ECLI:NL:RBOVE:2014:5582

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 oktober 2014
Publicatiedatum
17 oktober 2014
Zaaknummer
08/996026-12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering, valsheid in geschrifte en witwassen door betrokkenen bij Vastgoed Beleggings Maatschappij

Op 17 oktober 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen drie mannen die betrokken waren bij de Vastgoed Beleggings Maatschappij (VSM). De rechtbank heeft hen veroordeeld voor verduistering, valsheid in geschrifte en witwassen, maar sprak hen vrij van oplichting. De veroordeelden kregen gevangenisstraffen variërend van 1 tot 3 jaar. De rechtbank oordeelde dat de mannen zich schuldig hadden gemaakt aan het verduisteren van inleggelden van beleggers, die niet werden geïnvesteerd zoals beloofd in de prospectussen. De rechtbank stelde vast dat de inleggers door de oplichtingsmiddelen niet waren bewogen tot afgifte van hun geld, en dat de gelden in plaats daarvan voor andere doeleinden waren aangewend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte feitelijk leiding had gegeven aan de verboden gedragingen van VSM, en dat er sprake was van een nauwe samenwerking met medeverdachten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vierentwintig maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De vordering van de benadeelde partijen tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand werd afgewezen, omdat er geen schadevergoeding was toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/996026-12
Datum vonnis: 17 oktober 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte 2],
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 april 2014, 28 oktober 2013, 3 maart 2014, 10 april 2014, 30 juni 2014, 2, 3 en 5 september 2014 en 3 oktober 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.W. Bollen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadslieden, mrs. M.M. Mokveld en J.T.C. Leliveld, beiden advocaat te Den Haag, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 1 januari 2005 tot en met 21 november 2010 al dan niet samen met anderen, 581 individuele beleggers en een aantal beleggers, verenigd in de Stichting Belangen Obligatiehouders VSM heeft opgelicht (in totaal tot een bedrag van
€ 27.425.676,--) terzake van belegging in VSM BV, danwel
dat hij in die periode al dan niet samen met anderen feitelijk leiding en/of opdracht heeft gegeven aan VSM BV en Apex Vastgoed BV terzake van voornoemde oplichting, dan wel
dat hij in die periode al dan niet samen met anderen feitelijk leiding en/of opdracht heeft geven aan VSM BV en Apex Vastgoed BV terzake van verduistering van € 11.969.762,--, danwel
dat hij in die periode al dan niet samen met anderen een bedrag van € 11.969.762,-- heeft verduisterd;
feit 2: in de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 oktober 2012, al dan niet samen met anderen, een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van in totaal € 27.425.676,--,
danwel,
dat hij in die periode feitelijk leiding en/of opdracht heeft gegeven aan VSM BV en Apex Vastgoed BV terzake van voornoemd gewoontewitwassen;
feit 3: in de periode van 1 januari 2005 tot en met 21 november 2010, al dan niet samen met anderen, valsheid in geschrift heeft gepleegd m.b.t. de bedrijfsadministratie van Apex Vastgoed BV, danwel,
dat hij in die periode feitelijk leiding en/of opdracht heeft gegeven aan Apex Vastgoed BV terzake van voornoemde valsheid in geschrift;
feit 4: in de periode van 1 januari 2005 tot en met 21 november 2010, al dan niet samen met anderen, valsheid in geschrift heeft gepleegd m.b.t. de bedrijfsadministratie van VSM BV,
danwel,
dat hij in die periode feitelijk leiding en/of opdracht geven aan VSM BV terzake van voornoemde valsheid in geschrift;
feit 5:in de periode van 1 januari 2010 tot en met 1 maart 2010, al dan niet samen met anderen, feitelijk leiding/opdracht heeft gegeven aan APEX Vastgoed BV terzake het plegen van valsheid in geschrifte m.b.t. een formulier van de Kamer van Koophandel, danwel
