ECLI:NL:RBOVE:2014:608

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 januari 2014
Publicatiedatum
10 februari 2014
Zaaknummer
C/08/136448 / HA ZA 13-93
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot teruggave van een auto na verkoop door een beschikkingsonbevoegde

In deze zaak vorderde het Duitse autobedrijf Autohaus Wernigerode GmbH de teruggave van een Audi Q7, die door een derde, [V], was verkocht aan [gedaagde]. Autohaus had de auto in bruikleen gegeven aan [V] onder een koopovereenkomst met eigendomsvoorbehoud. [V] had de koopprijs niet voldaan en verkocht de auto door aan [gedaagde], die de auto zonder de bijbehorende kentekenpapieren ontving. Autohaus vorderde teruggave van de auto en betaling van de koopprijs. De rechtbank Oost-Nederland had eerder in een verstekvonnis [gedaagde] veroordeeld tot teruggave van de auto. In het verzet tegen dit vonnis stelde [gedaagde] dat zij rechtmatig eigenaar was geworden van de auto, omdat zij deze had gekocht van [V], die volgens een Duits strafvonnis bevoegd was om de auto te verkopen. De rechtbank Overijssel oordeelde dat [V] niet beschikkingsbevoegd was, omdat hij de koopprijs niet had betaald en de kentekenbewijzen niet had ontvangen. Hierdoor kon [gedaagde] geen eigenaar worden van de auto. De rechtbank bekrachtigde het verstekvonnis en wees de vorderingen van [gedaagde] en Autohaus af, waarbij de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/136448 / HA ZA 13-93
Vonnis in verzet van 22 januari 2014
in de zaak van
de rechtspersoon naar Duits recht
AUTOHAUS WERNIGERODE GMBH,
gevestigd te Wernigerode, Duitsland
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. R.J. Leijssen te Enschede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde], voorheen genaamd [X],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. R. Kroon te Almelo.
Partijen zullen hierna Autohaus en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het door de rechtbank Oost-Nederland op 6 februari 2013 tussen Autohaus en [gedaagde] bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer / rolnummer C/08/131095 / HA ZA 12-299;
  • de verzetdagvaarding tevens voorwaardelijke eis in reconventie (aan te merken als de conclusie van antwoord in conventie en van eis in voorwaardelijke reconventie);
  • de conclusie van antwoord in oppositie, alsmede wijziging van eis, alsmede antwoord in reconventie (aan te merken als conclusie van repliek in conventie en van antwoord in voorwaardelijke reconventie);
  • de conclusie van repliek in oppositie, repliek in voorwaardelijke reconventie (aan te merken als conclusie van dupliek in conventie en van repliek in voorwaardelijke reconventie);
  • de conclusie van dupliek in reconventie in oppositie (aan te merken als conclusie van dupliek in voorwaardelijke reconventie);
  • de akte houden uitlating producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In deze zaak staat het navolgende vast.
Autohaus is een in Duitsland gevestigde dealer die onder andere handelt in auto’s van het merk Audi.
[gedaagde] heeft in de aanhef van haar verzetdagvaarding onweersproken gesteld dat zij voorheen is genaamd [X] . [gedaagde] handelt in auto’s onder meer onder de naam Exclusive Car Lease.
In maart 2010 heeft Autohaus de eigendom verkregen van de op 11 maart 2010 op de weg toegelaten personenauto, merk Audi, type Q7, chassisnummer [XXXX] met Duits kentekenbewijs[YYYY] -verder te noemen de auto-.
Blijkens de als productie 2 aan de dagvaarding gehechte gebruikersovereenkomst heeft Autohaus de auto voor de periode van 23 april tot 22 augustus 2010 in bruikleen gegeven aan [V], handelend onder de naam Superfast Cars, verder te noemen [V].
Op 5 maart 2010 heeft [V] een bindend bestellingsformulier getekend (productie 3 bij dagvaarding), waarin de koopprijs is bepaald op € 74.500,--. Op deze koopovereenkomst zijn van toepassing verklaard de als productie 4 aan de dagvaarding gehechte verkoopvoorwaarden, waaruit volgt dat de eigendom van de auto pas zou overgaan na betaling van de koopprijs en waaruit volgt dat koper gedurende de duur van het eigendomsvoorbehoud van Autohaus niet over de auto zou mogen beschikken.
