Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het door de rechtbank Oost-Nederland op 6 februari 2013 tussen Autohaus en [gedaagde] bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer / rolnummer C/08/131095 / HA ZA 12-299;
- de verzetdagvaarding tevens voorwaardelijke eis in reconventie (aan te merken als de conclusie van antwoord in conventie en van eis in voorwaardelijke reconventie);
- de conclusie van antwoord in oppositie, alsmede wijziging van eis, alsmede antwoord in reconventie (aan te merken als conclusie van repliek in conventie en van antwoord in voorwaardelijke reconventie);
- de conclusie van repliek in oppositie, repliek in voorwaardelijke reconventie (aan te merken als conclusie van dupliek in conventie en van repliek in voorwaardelijke reconventie);
- de conclusie van dupliek in reconventie in oppositie (aan te merken als conclusie van dupliek in voorwaardelijke reconventie);
- de akte houden uitlating producties.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
Subsidiair beroept [gedaagde] zich op het leerstuk van de ongerechtvaardigde verrijking.
betwist ten slotte dat Autohaus schade heeft geleden, betwist de gestelde omvang daarvan en tevens dat dit het gevolg is van enig (onrechtmatig/verwijtbaar) handelen van [gedaagde].
De schade heeft zij onder punt 16 van haar nadere conclusie in oppositie gespecificeerd.
4.De beoordeling
in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
4.5. De rechtbank overweegt dat kernvraag is deze zaak is of [gedaagde] al of niet eigenaar van de auto is geworden.
‘
Nach den oben geschilderten Bekundungen des Angeklagten bzw. der beiden Zeugen ist davon auszugehen, dass der Angeklagte entgegen der Anklageschrift durchaus befugt war, schuldrechtliche Verträge bzgl. der ihm überlassenen Fahrzeuge mit Dritten abzuschlieβen und ihnen die Fahrzeuge zu überlassen. Erst nach Zahlung des zwischen dem Autohaus Wernigerode und dem Angeklagten vereinbarten Kaufpreises wurden die Kfz.-Briefe, das Serviceheft und der Zweitschlüssel den Neuerwerbern überlassen, so dass der Eigentumswechsel vollständig vollzogen werden konnte. Angesichts dieser jahrelange Übung zwischen Angeklagten und dem Autohaus Wernigerode konnte und musste der Angeklagte von einem erlaubten Überlassen der Fahrzeuge an Dritte ausgehen, so dass er nicht rechtswidrig gehandelt hat. Der Angeklagte war daher aus tatsächlichen Gründen freizuspechen.’
doet daaraan niet af. Ingevolge het bepaalde in artikel 161 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering levert slechts een in kracht van gewijsde gegaan, op tegenspraak gewezen vonnis, waarbij de Nederlandse strafrechter bewezen heeft verklaard dat iemand een feit heeft begaan, dwingend bewijs op van dat feit. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad bindt het oordeel van de strafrechter dat een bepaald feit niet bewezen wordt verklaard de civiele rechter dus geenszins. Wat er overigens zij van het oordeel van de Duitse strafrechter dat [V] bevoegd was koopovereenkomsten met derden te sluiten met betrekking tot aan hem verkochte auto’s, overwogen wordt ook dat eerst na betaling van de koopprijs de eigendom kon worden overgedragen.
De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat met name gelet op de eerste omstandigheid, te weten het ontbreken van autopapieren, [gedaagde] niet als verkrijger te goeder trouw kan worden aangemerkt, nu uit bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad [1] volgt dat het ontbreken van autopapieren bij overdracht aan goede trouw in de weg staat in alle gevallen waarin geen sprake is van ‘overriding’ omstandigheden, die een ander oordeel kunnen dragen. Bepaald geen ‘overriding’ omstandigheid is genoemde gebruikelijkheid dat het kentekenbewijs eerst na aflevering van de auto toegezonden wordt. [2] Dat [gedaagde] stelt telefonisch contact te hebben opgenomen met een medewerker van Autohaus kan, ongeacht diens mededeling, daar geen afbreuk aan doen.
De rechtbank overweegt dat beide partijen in deze zaak feitelijk de dupe zijn geworden van de wanprestatie door [V] en de hieruit voortvloeiende rechtsgevolgen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Autohaus haar stelling dat er sprake is van een door [gedaagde] jegens haar gepleegde onrechtmatige daad onvoldoende feitelijk onderbouwd evenals het feit dat sprake is van causaal verband tussen de door haar gestelde schade en de waardevermindering door tijdsverloop en het handelen van [gedaagde]. Zo is gesteld noch gebleken dat de door Autohaus genoemde schade aan de auto is veroorzaakt door [gedaagde] en niet door [V], die de auto vanaf april tot augustus 2010 onder zich heeft gehad en evenmin dat de waardevermindering door tijdsverloop aan [gedaagde] is toe te rekenen. Dit laatste klemt temeer nu Autohaus zich eerst in februari 2012 in verbinding heeft gesteld met [gedaagde], die de auto al in augustus 2010 heeft gekocht van [V] en het vervolgens nog tot augustus 2012 heeft geduurd voordat [gedaagde] door Autohaus in rechte is betrokken.