wat is jouw bemoeienis met Sky High?
A; [verdachte 1] is verbonden aan de Sky High. Hij levert de wiet aan de Sky. Normaal gesproken brengt de vader van [verdachte 1] de wiet naar de Sky en als hij niet kon dan bracht ik de hennep. Ik had een sleutel van het kantoor en ik had ook een sleutel van de kluis in het kantoor waar de
wiet in zat.
(..)
V; De indruk die wij hebben is dat jij min of meer de rechterhand van [verdachte 1] bent.
A; Ja ik help met dingen.
(..)
V; Kwam je vaak in de Sky?
A; Jawel, ik deed daar wel eens een klusje als dat nodig was, en verder ook vaak om slap te ouwehoeren. Ik rook zelf ook wel eens joint. [verdachte 1] die vroeg dan aan mij of ik dit of dat wilde doen, ik deed dat dan. Het kwam ook wel voor dat ik zelf iets zag en dat dan deed.
11.
Op 29 november 2011 heeft verdachte [19] het volgende bij de politie verklaard:
(..)
V; Hoe zit het met de organisatie rondom Sky High? Wie doet wat?
A; Ik weet dat [verdachte 2] de Sky op naam heeft, [verdachte 1] zorgt voor de inkoop en de Sky wordt bevoorraadt door Opa. Ik verleen hand en spandiensten voor [verdachte 1], zoals ik gisteren ook al heb verklaard.
V; Je hebt gisteren aangegeven dat je wel eens klusjes doet voor [verdachte 1]. Wat kun je daarover vertellen?
A; Als Opa uit eten gaat of iets dergelijks dan breng ik de wiet ook wel naar de shop. De bestelling komt dan via de fax binnen, ik word dan vanuit de shop gebeld. Ik ga dan naar het kantoor aan de [weg 1] en maak de bestelling in orde en lever die af bij de shop. Ik zie het
niet als een vaste verplichting. Af en toe wordt mij iets gevraagd en als mij dat past dan doe ik het.
(..)
V; [verdachte 1] en Jisk hebben verklaard dat [verdachte 1] de hennep inkoopt van telers. Dat doet hij aan de [weg 1]. Wat kun je daar over zeggen?
A; Ik ben daar inderdaad wel eens bij geweest. (..)
V; Toen [verdachte 1] op vakantie was en jij in zijn woning zat. Wat heb je toen gedaan met betrekking tot de hennep?
A; Over het algemeen heeft opa toen de shop bevoorraad. Ik heb het in die tijd ook wel gedaan. Opa is in de avond wel eens moe en hij kwakkelt wat met zijn gezondheid dus de avondvulling deed ik vaak.
V; Heb jij wel eens hennep ingenomen van telers wat bestemd was voor de Sky High?
A; Daar ga ik verder niet op in. Ja, ik heb dat inderdaad wel een paar keer gedaan. [verdachte 1] was immers op vakantie en dan moet de zaak wel doorgaan. Ik heb ze nooit betaald, [verdachte 1] betaalde ze als hij terug was of opa betaalde de telers. (..)
V; Als de hennep is ingekocht wat gebeurt er dan mee?
A; Dan gaat het naar thuiswerkers. Ik heb daar nooit bemoeienis mee gehad. Ik weet ook niet wie dat zijn. (..)
12.
Proces-verbaal van doorzoeking ter beslagneming [20] d.d. 15 november 2011 inzake de woning aan de [adres 1] te Zwolle (verblijfadres medeverdachte [verdachte 4]):
Op dinsdag 15 november 2011, omstreeks 15.40 uur, werd door de officier van justitie (..), binnengetreden in een woning, [adres 1] Zwolle (..).
Op het adres [adres 1] te Zwolle staan ingeschreven en waren op het moment van doorzoeking aanwezig: [verdachte 4], geboren op [1927] (..)
Uit het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming kan worden opgemaakt dat in totaal in beslag is genomen: Hennep met een totaal nettogewicht van 8344,09 gram alsmede 1350 joints.
13.
Het expertiseverslag regionale Recherche Ondersteuning [21] inzake aangetroffen verdovende middelen tijdens de zoeking gehouden aan de [adres 1] te Zwolle.
GEWICHT / aantal Hennep / hash
8.344,09 gram Netto totaal
Joints: 1.350 stuks totaal
Goederen: Aan hoedanigheid, vorm, kleur en geur herken ik deze goederen als zijnde Hennep en Hash van het ras Cannabis.
Door mij, verbalisant is met behulp van de Drugs field Test Kit monsters genomen van het in
beslaggenomen materiaal en indicatief getest op 17-11-2011.
Ik zag daarbij dat de inhoud van het testbuisjes direct verkleurden van helder/doorzichtig naar rood. Hetgeen indicatief is voor de aanwezigheid van Cannabis.
14.