De volledige kentekenbewijzen, waaronder deel III, werden niet afgegeven aan [V].
[V] heeft de auto in augustus 2010 verkocht aan [gedaagde], voor de koopprijs van € 57.900,--, welke koopprijs op of omstreeks 19 augustus 2010 door [gedaagde] is overgemaakt op rekening van [B], zoals vermeld op de koopovereenkomst (productie 5 bij dagvaarding).
Op of omstreeks 19 augustus 2010 heeft [gedaagde] de auto opgehaald. De bij de auto behorende kenteken- en overschrijvingsbewijzen bleken niet beschikbaar.
Autohaus heeft bij brief van haar rechtsanwalt [V] aangemaand en hem gesommeerd tot betaling van de koopprijs van € 74.500,-- over te gaan uiterlijk op 25 maart 2012. Toen betaling uitbleef heeft Autohaus, bij brief van haar rechtsanwalt van 27 maart 2012 (productie 7 bij dagvaarding), de koopovereenkomst ontbonden, waarbij de auto is teruggevorderd.
Omstreeks februari 2012 werd bij Autohaus bekend dat de auto in het bezit van [gedaagde] was, waarop correspondentie tussen partijen volgde.
[gedaagde] is bij verstekvonnis van 6 februari 2013 van de rechtbank Oost-Nederland veroordeeld tot teruggave van de auto aan Autohaus en tot betaling van het bedrag van € 74.500,-- aan Autohaus, voor het geval zij niet binnen een termijn van 7 dagen na betekening van het vonnis zou zijn overgegaan tot teruggave.
Nadat de verzetdagvaarding door [gedaagde] was uitgebracht heeft Autohaus de executie van het verstekvonnis aangezegd, waarna [gedaagde] een executie kort geding heeft geëntameerd.
Bij kortgeding vonnis van 29 maart 2013 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Nederland is de vordering van [gedaagde], de uitvoerbaarheid bij voorraad van het verstekvonnis te schorsen totdat in de verzetprocedure een vonnis is gewezen, afgewezen.
[gedaagde] heeft de auto op 4 april 2013 te Wernigerode, Duitsland aan Autohaus ter beschikking gesteld (productie 8 bij de nadere conclusie in oppositie).
Op 24 oktober 2011 is [V] door de Duitse strafrechter vrijgesproken van de hem ten laste gelegde verduistering van de auto (productie 9 bij de nadere conclusie in oppositie).

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Autohaus heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] zal veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van het vonnis de auto terug te geven, op straffe van verbeurte van dwangsommen en haar voorts zal veroordelen tot betaling van € 74.500,--, te vermeerderen met wettelijke handelsrente, voor zover [gedaagde] de auto niet binnen genoemde termijn heeft teruggeven, met veroordeling van [gedaagde] in de buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
3.2.
Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen van Autohaus toegewezen behoudens de gevorderde dwangsommen.
3.3.
[gedaagde] vordert in het verzet in conventie, zakelijk weergegeven, dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van Autohaus alsnog worden afgewezen, met veroordeling van Autohaus in de kosten van het verzet.
3.4.
Autohaus heeft bij conclusie van antwoord in oppositie haar eis gewijzigd, in die zin dat zij -na teruggave van de auto- nog slechts vordert de reparatiekosten en de waardevermindering van de auto, door haar gesteld op een bedrag van € 24.431,56, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5
Autohaus heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat [gedaagde] geen eigenaar is geworden van de auto, nu [V] niet beschikkingsbevoegd was. Weliswaar heeft [V] een aantal keren een auto van Autohaus, die hij op basis van een gebruiksovereenkomst onder zich had, verkocht, maar deze verkopen waren eerst toegestaan nadat [V] de volledige koopprijs aan Autohaus had voldaan, waarna hij de kentekenbewijzen ontving en waarna hij de betreffende auto’s rechtsgeldig kon verkopen en overdragen.
Daarvan was in het onderhavige geval geen sprake. [V] had de koopprijs niet aan Autohaus betaald, ontving derhalve niet de bij de auto behorende autopapieren (Zulassungsschein, Fahrzeugschein), zodat [V] de auto niet kon en mocht vervreemden.
