ECLI:NL:RBOVE:2014:7023
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Uitleg van de reikwijdte van de uitzondering in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften met betrekking tot bedrijfsmatige verhuur
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 17 december 2014 uitspraak gedaan in een beroepszaak tegen een beslissing van de officier van justitie. De betrokkene, een ondernemer die zijn auto voor promotiewerk verhuurde, had beroep ingesteld tegen een sanctie die hem was opgelegd wegens overschrijding van de maximumsnelheid. De sanctie was opgelegd op 8 september 2013, en de betrokkene stelde dat de sanctie niet aan hem had mogen worden opgelegd omdat de auto op dat moment door een huurder werd bestuurd.
De officier van justitie had het beroep ongegrond verklaard, met de redenering dat de verhuur niet bedrijfsmatig was in de zin van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). De kantonrechter oordeelde echter dat de woorden "bedrijfsmatig" niet beperkt moeten worden tot de uitoefening van een autoverhuurbedrijf. De kantonrechter stelde vast dat de wet geen beperkingen oplegt aan de huurovereenkomst, zolang deze schriftelijk is en voor een termijn van minder dan drie maanden is aangegaan.
De kantonrechter vond steun in de wetsgeschiedenis en in een eerder arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin werd geoordeeld dat de betrokkene niet de hoedanigheid van particulier had verloren door de verhuur van zijn voertuig. De kantonrechter concludeerde dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden, en dat de sanctie onterecht was opgelegd. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond en vernietigde zowel de beslissing van de officier van justitie als de inleidende sanctie. Tevens werd bepaald dat de zekerheid die door de betrokkene was gesteld, aan hem moest worden terugbetaald.