Het expertiseverslag regionale Recherche Ondersteuning [22] inzake aangetroffen verdovende middelen tijdens de aanhouding van medeverdachte [verdachte 4].
GEWICHT / aantal Hennep / hash
- 5 NL, 10 zakjes, totaal gewicht 6,7 gram
- 10 NL, 10 zakjes, totaal gewicht 12,3 gram
- 10 Shiva, 10 zakjes, totaal gewicht 14 gram
- 5 DD, 60 zakjes, totaalgewicht 3 8,4 gram
- 10 DD, 40 zakjes, totaalgewicht 50,8 gram
- 5 OB, 10 zakjes, totaalgewicht 6,4 gram
- 5 SM, 10 zakjes, totaalgewicht 6,7 gram
- SlO H, 10 zakjes, totaalgewicht 9 gram
- 10 WW, 10 zakjes, totaalgewicht 11,4 gram
- 10 Polm, 5 zakjes, totaalgewicht 7,05 gram
- Voorgedraaide joint, aantal 75 stuks.
Goederen: Aan hoedanigheid, vorm, kleur en geur herken ik deze goederen als zijnde Hennep en Hash van het ras Cannabis.
Door mij, verbalisant is met behulp van de Drugs field Test Kit monsters genomen van het in
beslaggenomen materiaal en indicatief getest op 18-11-2011.
Ik zag daarbij dat de inhoud van het testbuisjes direct verkleurden van helder/doorzichtig naar rood. Hetgeen indicatief is voor de aanwezigheid van Cannabis.
15.
Proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming [23] met betrekking tot de niet genummerde garagebox aan de [adres 3] d.d. 21 november 2011:
(..)
Op 15 november 2011, om 21:15 uur, is in opdracht en onder leiding van de officier van justitie (..), een garagebox doorzocht. Dit betreft een niet nader genummerde
garagebox, gelegen aan de [adres 3]. (..)
In de desbetreffende garagebox werd een doos aangetroffen met daarin hennep. De hennep zat in 3 zakken en had een totaal gewicht van 9.384 gram (netto). Deze hennep is vervolgens inbeslaggenomen. Zie voor verdere gegevens het desbetreffende expertiseverslag.
(..)
Bij de doorzoeking werden tevens diverse goederen aangetroffen die
benodigd zijn voor de inrichting van (hennep)kwekerijen.
16.
Het expertiseverslag regionale Recherche Ondersteuning [24] inzake aangetroffen verdovende middelen tijdens de zoeking gehouden in de garagebox met de witte deuren aan de [adres 3] te Zwolle.
GEWICHT / aantal
1
plastic zak gevuld met hennep: 226 gram Netto
1
plastic zak gevuld met hennep: 1.014 gram Netto
1
plastic zak gevuld met hennep: 1.720 gram Netto
1
plastic zak gevuld met hennep: 848 gram Netto
1
plastic zak gevuld met hennep: 892 gram Netto
1
plastic zak gevuld met hennep: 992 gram Netto
1
plastic zak gevuld met hennep: 992 gram Netto
1
plastic zak gevuld met hennep: 831 gram Netto
1
plastic zak gevuld met hennep: 1.869 gram Netto +
Totaal: 9.384 gram hennep Netto
Goederen: Aan hoedanigheid, vorm, kleur en geur herken ik deze goederen als zijnde Hennep van het [verdachte 3] Cannabis.
Door mij, verbalisant is met behulp van de Drugs field Test Kit monsters genomen van het in
beslaggenomen materiaal en indicatief getest op 16-11-2011.
Ik zag daarbij dat de inhoud van het testbuisjes direct verkleurden van helder/doorzichtig naar rood. Hetgeen indicatief is voor de aanwezigheid van Cannabis
17.
Proces-verbaal van doorzoeking ter beslagneming [25] d.d. 15 november 2011 inzake een woning aan de [adres 4] te Zwolle (verblijfadres verdachte):
(..)
Op dinsdag 15 november 2011, omstreeks 15:30 uur, waren we aanwezig bij het
pand aan de [adres 4] te Zwolle (..)
In de garage en in de woning werden hoeveelheden drugs aangetroffen wat later overgedragen is aan collega [verbalisant], drugsrechercheur. Van deze goederen werd door de drugsrechercheur een expertiseverslag opgemaakt. Totaal werd de inhoud van de drugs gewogen, totaal 2.717 gram.