3.6
[gedaagde] was ook niet niet te goeder trouw, nu het gelet op het ontbreken van de autopapieren voor haar kenbaar was dat [V] beschikkingsonbevoegd was. Weliswaar heeft [gedaagde] met de heer [L] van Autohaus gebeld, maar hij heeft [gedaagde] meegedeeld dat het voertuig eigendom was van Autohaus en dat de koopovereenkomst door [V] nog niet was nagekomen omdat de koopprijs nog niet door hem was betaald. Ook de lage koopprijs die [gedaagde] met [V] is overeengekomen had voor [gedaagde] aanleiding tot twijfel ten aanzien van de beschikkingsbevoegdheid van [V] moeten zijn, evenals het feit dat de koopprijs op rekening van een derde betaald diende te worden.
3.7.
De koopprijs die [gedaagde] heeft betaald dient zij te verhalen op [V], die wanprestatie jegens haar heeft gepleegd. Er is geen enkele basis op grond waarvan [gedaagde] schadevergoeding van Autohaus kan vorderen. Juist [gedaagde] heeft onrechtmatig jegens Autohaus gehandeld door een auto te kopen van een beschikkingsonbevoegde en zonder kentekenpapieren de auto in bezit te nemen. Nu de auto weer is teruggegeven aan Autohaus vordert zij nog slechts reparatiekosten ten bedrage van € 4.431,56 en waardevermindering van de auto van € 20.000,--.
3.8.
[gedaagde] heeft de (gewijzigde) vordering van Autohaus weersproken. Zij stelt dat ze rechtmatig eigenaar is geworden van de auto, nu zij deze heeft gekocht en geleverd gekregen van een beschikkingsbevoegde, zodat aan de vereisten van artikel 3:84 Burgerlijk Wetboek (BW) is voldaan. Uit het door de Duitse strafrechter op 24 oktober 2011 gewezen vonnis, waarbij [V] is vrijgesproken van de hem ten laste gelegde verduistering, volgt ook dat [V] bevoegd was de auto aan derden te verkopen en over te dragen.
3.9.
Voor zover haar voorman ([V]) niet beschikkingsbevoegd was, komt [gedaagde] als verkrijger te goeder trouw bescherming toe, als bedoeld in artikel 3:86 BW. Zij had geen reden om aan de beschikkingsbevoegdheid van [V] te twijfelen. Autohaus heeft ook de schijn van beschikkingsbevoegdheid gewekt door de auto vrijelijk aan [V] ter beschikking te stellen en [gedaagde] mee te delen dat hij als tussenpersoon auto’s voor haar verkocht.
3.10.
Autohaus komt jegens [gedaagde] dan ook geen aanspraak toe op teruggave van de auto en/of schadevergoeding. Autohaus heeft aldus misbruik gemaakt van haar positie en op oneigenlijke gronden [gedaagde] onder het dreigement van executie van het verstekvonnis bewogen om de auto weer aan haar ter beschikking te stellen. Door aldus te handelen heeft zij jegens [gedaagde] onrechtmatig gehandeld, als gevolg waarvan [gedaagde] schade heeft geleden welke zij in (voorwaardelijke) reconventie van Autohaus zal vorderen.
Subsidiair beroept [gedaagde] zich op het leerstuk van de ongerechtvaardigde verrijking.
betwist ten slotte dat Autohaus schade heeft geleden, betwist de gestelde omvang daarvan en tevens dat dit het gevolg is van enig (onrechtmatig/verwijtbaar) handelen van [gedaagde].
3.11.
Beide partijen hebben bewijs aangeboden van hun stellingen.
3.12.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.13.
[gedaagde] vordert  samengevat en na eiswijziging- in voorwaardelijke reconventie bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Autohaus te veroordelen om aan [gedaagde] te betalen € 71.553,43, te vermeerderen met wettelijke rente, eveneens met veroordeling van Autohaus in de proceskosten.
3.14.
De reconventionele vordering wordt ingesteld onder de opschortende voorwaarde dat in conventie wordt geoordeeld dat het verstekvonnis wordt vernietigd en [gedaagde] als eigenaar wordt aangemerkt van de auto.
De schade heeft zij onder punt 16 van haar nadere conclusie in oppositie gespecificeerd.
3.15.
Autohaus voert verweer.
3.16.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie

4.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [gedaagde] in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen. [gedaagde] heeft in de aanhef van haar verzetdagvaarding onweersproken gesteld dat zij voorheen was genaamd [X], zodat de rechtbank ervan uitgaat dat sprake is van een en dezelfde rechtspersoon.