dat hij in die periode, al dan niet samen met anderen, dat formulier valselijk heeft opgemaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2005 tot en met 21 november 2010 te Hengelo (O) en/of Arnhem en/of (elders) in
Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en)
en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
581, althans in elk geval een (groot) aantal personen (vermeld in overzicht
D-938 en/of AH-93), waaronder [slachtoffer 1] (G-1) en/of [slachtoffer 2]
(G-2) en/of [slachtoffer 3] (G-3) en/of [slachtoffer 4] (G-4) en/of [slachtoffer 5]
(G-10) en/of één of meer andere belegger(s) verenigd in de Stichting
Belangen Obligatiehouders VSM (en namens wie de stichting zich heeft gevoegd)
(hier na te noemen beleggers) heeft bewogen tot de afgifte van één of meerdere geldbedrag(en) (van in totaal EUR 27.425.676,-, althans één en/of meer
geldbedragen genoemd op het overzicht D-938, althans een groot geldbedrag)
(AH-18), in elk geval (telkens) enig goed
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met
voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid voorgewend en/of doen/laten
voorwenden (mondeling en/of schriftelijk) - ondermeer-:
- dat de door Vastgoed Solide Maatschappij B.V. en/of één of meer aan haar
gelieerde rechtsperso(o)n(en) ontvangen gelden grotendeels, althans in
belangrijke mate zouden worden belegd/geïnvesteerd in (Nederlands) onroerend
goed en/of in de aankoop en/of verkoop en/of exploitatie van vastgoedobjecten
in Nederland en/of dat de doelstelling van Vastgoed Solide Maatschappij B.V.
was het behalen van optimaal rendement door het investeren in Nederlands
Vastgoed, althans dat de kernactiviteit van VSM is/was vastgoedontwikkeling,
handel in vastgoed en vastgoedbeleggingen (D/2, p. 29), terwijl in
werkelijkheid een deel van de inleg groot EUR 11.969.762,- althans een
relatief groot bedrag van de inleg, aan andere doeleinden (niet zijnde de
genoemde kernactiviteiten) is besteed (o.a. mondeling en/of Folder VSM 0-AH4c
en/of D/2, p. 29)
en/of
- dat aan belegger(s) een rendement zou worden vergoed van minimaal 4.5% tot
9% op jaarbasis en/of tot 4.5% winstdelende rente per jaar, met een
maandelijkse /kwartaal uitkering van de vaste rente en/of jaarlijkse
uitkering van de variabele rente (o.a. brochure VSM D/9 en/of D-250 en/of
prospectus D/2 en/of D-290 en/of Folder VSM 0-AH4c), terwijl in werkelijkheid
hetgeen werd uitgekeerd geen rendement was doch (gelden) afkomstig uit de
inleg(gen) van nieuwe beleggers
en/of
- dat de te vergoeden rente op 4.5% - 9% winstdelende obligaties Vastgoed
Solide Maatschappij B.V. (VSM) praktisch geheel gebaseerd zou zijn op
cashflow van de vastgoedinvestering (o.a. brochure VSM D/9 en/of D-250 en/of
prospectus D/2 en/of D-290 en/of folder VSM 0-AH4c)
en/of
- dat investering in commercieel onroerend goed van Vastgoed Solide
Maatschappij B.V. zekerheid zou geven van een aantrekkelijk rendement en een
laag risicoprofiel (o.a. brochure VSM D/9 en/of D-250)
en/of
- dat de afgelopen jaren meer dan 8% rendement was uitgekeerd (o.a. brochure
VSM D/9 en/of D-250 en/of prospectus D/2 en/of D-290 en/of folder VSM 0-AH4c
en flyer VSM D-407)
en/of
- dat met het VSM product geïnvesteerd zou worden in een veilig product en/of
"een steenharde investering met een steengoed rendement" en/of dat een VSM
obligatie een product zou zijn met een goed rendement en een laag risico en/of
(o.a. folder VSM 0-AH-4c)
en/of
- dat de (potentiële) belegger(s) in het vooruitzicht werd gesteld dat zij
hun inleg na 20 jaar terug zouden krijgen (o.a. brochure D/9 en/of D-250
en/of prospectus D/2 en/of D-290 en/of folder VSM 0-AH4c), terwijl de wijze
van beleggen en besteding der gelden dit in feite onmogelijke maakten
en/of
- dat de initiatiefnemer van Vastgoed Solide Maatschappij B.V., Vastgoed
Solide Fondsen B.V. zichzelf de verplichting had opgelegd om in de
onderneming gemaakte winst direct uit te keren aan obligatiehouders tot een