• Een plastic doosje met gedroogde hennep, gewicht 27 gr. (codeC0.0l .01)
• Een plastic gripzak gevuld met gedroogd gruis van hennep bladeren en bloemtoppen, gewicht 1.168 gr. (code C0.01.04)
• Een plastic gripzak gevuld met gedroogde henneptoppen, gewicht 915 gr. (code C0.01 .06)
• Een plastic gripzak gevuld met gedroogde henneptoppen, gewicht 181 gr. (code C0.01 .08)
• Twee gtipzakjes met gebruikershoeveelheid hennep en hasj plus sigaretten (code C0.01.05)
• Vuilniszak gevuld met gedroogde henneptoppen, gewicht 426 gr. (code C2.04.01 .03)
• Plastic bakje met gebruikershoeveelheid + 3 gebruikershoeveelheid hennep (codeCl.02.04.01)
• Gripzakje met gebruikershoeveelheid hennep (code Cl .02.01.08)
• Gripzakje gevuld met hasj (code C2.04.0l.02)
Ook werden een paar zakjes met pillen aangetroffen, vermoedelijk XTC, wat afgegeven is aan de drugsrechercheur.
18.
Het expertiseverslag regionale Recherche Ondersteuning [26] inzake aangetroffen verdovende middelen tijdens de zoeking gehouden aan de [adres 4] te Zwolle.
GEWICHT / aantal
Door mij verbalisant werd de inhoud van de goederen gewogen.
Goed:
27
gram
1.168 gram
915 gram
181 gram
426 gram
Totaal 2.717 gram
Goederen: Aan hoedanigheid, vorm, kleur en geur herken ik deze goederen als zijnde Hennep en Hash van het [verdachte 3] Cannabis.
Door mij, verbalisant is met behulp van de Drugs Field Test Kit monsters genomen van het inbeslaggenomen materiaal en indicatief getest op 15-11-2011.
Ik zag daarbij dat de inhoud van het testbuisjes direct verkleurden van helder/doorzichtig naar rood. Hetgeen indicatief is voor de aanwezigheid van Cannabis.

19.Ter terechtzitting op 13 januari 2014heeft verdachte zakelijk weergegeven het volgende verklaard:De aangetroffen hoeveelheden hennep en hennepgruis in de garagebox aan de [adres 3] [nummer] en op de [adres 4] te Zwolle was alleen van mij.

20.
Het echtscheidingsverzoekschrift [28] van medeverdachten [verdachte 1] en [verdachte 2], inhoudende het door voornoemde personen ondertekende echtscheidingsconvenant waaruit het onder sub b. genoemde onderdeel valt op te maken dat verdachte aan de onderneming verbonden zal blijven zo als hij dat de drie voorafgaande boekjaren heeft gedaan.
Citaat: ”
de man faciliteert het welslagen van de onderneming in dezelfde mate als de man de afgelopen 3 boekjaren heeft gedaan”.
21.
Het echtscheidingsverzoekschrift [29] van medeverdachten [verdachte 1] en [verdachte 2], inhoudende het door voornoemde personen ondertekende echtscheidingsconvenant waaruit het onder 2.1 en 2.3 vastgestelde blijkt dat verdachte alimentatie ontvangt aan de hand van winst van de onderneming Sky High.
2.1 De vrouw zal met ingang van 1 juli 2005 maandelijks bij vooruitbetaling aan de man een voorschot van € 10.000,00 op de bruto alimentatie betalen.
(..)
2.3 De in artikel 2.1 vastgestelde alimentatie is vastgesteld aan de hand van de
navolgende aannames en omstandigheden c.q. voorwaarden:
a.
In de onderneming Sky High is in de boekjaren 2000 tot en met 2004 een nettowinst uit onderneming voor belastingen van gemiddeld circa € 439.000,00 per jaar gerealiseerd, een ander volgens aangehechte berekening. De nettowinst uit onderneming kent een dalende tendens en bedroeg in 2004 € 326.412,00. Bij de vaststelling van de alimentatie gaan partijen in eerste instantie uit van een nettowinst uit onderneming van € 240.000,00 per jaar, daarbij rekening houdend met de voornoemde dalende tendens en de liquiditeitspositie van de onderneming.
Gezien de samenhang van het onder 1 en 5 ten laste gelegde zal de rechtbank de betreffende bewijsmiddelen gezamenlijk bespreken.
Overwegingen met betrekking tot de onder 1 en 5 ten laste gelegde feiten
De rechtbank overweegt dat uit voornoemde bewijsmiddelen valt op te maken dat verdachte, en zijn medeverdachten, allen een substantiële rol hebben vervuld bij de exploitatie van Sky High ten aanzien van de bevoorrading en de bedrijfsvoering van voornoemde coffeeshop.
Medeverdachte [verdachte 1] heeft de zogenaamde achterdeurproblematiek geheel voor zijn rekening genomen, terwijl zijn ex-vrouw en tevens exploitante van de coffeeshop, medeverdachte [verdachte 2], de administratieve zaken rondom de coffeeshop voor haar rekening nam. Zij onderhield onder andere de contacten met politie en de gemeente en droeg zorg voor de boekhouding en het personeel.
Medeverdachte [verdachte 1] heeft in het kader van de achterdeurproblematiek zorggedragen voor de aanlevering van de benodigde handelsvoorraad van Sky High door onder andere de hennep voor Sky High in te kopen. Hij kreeg daarvoor het benodigde geld van Sky High. Vervolgens liet hij de hennep door thuiswerkers bewerken waarna die hennep door hem werd geleverd aan Sky High.