4.2.
Het verstekvonnis van 6 februari 2013 is gewezen door de rechtbank Oost-Nederland, welke rechtbank per 1 januari 2013 in het kader van de Herziening Gerechtelijke Kaart is ontstaan door samenvoeging van de rechtbanken Almelo, Zwolle, Arnhem en Zutphen. Na de splitsing van de rechtbank Oost-Nederland per 1 april 2013 in de rechtbank Gelderland en de rechtbank Overijssel, is de onderhavige zaak aanhangig bij de rechtbank Overijssel.
4.3.
Bij tussenvonnis van 10 oktober 2012 van de rechtbank Almelo is reeds geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt, omdat de woonplaats van [gedaagde] in Nederland is gelegen. Ingevolge het bepaalde in artikel 6 lid 3 van de EEX-verordening geldt hetzelfde voor de (voorwaardelijk) reconventionele vordering.
4.4.
Ten aanzien van het op de onderhavige vorderingen toepasselijke recht overweegt de rechtbank als volgt. Bij verstekvonnis heeft de rechtbank ten aanzien van het door Autohaus gevorderde bedrag als schadevergoeding op basis van onrechtmatige daad geoordeeld dat bepaling van het toepasselijke recht dient plaats te vinden aan de hand van de Verordening (EG) nr. 864/2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Verordening Rome II), nu de vordering betrekking heeft op een door deze verordening bestreken onderwerp en de gestelde schadeveroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgevonden na inwerkingtreding van de verordening (11 januari 2009). Nu gesteld noch gebleken is dat door partijen een rechtskeuze is gedaan ten aanzien van het toepasselijke recht, is ingevolge artikel 4 van de verordening het recht van toepassing van het land waar de schade zich voordoet. De rechtbank heeft overwogen dat de gestelde schade zich in het onderhavige geval heeft voorgedaan in Nederland, zodat op deze vordering Nederlands recht van toepassing is. Nu Autohaus bij eiswijziging slechts de hoogte van haar vordering heeft gewijzigd, maar niet de grondslag (schadevergoeding als gevolg van onrechtmatige daad van [gedaagde]), dient dit oordeel in stand te blijven. De schade die Autohaus na eiswijziging vordert heeft betrekking op het door haar gestelde gebruik van de auto door [gedaagde]. In acht genomen het feit dat de auto zich, voor teruggaaf aan Autohaus, in Nederland bevond, wordt dat gebruik geacht in Nederland te hebben plaatsgevonden.
Ook de (voorwaardelijk) reconventionele vordering ziet op schadevergoeding als gevolg van onrechtmatig handelen van Autohaus, zodat ook op deze vordering de hiervoor genoemde Verordening Rome II van toepassing is. Ook deze schade heeft zich naar het oordeel van de rechtbank in Nederland voorgedaan, zodat ook op deze vordering Nederlands recht van toepassing is.
4.5. De rechtbank overweegt dat kernvraag is deze zaak is of [gedaagde] al of niet eigenaar van de auto is geworden.
Autohaus heeft zich daarbij, onder verwijzing naar de bepalingen in de door haar met [V] gesloten koopovereenkomst en de daarbij behorende verkoopvoorwaarden (producties 3 en 4 bij de inleidende dagvaarding) op het standpunt gesteld dat dat niet het geval is, nu [V] niet beschikkingsbevoegd was, terwijl [gedaagde], onder verwijzing naar het op 24 oktober 2011 door de Duitse strafrechter gewezen strafvonnis, juist heeft gesteld dat dat wel het geval is, nu zij de auto heeft gekocht en geleverd gekregen van een beschikkingsbevoegde.
4.6.
De rechtbank overweegt dat uit de door Autohaus als producties 3 en 4 bij de inleidende dagvaarding overlegde koopovereenkomst met bijbehorende verkoopvoorwaarden met [V] volgt dat de eigendom van de auto pas zou overgaan na betaling van de koopprijs en dat de koper gedurende de duur van het eigendomsvoorbehoud van Autohaus niet over de auto zou mogen beschikken. Nu tussen partijen niet in geschil is dat [V] ten tijde van de verkoop en overdracht van de auto aan [gedaagde] de door hem met Autohaus overeengekomen koopprijs van € 74.500,-- niet heeft voldaan, kan [V], gelet op voornoemde contractuele bepalingen, zowel naar Nederlands alsook naar Duits recht, niet als beschikkingsbevoegde verkoper van [gedaagde] worden aangemerkt. Dat wordt onderstreept door het in deze zaak vaststaande feit dat de volledige kentekenbewijzen niet zijn afgegeven aan [V].
