ECLI:NL:RBOVE:2014:5624
Rechtbank Overijssel
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WWB-uitkering in verband met onroerend goed in Turkije en de rechtmatigheid van het onderzoek
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 21 oktober 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster uit Almelo. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar WWB-uitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo, die was ingegaan op 11 augustus 2008. De intrekking was gebaseerd op het niet nakomen van de inlichtingenplicht met betrekking tot onroerend goed in Turkije, een erfenis en een bankrekening in Turkije. De voorzieningenrechter heeft op 9 oktober 2014 de zaak behandeld, waarbij zowel de verzoekster als de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De verzoekster ontving sinds 20 februari 2003 een bijstandsuitkering, maar had sinds 1 augustus 2014 geen inkomen meer. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster een aandeel heeft in onroerend goed in Turkije en dat zij een erfenis heeft ontvangen, maar dat zij deze informatie niet had gedeeld met de gemeente. Dit leidde tot de conclusie dat de inlichtingenplicht niet was nagekomen, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De voorzieningenrechter heeft ook de argumenten van verzoekster over discriminatie en schending van haar recht op privacy beoordeeld. Het onderzoek dat door de gemeente was ingesteld, werd niet als ongerechtvaardigde inmenging in haar privéleven beschouwd, en de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van discriminatie. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat het bestreden besluit naar verwachting in stand zou blijven. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.