De vader van medeverdachte [verdachte 1], medeverdachte [verdachte 4] (woonachtig aan de [adres 1] te Zwolle), verzorgde grotendeels het aanvullen van de voorraad hennep van Sky High.
Aan de [adres 1] te Zwolle bevond zich een kluis waar de ingekochte en bewerkte hennep werd bewaard. Indien de coffeeshop aanvulling van de voorraad behoefde, was de procedure als volgt: vanuit de coffeeshop werd door een van de medewerkers een fax naar [verdachte 4] aan de [adres 1] te Zwolle verzonden waarop werd aangegeven hoeveel van elke soort hennep nog op voorraad was, zodat medeverdachte [verdachte 4] dat kon aanvullen tot een gewicht van totaal 500 gram. [verdachte 4] maakte “de bestelling” dan klaar en bracht die naar Sky High.
Indien [verdachte 1] of [verdachte 4] niet aanwezig waren, nam verdachte de rol met betrekking tot het aanvullen van de handelsvoorraad van Sky High op zich. Verdachte had een sleutel van het kantoor aan de [adres 1] te Zwolle en een sleutel van de kluis in het kantoor waar de wietvoorraad in werd bewaard.
Ook heeft verdachte weleens, bij afwezigheid van [verdachte 1], de wiet van de telers ingenomen ten behoeve van Sky High.Verdachte verleende bovendien de nodige hand- en spandiensten, zodat de exploitatie van Sky High continue was gegarandeerd.
Het onder 1 ten laste gelegde (handel in hennep c.q. aanwezig hebben van hennep)
De rechtbank is van oordeel dat, gezien het voornoemde in onderlinge samenhang bezien, er sprake is van een dusdanig samenwerkingsverband dat gesproken kan worden van een nauwe en bewuste samenwerking van verdachte met medeverdachten [verdachte 2], [verdachte 1] en [verdachte 4] ten aanzien van, kort gezegd, de handel in hennep (vervoeren, afleveren en verstrekken) ten behoeve van de bevoorrading van Sky High, alsmede het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep in een pand aan de [adres 1] te Zwolle.
Die nauwe en bewuste samenwerking is niet komen vast te staan met betrekking tot aangetroffen hennep in de garagebox aan de [adres 3] en in de woning en garage van verdachte aan de [adres 4] te Zwolle.
De rechtbank constateert dat een deel van de aldaar aangetroffen hennep hennepgruis betrof, maar dat bovendien ook hennep en henneptoppen zijn aangetroffen. De stelling van de verdediging dat het overgrote deel gruis betrof wordt onvoldoende gestaafd door de zich in het dossier bevindende expertiserapporten. De rechtbank acht het aanwezig hebben van grote hoeveelheden hennep in de garagebox aan de [adres 3] en op het adres aan de [adres 4] te Zwolle wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht het overige onder 1 ten laste gelegde, wettig en overtuigend bewezen.
Het onder 5 ten laste gelegde (deelname aan een criminele organisatie)
Om van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht te kunnen spreken is vereist dat sprake is van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Van deelname is sprake als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel beoogde oogmerk. Voor strafbare deelname is voorts voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet dat er een organisatie bestaat en dat die organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Wetenschap van een of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd, is niet vereist, als de dader maar weet dat de organisatie het begaan van misdrijven beoogt. Evenmin is vereist dat de betrokkene daadwerkelijk heeft deelgenomen aan (alle) gepleegde misdrijven, noch dat hij heeft samengewerkt, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie.
De rechtbank is van oordeel dat reeds uit de aard van een coffeeshop als onderneming voortvloeit dat sprake is van bestaande structuren en daarmee van een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts blijkt (onder meer) uit de verklaringen van medeverdachte [verdachte 1] en de afspraken die zijn vastgelegd in het echtscheidingsconvenant omtrent de rolverdeling tussen medeverdachten [verdachte 1] en [verdachte 2] dat sprake is van een georganiseerd verband. Bovendien blijkt uit de verklaringen van medeverdachte [verdachte 4] en verdachte dat, als [verdachte 1] of [verdachte 4] geen zorg kon dragen voor de bevoorrading van Sky High verdachte die rol over nam. Ook gelet daarop was sprake van een bepaalde duurzame organisatiegraad. De rechtbank betrekt daarbij dat de rollen van medeverdachten [verdachte 1] en [verdachte 2] al vanaf de start van de coffeeshop (begin jaren 90) onveranderd is.
Het georganiseerde verband had tot oogmerk de handel in hennep, in het kader van de bevoorrading en bedrijfsvoering van Sky High, waarvan de deelnemers van het georganiseerde verband op de hoogte waren dat dit een misdrijf betrof.