4.7.
Dat de Duitse strafrechter tot het volgende oordeel is gekomen:

Nach den oben geschilderten Bekundungen des Angeklagten bzw. der beiden Zeugen ist davon auszugehen, dass der Angeklagte entgegen der Anklageschrift durchaus befugt war, schuldrechtliche Verträge bzgl. der ihm überlassenen Fahrzeuge mit Dritten abzuschlieβen und ihnen die Fahrzeuge zu überlassen. Erst nach Zahlung des zwischen dem Autohaus Wernigerode und dem Angeklagten vereinbarten Kaufpreises wurden die Kfz.-Briefe, das Serviceheft und der Zweitschlüssel den Neuerwerbern überlassen, so dass der Eigentumswechsel vollständig vollzogen werden konnte. Angesichts dieser jahrelange Übung zwischen Angeklagten und dem Autohaus Wernigerode konnte und musste der Angeklagte von einem erlaubten Überlassen der Fahrzeuge an Dritte ausgehen, so dass er nicht rechtswidrig gehandelt hat. Der Angeklagte war daher aus tatsächlichen Gründen freizuspechen.’
doet daaraan niet af. Ingevolge het bepaalde in artikel 161 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering levert slechts een in kracht van gewijsde gegaan, op tegenspraak gewezen vonnis, waarbij de Nederlandse strafrechter bewezen heeft verklaard dat iemand een feit heeft begaan, dwingend bewijs op van dat feit. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad bindt het oordeel van de strafrechter dat een bepaald feit niet bewezen wordt verklaard de civiele rechter dus geenszins. Wat er overigens zij van het oordeel van de Duitse strafrechter dat [V] bevoegd was koopovereenkomsten met derden te sluiten met betrekking tot aan hem verkochte auto’s, overwogen wordt ook dat eerst na betaling van de koopprijs de eigendom kon worden overgedragen.
4.8.
Vervolgens heeft de rechtbank te beoordelen of, ondanks de onbevoegdheid van de vervreemder ([V]) de overdracht geldig is, in de zin van artikel 3: 86 BW, hetgeen het geval is indien de overdracht anders dan om niet geschiedt en de verkrijger ([gedaagde]) te goeder trouw is. De rechtbank overweegt dat aan de eerste voorwaarde is voldaan, nu tussen partijen vaststaat dat [gedaagde] een koopprijs van € 57.900,-- heeft voldaan voor de auto, op rekening van een derde.
4.9. Resteert de vraag of [gedaagde] als verkrijger te goeder trouw dient te worden aangemerkt. Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] bij overdracht van de auto niet de beschikking heeft gekregen over de bij de auto behorende autopapieren. Uit het als productie 5 bij de verzetdagvaarding overgelegde ‘Auto Inspektion’ rapport blijkt dat bij de overdracht ontbraken de ‘Fahrzeug Brief, E.W.G., Wartungsheft en Fahrzeug Schein’ en dat slechts één sleutel aanwezig was, zoals ook valt af te leiden uit voornoemd strafvonnis van 24 oktober 2011. Voorts staat tussen partijen vast dat [gedaagde] de koopprijs niet aan [V] heeft voldaan, maar op rekening van een derde, te weten [B].
De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat met name gelet op de eerste omstandigheid, te weten het ontbreken van autopapieren, [gedaagde] niet als verkrijger te goeder trouw kan worden aangemerkt, nu uit bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad [1] volgt dat het ontbreken van autopapieren bij overdracht aan goede trouw in de weg staat in alle gevallen waarin geen sprake is van ‘overriding’ omstandigheden, die een ander oordeel kunnen dragen. Bepaald geen ‘overriding’ omstandigheid is genoemde gebruikelijkheid dat het kentekenbewijs eerst na aflevering van de auto toegezonden wordt. [2] Dat [gedaagde] stelt telefonisch contact te hebben opgenomen met een medewerker van Autohaus kan, ongeacht diens mededeling, daar geen afbreuk aan doen.
4.10.