maximum van 9% (o.a. Folder VSM 0-AH4c)
en/of
- dat middels het binnen concern doorlenen van bedragen tegen een vast
rentevergoeding van 12% (de indruk werd gewekt en/of gemaakt) dat winsten
werden gerealiseerd, terwijl de concernmaatschappijen in werkelijkheid niet in
niet in staat waren die rente daadwerkelijk te voldoen
en/of
- dat winsten van VSM werden geflatteerd, door kosten bij andere
vennootschappen (APEX) te verantwoorden
en/of
- het vertrouwen van beleggers gewekt door de navolgende handelingen en/of
(schriftelijke) uitlatingen:
A dat Vastgoed Solide Maatschappij B.V. samenwerkt met diverse gerenommeerde
partijen en/of toonaangevende professionele vastgoedorganisaties (zoals
advocatenkantoor en/of PWC) (o.a. folder VSM 0-AH4c)
en/of
B dat onttrekkingen en/of vervroegde aflossing en/of uitstappen (ten alle
tijden kosteloos) mogelijk zou zijn (o.a. brochure VSM, D/9 en/of D-250 en/of
prospectus D/2 en/of D-290 en/of Folder VSM, 0-AH-04c)
en/of
C dat de prospectus gedeponeerd is bij Stichting Autoriteit Financiële
Markten (AFM) (o.a Brochure VSM D/9 en/of D-250 en/of prospectus D/2 en/of
D-290)
en/of
D dat de benodigde ontheffing verleend was door De Nederlandse Bank (o.a.
Brochure VSM D/9 en/of D-250 en/of prospectus D/2 en/of D-290)
en/of
E dat moedermaatschappij Vastgoed Solide Fondsen B.V. krachtens een
garantieovereenkomst onherroepelijk de nakoming van de verplichting die
Vastgoed Solide Maatschappij B.V. uit hoofde van de 4,5 - 9%
winstdelingsobligaties VSM aan de obligatiehouders had, zou garanderen en/of
dat een onderneming garant zou staan voor de nakoming van de obligaties (o.a.
prospectus VSM D/2 en/of D-290 en/of mondeling)
en/of
F door na een eerste inleg (van beleggers) gelden uit te betalen en/of rente
te betalen en/of rente op nieuw te beleggen
, waardoor (telkens) één of meer belegger(s) (telkens) werd/werden bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
(Noot: de hier boven opgenomen verwijzingen dienen als volgt te worden gelezen
Folder VSM 0-AH4c, papieren dossier vindplaats: pagina 20000056, e.v.
Brochure VSM D/9, papieren dossier vindplaats: pagina 60000295, e.v.
Brochure VSM D-250, papieren dossier vindplaats: pagina 60001196 e.v.
Prospectus VSM D/2, papieren dossier vindplaats: pagina 60000027, e.v.
Prospectus VSM D-290, papieren dossier vindplaats: pagina 60001532)
art 326 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
Vastgoed Solide Maatschappij B.V. en/of Apex Vastgoed B.V.
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2005 tot en met 21 november 2010 te Hengelo (O), en/of Arnhem en/of elders in
Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en)
en/of rechtsperso(o)n(en), althans een ieder voor zich, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
581, althans in elk geval een (groot) aantal personen (vermeld in overzicht
D-938 en/of AH-93), waaronder [slachtoffer 1] (G-1) en/of [slachtoffer 2]
(G-2) en/of [slachtoffer 3] (G-3) en/of [slachtoffer 4] (G-4) en/of [slachtoffer 5]
(G-10) en/of één of meer andere belegger(s) verenigd in de Stichting
Belangen Obligatiehouders VSM (en namens wie de stichting zich heeft gevoegd)
(hier na te noemen beleggers)
heeft bewogen tot de afgifte van één of meerdere geldbedrag(en) (van in
totaal EUR 27.425.676,-, althans één en/of meer geldbedragen genoemd op het
overzicht D-938, althans een groot geldbedrag) (AH-18), in elk geval (telkens)
enig goed
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met
voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid voorgewend en/of doen/laten
voorwenden (mondeling en/of schriftelijk) - ondermeer-:
- dat de door Vastgoed Solide Maatschappij B.V. en/of één of meer aan haar
gelieerde rechtsperso(o)n(en) ontvangen gelden grotendeels, althans in
belangrijke mate zouden worden belegd/geïnvesteerd in (Nederlands) onroerend
goed en/of in de aankoop en/of verkoop en/of exploitatie van vastgoedobjecten
in Nederland en/of dat de doelstelling van Vastgoed Solide Maatschappij B.V.