Uit het dossier komt naar voren dat medeverdachte [verdachte 1] en medeverdachte [verdachte 2] binnen deze organisatie een beslissende en leidinggevende rol vervulden, terwijl medeverdachte [verdachte 4] en verdachte (slechts) diverse hand- en spandiensten verleenden om de exploitatie van de coffeeshop te garanderen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een structurele en duurzame samenwerking tussen voornoemde personen gericht op - kort gezegd - de hennephandel, dat deze samenwerking professioneel van aard was en dat verdachte hieraan bewust heeft deelgenomen.
Niet bewezen is dat verdachte deze organisatie mede zou hebben opgericht, noch dat hij daaraan leiding zou hebben gegeven.
Het onder 4 ten laste gelegde (het aanwezig hebben van XTC-pillen aan de [adres 4] te Zwolle)
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid:

Het onder 4 ten laste gelegde
- Proces-verbaal van doorzoeking ter beslagneming [30] d.d. 15 november 2011 inzake een woning aan de [adres 4] te Zwolle;
- Bekennende verklaring van verdachte [31] ;
- Het expertiseverslag regionale Recherche Ondersteuning [32] inzake aangetroffen pillen tijdens de zoeking gehouden aan de [adres 4] te Zwolle en
- Rapport Nederlands Forensisch Instituut [33] met betrekking tot het aantreffen van MDMA in de aangeboden monsters.
Vrijspraak met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde (handel in hennep c.q. verstrekken van hennepstekken/planten)
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 ten laste is gelegd.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 4 en 5 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 april 2011 tot en met 15 november 2011 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervoerd en afgeleverd en verstrekt aan Coffeeshop Sky High, hoeveelhe(i)d(en) hennep, , in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
en
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 april 2011 tot en met 15 november 2011 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan:
* de [adres 1] te Zwolle (kantoor verdachte [verdachte 1])een grote hoeveelheid hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
en
hij in de periode van 1 april 2011 tot en met 15 november 2011 in de gemeente Zwolle opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand en garageboxen aan:
* de [adres 3], (garageboxen) en
* de [adres 4] te Zwolle (woonadres [verdachte 3]),
een grote hoeveelheid hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
hij op 15 november 2011 in de gemeente Zwolle opzettelijk aanwezig heeft gehad XTC pillen/tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
hij in de periode van 1 april 2011 tot en met 15 november 2011 in de gemeente Zwolle en/of op één of meerdere locaties elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke werd gevormd door verdachte en medeverdachten, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het opzettelijk bewerken en vervoeren en afleveren en verstrekken en aanwezig hebben van één of meerdere kilogram(men) hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijn de hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Van het onder 1, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezen levert op:
1.
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht,
en
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht,
en
Het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet.
4.
Het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet.
5.
Deelnemen aan een organisatie die als oogmerk heeft het plegen van misdrijven,
strafbaar gesteld bij artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
STRAFBAARHEID van de VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.
MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft een lagere straf bepleit dan door de officier van justitie is geëist.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte slechts een kleine rol heeft vervuld in het geheel. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat, nu van de in de garagebox aan de [adres 3] en de woning aan de [adres 4] te Zwolle aangetroffen hennep slechts 5 % bruikbaar is, dit in strafverlagende zin dient mee te wegen in de strafmaat.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend. De rechtbank overweegt in het bijzonder nog als volgt.
Algemeen:
De strafbaarstelling van drugsdelicten dient ertoe om het drugsgebruik tegen te gaan en te reduceren (zeker voor zover dat leidt tot gezondheids- en sociale schade) en om de maatschappelijke schade te voorkomen en te verminderen, die aan het gebruik van, de productie van en de handel in drugs is verbonden.
De Opiumwet maakt een onderscheid tussen enerzijds een lijst met harddrugs met een onaanvaardbaar risico (zoals heroïne en cocaïne) en anderzijds een lijst met softdrugs, te weten “cannabisproducten”, waarvan de risico’s door de wetgever minder groot zijn ingeschat. De strafbedreiging beoogt de beschikbaarheid van drugs tegen te gaan. Harddrugs kennen een strenger strafklimaat dan softdrugs.
De Nederlandse overheid heeft daarnaast een gedoogbeleid in het leven geroepen, het zogenaamde coffeeshopbeleid, waarbij onder strikte voorwaarden de verkoop van softdrugs in coffeeshops wordt gedoogd.
Binnen het landelijk gedoogkader is in de gemeente Zwolle beleid gemaakt met betrekking tot de verkoop van softdrugs vanuit coffeeshops, dat is opgenomen in het Integraal Horecabeleid. Het achterliggende doel van dit coffeeshopbeleid is om de in de samenleving bestaande behoefte aan softdrugs in goede banen te leiden en om overlast en verstoring van de openbare orde tegen te gaan.
