ECLI:NL:RBOVE:2014:6195

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 november 2014
Publicatiedatum
24 november 2014
Zaaknummer
3504926 CV EXPL 14-10376
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot wedertewerkstelling in kort geding na schorsing van werknemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 24 november 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres], een Algemeen medewerkster bij B.V. Groentesnijbedrijf HDV, en haar werkgever HDV. [Eiseres] was per 26 augustus 2014 op non-actief gesteld door HDV, die stelde dat er ernstige problemen waren met de samenwerking tussen [eiseres] en haar collega's. [Eiseres] vorderde in kort geding dat haar wedertewerkstelling zou worden toegewezen, omdat HDV geen redelijke grond had aangevoerd voor de schorsing.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar terugkeer naar de werkvloer, ondanks dat haar loon doorbetaald werd. De rechter overwoog dat een werkgever slechts de mogelijkheid om arbeid te verrichten mag onthouden als er een redelijke grond voor is, die zwaar genoeg weegt tegen het belang van de werknemer om te blijven werken. HDV had onvoldoende bewijs geleverd voor haar stellingen over de onhoudbaarheid van de situatie en de vermeende klachten van collega's.

De kantonrechter oordeelde dat HDV geen redelijke grond had om de schorsing in stand te houden en dat de vordering van [eiseres] een kans van slagen had in een eventuele bodemprocedure. Daarom werd de vordering tot wedertewerkstelling toegewezen, met een dwangsom van € 200,00 per dag voor het geval HDV in gebreke zou blijven. Tevens werd HDV veroordeeld in de proceskosten van [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 3504926 CV EXPL 14-10376
Uitspraak : 24 november 2014 (edg)
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[eiseres]
,
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres],
gemachtigde: mr. C.T. Williams, werkzaam bij ARAG te Leusden,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. Groentesnijbedrijf HDV,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Losser,
gedaagde partij
hierna te noemen: HDV,
gemachtigde: B.H.J.M. Horenberg, HR manager, werkzaam bij HDV.
De procedure:
1. [eiseres] heeft gesteld en gevorderd als staat vermeld in de dagvaarding van 27 oktober 2014.
2. HDV heeft schriftelijk geconcludeerd voor antwoord.
3. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 10 november 2014.
[eiseres] heeft haar standpunt doen toelichten door haar gemachtigde. HDV heeft tegen de vordering verweer gevoerd.
4. Het vonnis is bepaald op heden.
Het geschil in kort geding:

1.De vaststaande feiten:

Bij de beoordeling van dit geschil wordt uitgegaan van de navolgende feiten. Deze worden als vaststaand beschouwd omdat zij door één van partijen zijn gesteld en door de andere partij zijn erkend dan wel onvoldoende of niet zijn betwist.
[eiseres], geboren [1963], is per 1 januari 1998 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij HDV, in de functie van Algemeen medewerkster, tegen een salaris van thans € 1.727,20 bruto per vier weken, exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten. [eiseres] heeft een dienstverband van 38 uren per week.

2.De vordering in kort geding:

[eiseres] vordert, kort samengevat, HDV te veroordelen, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I. om [eiseres] binnen 48 uur na betekening van het te wijzen vonnis toegang te verlenen, te doen of laten verlenen tot de werkplek en haar in staat te stellen haar gebruikelijke werkzaamheden als Algemeen medewerkster te verrichten, op verbeurte van een door HDV aan [eiseres] te betalen dwangsom van € 250,00 voor elke dag dat HDV nalatig is aan deze veroordeling te voldoen;
II. om [eiseres] binnen 2 x 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis, de correcte bruto/netto specificaties ex artikel 7:626 Burgerlijk Wetboek over de vanaf 1 maart 2014 verschenen en nog te verschijnen loontermijnen te overleggen, zulks onder verbeurte van een dwangsom ad € 150,00 per dag of gedeelte van een dag dat HDV na betekening van het te wijzen vonnis in gebreke blijft om aan dit vonnis te voldoen;
III. tot betaling van de kosten van deze procedure.
[eiseres] stelt daartoe, kort samengevat, dat zij ten onrechte op 26 augustus 2014 op non- actief is gesteld. [eiseres] betwist dat zij haar echtgenoot toegang tot het bedrijf van HDV heeft verleend. Van een onhoudbare situatie waardoor [eiseres] niet langer op de werkvloer kan worden getolereerd is geen sprake. [eiseres] betwist dat collega’s niet meer met haar zouden willen samenwerken, althans zij heeft daar nooit iets van gemerkt.

3.Het verweer:

HDV heeft de vordering betwist en daartoe, kort samengevat, het navolgende aangevoerd. HDV handhaaft haar stelling dat het overgrote deel van de medewerkers, in totaal werken ongeveer 65 mensen bij HDV, niet (meer) met [eiseres] willen samenwerken. Dit vanwege ‘roddelen en opruien’ door [eiseres]. Omdat [eiseres] anderzijds ook altijd bereid is om op tijden te werken wanneer anderen niet willen werken, heeft HDV het gedrag van [eiseres] lange tijd door de vingers gezien. Daarbij speelt tevens een rol dat [eiseres] tot de ‘oude garde’ behoort waarvan van oudsher altijd wat meer werd ‘geaccepteerd’ dan later van jongere collega’s werd en wordt geaccepteerd. Thans is echter het punt bereikt dat partijen niet meer samen verder kunnen. HDV bereiken met enige regelmaat klachten van collega’s over [eiseres]. HDV is tot dusver vervolgens steeds op zoek gegaan naar een andere werkplek voor [eiseres] binnen haar bedrijf. Echter dit houdt een keer op. En na een laatste incident waarbij een collega van [eiseres] overstuur was vanwege ‘roddel en opruiing’ door [eiseres] was de maat voor HDV vol. Wat verder een rol speelt is dat de echtgenoot van [eiseres] zich dreigend heeft uitgelaten jegens [V], directeur van HDV. Op 16 september 2013 hebben enige medewerkers een schriftelijke waarschuwing gekregen. [eiseres] weigerde als enige van de vier personen deze waarschuwing voor gezien te tekenen. Om deze reden is haar de toegang tot de afdeling productie ontzegd. De werkgever zou anders immers niet meer geloofwaardig zijn.

