ECLI:NL:GHARL:2014:1260

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 februari 2014
Publicatiedatum
20 februari 2014
Zaaknummer
WAHV 200.124.601
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Beswerda
  • mr. Arntz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid kentekenhouder voor verkeerssanctie bij verhuur van voertuig

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam. De betrokkene, een particulier, had een administratieve sanctie van € 125,- opgelegd gekregen wegens overschrijding van de maximumsnelheid met 20 km/h op 17 oktober 2011. De betrokkene stelde dat zij het voertuig op het moment van de overtreding bedrijfsmatig had verhuurd aan een derde, en dat daarom de huurder aansprakelijk zou moeten zijn voor de sanctie.

De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarop zij hoger beroep instelde. Tijdens de zitting op 7 februari 2014 was de betrokkene niet aanwezig, maar haar gemachtigde, de advocaat-generaal, was wel aanwezig. De betrokkene had bewijsstukken overgelegd, waaronder een huurovereenkomst en een opdracht tot dienstverlening, om aan te tonen dat de huurovereenkomst bedrijfsmatig was aangegaan.

Het hof oordeelde dat de betrokkene er niet in was geslaagd aannemelijk te maken dat de huurovereenkomst als bedrijfsmatig kon worden gekwalificeerd. De enkele omstandigheid dat zij de verhuur had uitbesteed aan een derde was onvoldoende om haar aansprakelijkheid als kentekenhouder te ontlopen. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek tot vergoeding van kosten af. De betrokkene blijft dus aansprakelijk voor de opgelegde sanctie.

Uitspraak

WAHV 200.124.601
21 februari 2014
CJIB 156463902
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 22 januari 2013
betreffende
[de betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [plaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam genomen beslissing ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
Bij het beroepschrift is verzocht om een behandeling ter zitting.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 7 februari 2014. De betrokkene is niet verschenen. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. C.T. Brontsema.

Beoordeling

1.
Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 125,- opgelegd ter zake van “Overschrijding maximumsnelheid op (auto)wegen buiten bebouwde kom, met 20 km/h (verkeersbord A1)”, welke gedraging zou zijn verricht op 17 oktober 2011 om 19.46 uur op de Haarlemmerweg te Amsterdam met het voertuig met het kenteken [kenteken].
2.
De betrokkene, de kentekenhouder van voormeld voertuig, ontkent niet dat de gedraging is verricht met dat voertuig. Zij voert echter aan dat zij dat voertuig op de datum van de gedraging bedrijfsmatig had verhuurd aan een derde, zodat niet zij maar de huurder van het voertuig ter zake van deze gedraging dient te worden aangesproken. De betrokkene heeft hiertoe een afschrift van een namens haar aangegane huurovereenkomst overgelegd alsmede een afschrift van een opdracht tot dienstverlening bij verhuur.
3.
Artikel 8, aanhef en onder b, WAHV luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
"De officier van justitie vernietigt de beschikking indien, in het geval van artikel 5 onderscheidenlijk artikel 5a, degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven: een voor een termijn van ten hoogste drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst overlegt waaruit blijkt wie ten tijde van de gedraging de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was, (…)."
4.
Uit de overlegde huurovereenkomst blijkt dat [naam] het voertuig met voormeld kenteken namens de betrokkene heeft verhuurd.
5.
De vraag die ter beoordeling voor ligt is of deze huurovereenkomst is aan te merken als een bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst in de zin van voormeld artikel 8 WAHV.
6.
De wet noch de wetsgeschiedenis bieden een aanknopingspunt voor de beoordeling van de vraag of aannemelijk is gemaakt dat de, in artikel 8, aanhef en onder b, WAHV bedoelde, huurovereenkomst bedrijfsmatig is aangegaan. De memorie van toelichting houdt te dienaangaande slechts in: "Om duidelijk tot uitdrukking te laten komen dat de in artikel 8 voorziene disculpatiemogelijkheid voor de kentekenhouder - voor zover hier van belang - alleen betrekking kan hebben op bedrijfs- of beroepsmatige verhuur van een motorrijtuig is in dit artikel tevens tussen "schriftelijk" en "aangegane" nog ingevoegd: "bedrijfsmatig." (Kamerstukken II, 1993/94, 23 689, nr. 3, p. 4). Derhalve dient deze beoordeling te geschieden op grond van het feitelijk gebruik en hetgeen ten bewijze daarvan is overgelegd.
Het is - nu het een disculpatiemogelijkheid betreft - aan betrokkene om aannemelijk te maken dat haar een beroep op artikel 8, aanhef en onder b, WAHV toekomt.
7.
De betrokkene heeft in dit verband aangevoerd dat uit het feit dat zij de verhuur van haar voertuig heeft uitbesteed aan[naam] reeds blijkt dat daarvan sprake is. Ten bewijze hiervan heeft zij een afschrift van een opdracht tot dienstverlening overgelegd. Hierin staat dat de betrokkene aan [naam] de opdracht heeft gegeven tot het verlenen van diensten bij de verhuur van voormeld voertuig.
In het overgelegde huurcontact is opgenomen dat het voertuig namens betrokkene wordt verhuurd.
8.
Het hof is van oordeel dat de betrokkene er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat zij de onderhavige huurovereenkomst bedrijfs- of beroepsmatig is aangegaan. De enkele omstandigheid dat zij de verhuur van haar voertuig, middels een opdracht tot dienstverlening, heeft uitbesteed aan een derde is daartoe onvoldoende, aangezien deze omstandigheid niet maakt dat zij daarmee niet langer de hoedanigheid van particulier heeft. De betrokkene heeft overigens geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat zij een bedrijf of beroep heeft waarbij het past dat zij haar voertuig aldus verhuurt. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van een bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst in de zin van artikel 8, aanhef en onder b, WAHV. De betrokkene blijft daarom als kentekenhouder aansprakelijk voor de aan haar opgelegde sanctie.
9.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
10.
Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het verzoek tot vergoeding van kosten worden afgewezen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Arntz als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.