In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Overijssel, is er een bevoegdheidsincident aan de orde dat voortvloeit uit een mediation clausule in een overeenkomst tussen partijen. De eisers in de hoofdzaak, [A] en de besloten vennootschap SENANG B.V., hebben de rechtbank ingeschakeld tegen de gedaagden [B] en de besloten vennootschap ACTIVE MOTION B.V. De gedaagden hebben in het incident gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart, met een beroep op de mediation clausule die in de overeenkomst is opgenomen. Deze clausule stelt dat partijen eerst zullen proberen om geschillen op te lossen door middel van mediation voordat zij zich tot de rechter wenden.
De rechtbank heeft de standpunten van beide partijen in overweging genomen. [B] c.s. voerden aan dat de rechtbank zich onbevoegd moest verklaren omdat zij de mediation route hadden willen volgen, terwijl [A] c.s. verweer voerden tegen deze stelling. De rechtbank concludeert dat beide partijen inderdaad de intentie hadden om mediation toe te passen, maar dat dit niet heeft geleid tot een daadwerkelijke mediation. De rechtbank oordeelt dat het inschakelen van een mediator niet betekent dat de rechter geen kennis kan nemen van het geschil, vooral niet als één van de partijen de rechter inschakelt.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat de vordering van [B] c.s. tot onbevoegdheid moet worden afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de aangevoerde gronden voor de vordering niet voldoende zijn en dat de zaak verder behandeld zal worden. [B] c.s. worden veroordeeld in de proceskosten van het incident. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken op 25 juni 2014.