4.Beoordeling door de kantonrechter:

4.1
De kantonrechter overweegt dat het spoedeisend belang van [eiseres] voldoende aannemelijk is. [eiseres] heeft er belang bij weer aan het werk te kunnen binnen haar functie van Algemeen medewerkster. Dat zij wel telkens haar loon door betaald krijgt doet aan die spoedeisendheid niet af.
4.2
De kantonrechter dient te beoordelen of de vordering van [eiseres] een zodanige kans van slagen heeft in een eventuele bodemprocedure dat de toewijzing daarvan als voorlopige voorziening is gerechtvaardigd. Ingevolge artikel 7:611 van het Burgerlijk Wetboek (BW) dient een op non-actief stelling te worden getoetst aan de beginselen van goed werkgeverschap. De kantonrechter wijst in verband met deze beoordeling op de uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden van 29 november 2011 (JAR 2012,14) in welke uitspraak is overwogen dat: “
Daarbij dient naar het voorlopig oordeel van het hof als uitgangspunt te worden genomen dat van een werkgever, als goed werkgever, gevergd mag worden dat hij de werknemer tegen diens wil slechts de mogelijkheid mag onthouden om de overeengekomen arbeid te verrichten wanneer de werkgever daarvoor een redelijke grond heeft en dat die grond voldoende zwaar dient te wegen, gelet op het in beginsel zwaarwegend te achten belang van de werknemer om de bedongen arbeid te kunnen blijven verrichten”.
De kantonrechter neemt dit aldus geformuleerde toetsingskader over.
4.3
HDV heeft aangevoerd dat het gedrag van [eiseres] leidt tot spanningen op de werkvloer, collega’s niet de dupe mogen worden van haar gedrag en terugkeer naar de werkvloer vanwege veiligheidsoverwegingen ongewenst is. HDV heeft haar stellingen slechts summierlijk onderbouwd. Er zijn geen functioneringsgesprekken gevoerd en er zijn geen gespreksverslagen voorhanden. Ook heeft HDV aangegeven dat waardering bestaat voor de bereidheid van [eiseres] om op tijdstippen te werken wanneer collega’s dat niet willen. Dat er derhalve sprake is van zodanig disfunctioneren door ‘roddel en achterklap’ dat [eiseres] om die reden niet langer gehandhaafd kan blijven op of terugkeren naar haar werkplek is, mede indachtig de betwisting door [eiseres], niet voldoende aannemelijk geworden.
Onacceptabel is dat de echtgenoot van [eiseres], na de schorsing en ontslagaanzegging, door iemand via de personeelsingang toegang is gegeven en de directeur van HDV heeft bedreigd. Niet duidelijk is wie die toegang heeft verstrekt. Dit incident na de schorsing kan niet aan de schoring ten grondslag liggen en is, hoe ernstig op zich zelf beschouwd ook, niet zodanig aan [eiseres] toe te rekenen dat op die grond de schorsing dient voort te duren. Voorts dient geconstateerd te worden dat HDV tot op heden, na de weigering van [eiseres] de beëindigingsovereenkomst te tekenen, geen enkele stap heeft ondernomen om tot een beëindiging van de schorsing, door wedertewerkstelling of ontslag, te komen. Indien HDV dusdanig ontevreden was over het functioneren van [eiseres], had het op haar weg gelegen om stappen te nemen teneinde de arbeidsovereenkomst te beëindigen.
4.4
De kantonrechter is van oordeel dat gelet op het bovenstaande DHV geen redelijke grond heeft die voldoende zwaarwegend is om de schorsing in stand te laten gelet op het zwaarwegend belang van [eiseres] om de arbeid te kunnen verrichten.
4.5
De kantonrechter zal daarom de door [eiseres] gevorderde toelating tot haar arbeid toewijzen.
4.6
De kantonrechter zal de gevorderde dwangsom van € 250,00 per dag matigen en een dwangsom opleggen van € 200,00 per dag met een maximum van € 5.000,00.
4.7
HDV heeft verklaard dat [eiseres] toegang heeft tot het bedrijf en de salarisspecificaties kan ophalen. [eiseres] heeft derhalve geen belang bij een veroordeling van HDV tot het overleggen van de bruto/netto specificaties.
4.8
HDV dient als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld te worden in de proceskosten.
De beslissing in kort geding
I Veroordeelt HDV om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis [eiseres] weer in de gelegenheid te stellen om haar functie van Algemeen medewerkster te verrichten, op straffe van een dwangsom van € 200,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan
dat DHV daarmee in gebreke blijft tot een maximum van € 5.000,00.
II Veroordeelt HDV in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van
[eiseres] begroot op € 577,33, waaronder € 400,00 wegens salaris gemachtigde.
III Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
IV Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Enschede door mr. E.W. de Groot, kantonrechter, en op 24 november 2014 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.