ECLI:NL:RBOVE:2014:7023

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 december 2014
Publicatiedatum
6 januari 2015
Zaaknummer
3412595 WM VERZ 14-967
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de reikwijdte van de uitzondering in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften met betrekking tot bedrijfsmatige verhuur

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 17 december 2014 uitspraak gedaan in een beroepszaak tegen een beslissing van de officier van justitie. De betrokkene, een ondernemer die zijn auto voor promotiewerk verhuurde, had beroep ingesteld tegen een sanctie die hem was opgelegd wegens overschrijding van de maximumsnelheid. De sanctie was opgelegd op 8 september 2013, en de betrokkene stelde dat de sanctie niet aan hem had mogen worden opgelegd omdat de auto op dat moment door een huurder werd bestuurd.

De officier van justitie had het beroep ongegrond verklaard, met de redenering dat de verhuur niet bedrijfsmatig was in de zin van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). De kantonrechter oordeelde echter dat de woorden "bedrijfsmatig" niet beperkt moeten worden tot de uitoefening van een autoverhuurbedrijf. De kantonrechter stelde vast dat de wet geen beperkingen oplegt aan de huurovereenkomst, zolang deze schriftelijk is en voor een termijn van minder dan drie maanden is aangegaan.

De kantonrechter vond steun in de wetsgeschiedenis en in een eerder arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin werd geoordeeld dat de betrokkene niet de hoedanigheid van particulier had verloren door de verhuur van zijn voertuig. De kantonrechter concludeerde dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden, en dat de sanctie onterecht was opgelegd. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond en vernietigde zowel de beslissing van de officier van justitie als de inleidende sanctie. Tevens werd bepaald dat de zekerheid die door de betrokkene was gesteld, aan hem moest worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Kantonnr.: 3412595 WM VERZ 14-967
CJIBnr.: 175519784

De kantonrechter;

gezien het door
[betrokkene],
wonende te [adres], [plaats], Duitsland
hierna te noemen betrokkene,
ingediende beroepschrift dat zich richt tegen de beslissing van de officier van justitie Oost-Nederland van 11 december 2013 op het door betrokkene ingestelde beroep tegen de op 19 september 2013 opgelegde sanctie ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV);
gezien voormelde beslissing van de officier van justitie, alsmede de overige op de zaak betrekking hebbende stukken;
Gehoord mr J. Meerdink namens de officier van justitie ter openbare zitting van 3 december 2014 op welke zitting betrokkene niet is verschenen.

Overweegt:

Het beroep is tijdig ingesteld en betrokkene heeft binnen de bij de WAHV bepaalde termijn zekerheid gesteld, zodat het beroep ontvankelijk is.
Aan betrokkene is een sanctie opgelegd van € 238,00, vermeerderd met € 7,-- administratiekosten, terzake van een bij de WAHV omschreven gedraging die in strijd is met een op het verkeer betrekking hebbend voorschrift, te weten: “overschrijding maximum snelheid binnen bebouwde kom, met 25 km/h”, gepleegd op 8 september 2013 in de gemeente Almelo.
Betrokkene heeft kort gezegd aan het beroep ten grondslag gelegd dat de sanctie niet aan hem had mogen worden opgelegd omdat de auto verhuurd was en de huurder de auto toen bestuurde. Bijgesloten is een kopie van de overeenkomst van huur en verhuur en een verklaring van de huurder dat hij ten tijde van de gedraging reed en een kopie van de identiteitskaart en het rijbewijs van de huurder.
De officier van justitie heeft dat beroep ongegrond verklaard omdat de officier van justitie is gebleken dat het niet om bedrijfsmatige verhuur gaat als bedoeld in artikel 8 WAHV, zodat niet de uitzondering van toepassing is dat de sanctie niet aan de kentekenhouder mag worden opgelegd.
In het beroep tegen die beslissing heeft betrokkene aangevoerd dat het wel degelijk om bedrijfsmatige verhuur ging. Betrokkene stelt ondernemer te zijn en zijn auto regelmatig voor promotiewerk te verhuren. Ter aanvulling stuurt hij bijlages mee waaruit blijkt dat hij ondernemer is.
De officier van justitie heeft zich ter zitting zich op het standpunt gesteld dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. De officier van justitie verwijst naar artikel 8, aanhef en onder b WAHV, en stelt dat de woorden “een voor een termijn van ten hoogste drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst” zo moeten worden begrepen dat met “bedrijfsmatig” wordt bedoeld: in de uitoefening van een autoverhuurbedrijf. Uit de overgelegde stukken, in het bijzonder uit het uittreksel van de Betriebekartei blijkt dat ten name van betrokkene en op zijn adres sinds 10 augustus 2012 een onderneming is gevestigd met als doel daarvan: Promotionstätigkeiten. Daaruit volgt volgens de officier van justitie dat betrokkene geen autoverhuurbedrijf exploiteert.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Artikel 8 aanhef en onder b WAHV stelt geen andere of beperktere voorwaarden aan de huurovereenkomst dan dat die schriftelijk is aangegaan en dat dat bedrijfsmatig is gebeurd, voor minder dan drie maanden is aangegaan en dat eruit blijkt wie de huurder was. Het woord bedrijfsmatig betekent niet hetzelfde als “in de uitoefening van het autoverhuurbedrijf”. Er is geen reden om de uitzondering in de wet beperkter te lezen dan het door de wetgever zelf gekozen woord volgens normaal spraakgebruik indiceert. Ook de wetsgeschiedenis geeft aan de opvatting van de officier van justitie geen steun, nu de specifieke aanvulling van de wet met het woordje “bedrijfsmatig” blijkens de memorie van toelichting beoogt “duidelijk tot uitdrukking te laten komen dat de disculpatiemogelijkheid voor de kentekenhouder alleen betrekking kan hebben op bedrijfs- of beroepsmatige verhuur van een motorrijtuig”. Er wordt in de memorie van toelichting helemaal niet uitgesproken dat het om een autoverhuurbedrijf moet gaan.
De kantonrechter vindt steun voor dit oordeel in het arrest van 21 februari 2014 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, (te vinden op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:GHARL:2014:1260) nu het gerechtshof zich ook niet beperkt tot de vraag of sprake is van een autoverhuurbedrijf maar oordeelt dat de betrokkene in die zaak door een gegeven omstandigheid “niet de hoedanigheid van particulier [heeft verloren en] overigens geen feiten of omstandigheden [heeft] aangevoerd waaruit volgt dat zij een bedrijf of beroep heeft waarbij het past dat zij haar voertuig aldus verhuurt.”
Uit de in deze zaak overgelegde huurovereenkomst blijkt dat de auto is verhuurd voor van 2 september 0800 uur tot 30 september 1600 uur “zu Promotion-Zwecken”. Betrokkene staat zoals hiervoor overwogen ingeschreven als ondernemer die bedrijfsmatig promotieactiviteiten verricht. Daarin past naar het oordeel van de kantonrechter de verhuur van een personenauto. Uit de overgelegde huurovereenkomst, die aangegaan is voor minder dan drie maanden, blijkt voorts een huurprijs van 25 euro per dag exclusief 19 % BTW. De contractuele verschuldigdheid van omzetbelasting is een aanwijzing te meer dat van bedrijfsmatige verhuur sprake is.
De kantonrechter is, alles overwegende, van oordeel dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moet worden en vervolgens ook de inleidende sanctie.

Beslist:

Verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt deze.
Verklaart het beroep tegen de inleidende sanctie gegrond en vernietigt deze.
Bepaalt dat hetgeen door betrokkene aan zekerheid is gesteld aan betrokkene wordt terugbetaald.
Aldus gegeven te Almelo door mr. F.C. Berg, kantonrechter, en in tegenwoordigheid van H. Veldhuis, griffier, uitgesproken ter openbare zitting van 17 december 2014.
Afschrift toegezonden aan betrokkene en de officier van justitie op:
Bent u het met de beslissing op uw beroep niet eens, dan kunt u binnen zes weken vanaf bovengenoemde datum van toezending hoger beroep instellen bij het gerechtshof te
Arnhem-Leeuwarden, doch alleen indien:
a. a) de bij deze beslissing opgelegde administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt, of
b) het beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat de zekerheid niet (tijdig) is gesteld of omdat de kantonrechter ten onrechte niet heeft geoordeeld dat de indiener wat dat betreft redelijkerwijs niet geacht kan worden in verzuim te zijn geweest.
Het beroepschrift moet tijdig worden ingediend bij de rechtbank, sector straf, locatie Almelo (postadres: postbus 323, 7600 AH Almelo) en dient door degene die het beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift om een zitting wordt gevraagd om uw standpunt mondeling toe te lichten.