Het is een feit van algemene bekendheid dat dit coffeeshopbeleid hybride trekken vertoont. Enerzijds is de verkoop van cannabisproducten vanuit een coffeeshop met een gedoogvergunning, onder stringente voorwaarden, toegestaan. Anderzijds is het vervaardigen, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren en het in grotere hoeveelheid aanwezig hebben van die hennepproducten strafbaar, waardoor het voor de exploitanten van die coffeeshops niet goed mogelijk is om de coffeeshops te bevoorraden en een voor een behoorlijke bedrijfsvoering noodzakelijke voorraad aan te houden of de noodzakelijke hoeveelheden hennepproducten in te kopen. Dit staat algemeen bekend als de “achterdeurproblematiek”.
Die achterdeurproblematiek speelt ook in deze strafzaak een rol. De bewezen verklaarde feiten zijn begaan in het kader van de exploitatie van de coffeeshop Sky High. Aan (mede-)verdachte [verdachte 2] is, als eigenares van Sky High, een gedoogvergunning verleend. Zij zorgde zelf voor de bedrijfsvoering (administratie, financiën en personeelszorg), [verdachte 1] zorgde voor de inkoop van de hennep, [verdachte 4] verzorgde de dagelijkse bevoorrading van Sky High en [verdachte 3] verrichtte af en toe hand- en spandiensten, waaronder ook de bevoorrading van Sky High en het innemen van hennep van telers.
Bij de politiefunctionarissen, die in het verleden controles op de naleving van de gedoogvoorwaarden (de AHOJG-criteria) hebben uitgevoerd, staat Sky High bekend als een goed lopende coffeeshop, met een grote omzet, die zich in het algemeen altijd keurig aan de gedoogvoorwaarden heeft gehouden. In het pand van Sky High is nooit meer dan 500 gram aan hennepproducten aangetroffen. Voorts is niet anders gebleken dan dat Sky High er een deugdelijke boekhouding op nahoudt en dat aanzienlijke bedragen aan belasting worden afgedragen.
De voorraad hennep, die aan de [weg 1] is aangetroffen (ruim 8 kilo hennep en 1350 joints), dient evenwel óók als een handelsvoorraad ten behoeve van Sky High te worden aangemerkt. Deze handelsvoorraad had een dusdanige omvang, dat hierdoor de in de gedoogvoorwaarden toegestane handelsvoorraad van 500 gram ver werd overschreden.
De werkwijze, waarmee vanuit de [weg 1] de voorraad hennep in Sky High meermalen per dag op peil werd gehouden, staat op gespannen voet – om niet te zeggen: is in strijd – met de in de gedoogvergunning opgenomen voorwaarde dat de exploitant van de coffeeshop maximaal 500 gram cannabisproducten als handelsvoorraad aanwezig mag hebben. Dit mag bij de verdachten [verdachte 1] en [verdachte 2] bekend worden verondersteld. Weliswaar hebben [verdachte 1] en [verdachte 2] ervoor gezorgd dat in de coffeeshop zelf nooit meer dan 500 gram aan hennepproducten voorradig was, maar uiteraard dient een buiten de coffeeshop aangehouden handelsvoorraad ook aan Sky High te worden toegerekend. Dat de politie daarop niet controleerde doet daaraan niets af.
[verdachte 1] en [verdachte 2] hebben zich, ter verdediging, onder meer beroepen op de onwerkbaarheid van de situatie waarin de verkoop van hennep aan de voordeur onbeperkt is toegestaan, maar de inkoop aan de achterdeur strafbaar is.
Toch is de rechtbank van oordeel dat het coffeeshopbeleid tamelijk duidelijk en overzichtelijk is, namelijk als volgt. Coffeeshops mogen niet meer dan 500 gram aan hennep op voorraad hebben. Bedrijfsmatige teelt en handel is verboden en wordt actief opgespoord en vervolgd. Particulieren wordt toegestaan om maximaal 5 hennepplanten in huis te hebben en er mag geen sprake zijn van beroeps- of bedrijfsmatige teelt. Dat betekent dat exploitanten van coffeeshops hun hennep dus moeten inkopen bij particulieren die niet meer dan 5 hennepplanten in huis hebben en bij wie geen sprake is van beroeps- of bedrijfsmatige teelt. Met die gegevens is het een illusie om te menen dat je een coffeeshop met een omzet als die van Sky High kunt runnen zonder je in te laten met het plegen van strafbare feiten. Dat hadden [verdachte 1] en [verdachte 2] zich moeten realiseren toen zij aan een coffeeshop van een dergelijke omvang begonnen. In zoverre hebben zij – waar zij zich beklagen over de achterdeurproblematiek – boter op hun hoofd.
Datzelfde geldt echter voor de lokale autoriteiten. Uit de verhoren bij de rechter-commissaris blijkt dat de politiefunctionarissen, die betrokken waren bij de controles van Sky High, zich bewust waren van de achterdeurproblematiek en zich realiseerden dat er bij Sky High wel sprake moest zijn van externe voorraden en tussentijdse bevoorrading. Niet gebleken is echter, dat er ooit actief gecontroleerd is op of navraag gedaan is naar de bevoorrading van Sky High en de eventuele aanwezigheid van voorraden op andere plaatsen dan in Sky High.
De bij het coffeeshopbeleid betrokken gemeenteambtenaren (inclusief de burgemeester) benaderen het coffeeshopbeleid vooral vanuit een oogpunt van openbare orde en het voorkomen van overlast en straathandel. Zij hadden vanuit dat oogpunt geen belang bij een kritische opstelling ten aanzien van de achterdeur. In het verlengde van de politie en de gemeente heeft ook het openbaar ministerie gedurende het 21-jarige bestaan van Sky High nooit eerder opsporingsonderzoeken geëntameerd. Eerdere (opsporings)onderzoeken zijn de rechtbank althans niet gebleken. Het geheel wekt stellig de indruk dat de in de lokale driehoek verenigde gezagsdragers steeds hebben wegkeken van de achterdeur van Sky High en dat Sky High mede daardoor kon groeien tot een omvang als zij nu heeft.
De vraag is nu welke straffen aan de verdachten dienen te worden opgelegd, voor zover het gedragingen betreft in het kader van de exploitatie van Sky High, gelet op de hiervoor omschreven context van het coffeeshopbeleid.
In de Aanwijzing Opiumwet van het College van Procureurs-Generaal staat met betrekking tot de opsporing en vervolging in het kader van het coffeeshopbeleid het volgende geschreven:
De handhaving van de gedoogcriteria ligt (…) primair bij de burgemeester in de uitoefening van zijn sluitingsbevoegdheid ex artikel 13b van de Opiumwet. De strafrechtelijke handhaving door het Openbaar Ministerie is het sluitstuk op de bestuurlijke handhaving door de gemeente. Het integrale beleid ten aanzien van coffeeshops dient ertoe om tot een evenwichtige inzet van de verschillende beheersingsinstrumenten te komen. Naast het strafrechtelijke instrumentarium is in artikel 13b Opiumwet een bestuursdwangbevoegdheid opgenomen die door de burgemeester kan worden uitgeoefend (…). Deze bevoegdheid kan ook worden gebruikt ten aanzien van coffeeshops die zich niet aan de voorwaarden houden. De bevoegdheid van de burgemeester doet op geen enkele wijze afbreuk aan de bevoegdheden om strafrechtelijk op te treden.
De rechtbank is van oordeel dat de vervolging in deze concrete zaak een trendbreuk vormt op het sinds jaar en dag gevolgde gedoogbeleid, waarbij geen acht werd geslagen op de bevoorrading aan de achterdeur of de aanwezigheid van voorraden buiten de coffeeshop. Daarbij heeft de rechtbank echter een integrale visie op de bedrijfsvoering van coffeeshops van een omvang als die van Sky High in het requisitoir van de officier van justitie node gemist. Welke omvang van coffeeshops staat de driehoek nu voor ogen? Wat doet dat met de bestaansmogelijkheden van deze coffeeshops? Hoe verhoudt zich dat tot het belang voor de openbare orde en het voorkomen van overlast en straathandel aan de ene kant en het belang van het reduceren van drugsgebruik aan de andere kant? En wat gaat dat in de toekomst betekenen voor het handhavingsniveau van de gedoogcriteria in de gemeente Zwolle, met name aan de achterdeur?
Overigens dringt de vraag zich op in hoeverre ten aanzien van Sky High sprake is van een geïntegreerde aanpak, nu [verdachte 1] en [verdachte 2] ter terechtzitting onweersproken hebben verklaard dat de bedrijfsvoering van Sky High op dit moment nog onverminderd door gaat.
Met betrekking tot de verdachte [verdachte 3] in het bijzonder:
Verdachte [verdachte 3] heeft zich – evenals de medeverdachten [verdachte 1] en [verdachte 2] – ook schuldig gemaakt aan strafbare feiten in het kader van de exploitatie van Sky High. Zijn rol was echter veel kleiner dan de rol van [verdachte 1] en [verdachte 2]. Maar los daarvan is in een bij hem in gebruik zijnde garagebox het grote aantal van 3000 hennepstekken aangetroffen. Ook is bij hem een grote hoeveelheid hennep - dat niet aan de handelsvoorraad van Sky High kan worden toegeschreven - aangetroffen, zij het in minder courante staat, alsmede 73 XTC-pillen. Verdachte is op het gebied van opiumdelicten geen first offender, zodat dit niet in zijn voordeel kan meewegen.
Al met al zal de rechtbank hem een onvoorwaardelijke werkstraf van hierna te noemen duur opleggen, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf, die er mede toe moet dienen om herhaling in de toekomst te voorkomen.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet.
Beslissing
De rechtbank verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde.
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het onder 1, 4 en 5 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld.
Het onder 1, 3, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank legt aan de verdachte op een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van
180 uren, te voltooien binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
Daarnaast veroordeelt de rechtbank de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6
maanden.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. F. Koster voorzitter, mrs. F.E.J. Goffin en J. de Ruiter-Kok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2014.
Mrs. F.E.J. Goffin en S.A. van den Hoek voornoemd zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, Regionale Recherche ondersteuning, Team HEEG, onder dossiernummer 2011031463, opgemaakt op 21 september 2012.
2.Rapport Integraal Horecabeleid 2007, pagina 67 en verder.
3.Vervolggedoogvergunning van de gemeente Zwolle aan coffeeshop Sky High d.d. 6 september 2010.
4.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte 1] d.d. 24 november 2011, pagina’s 92 tot en met 97
5.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte 4] d.d. 15 november 2011, pagina’s 206 tot en met 209.
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 november 2011, pagina’s 172 tot en met 174 en proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 29 november 2011, pagina’s 175 tot en met 177.
7.Hoge Raad ECLI:NL:HR:2013:7.
8.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, Regionale Recherche ondersteuning, Team HEEG, onder dossiernummer 2011031463, opgemaakt op 21 september 2012.
9.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte 1] d.d. 24 november 2011, pagina’s 92 tot en met 97.
10.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte 2] d.d. 15 februari 2012, pagina’s 281 tot en met 282.
11.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte 2] d.d. 16 februari 2012, pagina’s 283 tot en met 284.
12.Uittreksel Kamer van koophandel d.d. 18 juli 2012, pagina 1686.
13.Proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming d.d. 15 november 2011 en het expertiseverslag d.d. 18 november 2011, pagina’s 301 tot en met 304.
14.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte 4] d.d. 15 november 2011, pagina’s 206 tot en met 209.
15.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte 4] d.d. 16 november 2011, pagina’s 210 tot en met 214.
16.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte 4] d.d. 16 november 2011, pagina’s 215 tot en met 217.
17.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [verdachte 4] d.d. 25 november 2011, pagina’s 222 tot en met 226.
18.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 november 2011, pagina’s 172 tot en met 174.
19.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte 3] d.d. 29 november 2011, pagina’s 175 tot en met 177.
20.Proces-verbaal ter doorzoeking en in beslagneming d.d. 15 november 2011, inclusief de lijst met in beslag genomen goederen als bijlage , pagina’s 194 tot en met 199.
21.Het expertiseverslag regionale Recherche Ondersteuning inzake de aangetroffen verdovende middelen tijdens de zoeking gehouden aan de [adres 1] te Zwolle d.d. 18 november 2011, met fotobijlagen, pagina’s 719 tot en met 732.
22.Het expertiseverslag regionale Recherche Ondersteuning inzake de aangetroffen verdovende middelen tijdens de aanhouding van medeverdachte [verdachte 4] op 15 november 2011, p. 303 en 304.
23.Proces-verbaal van kennisgeving van in beslagneming d.d. 21 november 2011, pagina 142.
24.Het expertiseverslag regionale Recherche Ondersteuning inzake de aangetroffen verdovende middelen tijdens de zoeking gehouden aan de [adres 3] te Zwolle, betreffende garagebox met witte deuren d.d. 17 november 2011, met fotobijlagen, pagina’s 745 tot en met 746.
25.Proces-verbaal ter doorzoeking en in beslagneming d.d. 15 november 2011, inclusief de lijst met in beslag genomen goederen als bijlage , pagina’s 116 tot en met 124.
26.Het expertiseverslag regionale Recherche Ondersteuning inzake de aangetroffen verdovende middelen tijdens de zoeking gehouden aan de [adres 4] te Zwolle d.d. 16 november 2011, met fotobijlagen, pagina’s 733 tot en met 736.
27.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 13 januari 2014.
28.Echtscheidingsverzoekschrift d.d. 23 januari 2008 tussen [verdachte 1] en [verdachte 2], tevens inhoudende het echtscheidingsconvenant, pagina’s 1655 tot en met 1681.
29.Echtscheidingsverzoekschrift d.d. 23 januari 2008 tussen [verdachte 1] en [verdachte 2], tevens inhoudende het echtscheidingsconvenant, pagina’s 1655 tot en met 1681.
30.Proces-verbaal ter doorzoeking en in beslagneming d.d. 15 november 2011, inclusief de lijst met in beslag genomen goederen als bijlage , pagina’s 116 tot en met 124.
31.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 november 2011, pagina’s 172
32.Het expertiseverslag regionale Recherche Ondersteuning inzake de aangetroffen pillen tijdens de zoeking gehouden aan de [adres 4] te Zwolle d.d. 16 november 2011, met fotobijlagen, pagina’s 737 tot en met 741.
33.Rapport Nederlands Forensisch Instituut d.d. 29 november 2011, pagina’s 740 en 741.