In acht genomen het voorgaande is derhalve geen sprake geweest van een geldige overdracht van de auto door [V] aan [gedaagde], zodat [gedaagde] geen eigenaar is geworden van de auto. Dit is het uitgangspunt voor de verdere beoordeling van deze zaak.
4.11. Hieruit vloeit voort dat het verstekvonnis van de rechtbank Oost-Nederland van 6 februari 2013 in stand dient te blijven, welk vonnis inmiddels -zo is de rechtbank gebleken- is geëxecuteerd. De vorderingen van [gedaagde] in conventie, zakelijk weergegeven, dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van Autohaus alsnog worden afgewezen, met veroordeling van Autohaus in de kosten van het verzet, zullen ingevolge het voorgaande worden afgewezen.
4.12.
In conventie heeft Autohaus na eiswijziging van [gedaagde] gevorderd reparatiekosten aan de auto ten bedrage van € 4.431,56 en waardevermindering van de auto van € 20.000,--, stellend dat [gedaagde] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door een auto te kopen van een beschikkingsonbevoegde en deze zonder kentekenpapieren in bezit te nemen.
De rechtbank overweegt dat beide partijen in deze zaak feitelijk de dupe zijn geworden van de wanprestatie door [V] en de hieruit voortvloeiende rechtsgevolgen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Autohaus haar stelling dat er sprake is van een door [gedaagde] jegens haar gepleegde onrechtmatige daad onvoldoende feitelijk onderbouwd evenals het feit dat sprake is van causaal verband tussen de door haar gestelde schade en de waardevermindering door tijdsverloop en het handelen van [gedaagde]. Zo is gesteld noch gebleken dat de door Autohaus genoemde schade aan de auto is veroorzaakt door [gedaagde] en niet door [V], die de auto vanaf april tot augustus 2010 onder zich heeft gehad en evenmin dat de waardevermindering door tijdsverloop aan [gedaagde] is toe te rekenen. Dit laatste klemt temeer nu Autohaus zich eerst in februari 2012 in verbinding heeft gesteld met [gedaagde], die de auto al in augustus 2010 heeft gekocht van [V] en het vervolgens nog tot augustus 2012 heeft geduurd voordat [gedaagde] door Autohaus in rechte is betrokken.
4.13.
De rechtbank zal de gewijzigde vordering in conventie van Autohaus tot veroordeling van [gedaagde] om aan haar € 24.431,56, te vermeerderen met wettelijke rente, te betalen ingevolge het voorgaande dan ook afwijzen.
4.14. [gedaagde] heeft haar vordering in reconventie ingesteld onder de opschortende voorwaarde dat in conventie wordt geoordeeld dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat [gedaagde] als eigenaar wordt aangemerkt van de auto. Nu hiervan geen sprake is, is de voorwaarde voor de reconventie niet vervuld en kan deze vordering onbesproken blijven.
4.15.
Het verstekvonnis zal op grond van het vorenstaande worden bekrachtigd, inclusief de hierin opgenomen kostenveroordeling van [gedaagde]. Nu de vordering van [gedaagde] in conventie tot vernietiging van het verstekvonnis wordt afgewezen en de gewijzigde vordering in conventie van Autohaus tot veroordeling van [gedaagde] om aan haar € 24.431,56, te vermeerderen met wettelijke rente, te betalen, eveneens wordt afgewezen, zullen de proceskosten van deze verzetprocedure worden gecompenseerd, in die zin dat partijen ieder de eigen kosten zullen dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
bekrachtigt het door de rechtbank Oost-Nederland op 6 februari 2013 onder zaaknummer / rolnummer C/08/131095 / HA ZA 12-299 gewezen verstekvonnis.
5.2
wijst af het door [gedaagde] in conventie gevorderde.
5.3
wijst af de door Autohaus gevorderde veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan haar van een bedrag van € 24.431,56, te vermeerderen met wettelijke rente.
5.4
compenseert de kosten van deze verzetprocedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Lorist, M. L.J. Koopmans en J.H. van der Veer en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2014. [3]

Voetnoten

1.Vlg. o.a. HR 7 oktober 2005, NJ 2006/351 en HR 21 oktober 2001, NJ 2011/494.
2.Zie ook mr. J.H.M. van Swaaij in Maandblad Vermogensrecht 2012, nummer 5, pagina 125 en verder.
3.type: