In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 11 februari 2014, stond de betalingsregeling van een achterstallige ziektekostenpremie centraal. De eisende partij, Menzis Zorgverzekeraar N.V., had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die een bedrag van € 252,38 niet had betaald voor zijn zorgverzekering. Menzis vorderde betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde erkende de hoofdsom verschuldigd te zijn, maar stelde dat hij met Menzis een betalingsregeling had getroffen die alle achterstanden omvatte. Menzis betwistte dit en stelde dat de betalingsregeling geen betrekking had op de onderhavige vordering.
De rechtbank oordeelde dat Menzis als professionele organisatie duidelijk had moeten maken welke vorderingen in de betalingsregeling waren opgenomen. De schriftelijke bevestiging van de betalingsregeling was voor de gedaagde niet duidelijk, omdat er geen specificatie was over welke periode de vordering betrekking had. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde in redelijkheid had mogen begrijpen dat de vordering van € 252,38 onderdeel uitmaakte van de betalingsregeling. Aangezien er geen verdere sommatie was verzonden door de incassogemachtigde na de brief van 2 mei 2013, werd de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten afgewezen.
De rechtbank veroordeelde de gedaagde tot betaling van € 253,97 aan Menzis, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelde Menzis in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de gedaagde op nihil werden begroot. De overige vorderingen van Menzis werden afgewezen. Dit vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.