was het behalen van optimaal rendement door het investeren in Nederlands
Vastgoed, althans dat de kernactiviteit van VSM is/was vastgoedontwikkeling,
handel in vastgoed en vastgoedbeleggingen (D/2, p. 29), terwijl in
werkelijkheid een deel van de inleg groot EUR 11.969.762,- althans een
relatief groot bedrag van de inleg, aan andere doeleinden (niet zijnde de
genoemde kernactiviteiten) is besteed (o.a. mondeling en/of Folder VSM 0-AH4c
en/of D/2, p. 29)
en/of
- dat aan belegger(s) een rendement zou worden vergoed van minimaal 4.5% tot
9% op jaarbasis en/of tot 4.5% winstdelende rente per jaar, met een
maandelijkse /kwartaal uitkering van de vaste rente en/of jaarlijkse
uitkering van de variabele rente (o.a. brochure VSM D/9 en/of D-250 en/of
prospectus D/2 en/of D-290 en/of Folder VSM 0-AH4c), terwijl in werkelijkheid
hetgeen werd uitgekeerd geen rendement was doch (gelden) afkomstig uit de
inleg(gen) van nieuwe beleggers
en/of
- dat de te vergoeden rente op 4.5% - 9% winstdelende obligaties Vastgoed
Solide Maatschappij B.V. (VSM) praktisch geheel gebaseerd zou zijn op
cashflow van de vastgoedinvestering (o.a. brochure VSM D/9 en/of D-250 en/of
prospectus D/2 en/of D-290 en/of folder VSM 0-AH4c)
en/of
- dat investering in commercieel onroerend goed van Vastgoed Solide
Maatschappij B.V. zekerheid zou geven van een aantrekkelijk rendement en een
laag risicoprofiel (o.a. brochure VSM D/9 en/of D-250)
en/of
- dat de afgelopen jaren meer dan 8% rendement was uitgekeerd (o.a. brochure
VSM D/9 en/of D-250 en/of prospectus D/2 en/of D-290 en/of folder VSM 0-AH4c
en flyer VSM D-407)
en/of
- dat met het VSM product geïnvesteerd zou worden in een veilig product en/of
"een steenharde investering met een steengoed rendement" en/of dat een VSM
obligatie een product zou zijn met een goed rendement en een laag risico en/of
(o.a. folder VSM 0-AH-4c)
en/of
- dat de (potentiële) belegger(s) in het vooruitzicht werd gesteld dat zij
hun inleg na 20 jaar terug zouden krijgen (o.a. brochure D/9 en/of D-250
en/of prospectus D/2 en/of D-290 en/of folder VSM 0-AH4c), terwijl de wijze
van beleggen en besteding der gelden dit in feite onmogelijke maakten
en/of
- dat de initiatiefnemer van Vastgoed Solide Maatschappij B.V., Vastgoed
Solide Fondsen B.V. zichzelf de verplichting had opgelegd om in de
onderneming gemaakte winst direct uit te keren aan obligatiehouders tot een
maximum van 9% (o.a. Folder VSM 0-AH4c)
en/of
- dat middels het binnen concern doorlenen van bedragen tegen een vast
rentevergoeding van 12% (de indruk werd gewekt en/of gemaakt) dat winsten
werden gerealiseerd, terwijl de concernmaatschappijen in werkelijkheid niet in
in staat waren die rente daadwerkelijk te voldoen
en/of
- dat winsten van VSM werden geflatteerd, door kosten bij andere
vennootschappen (APEX) te verantwoorden
en/of
- het vertrouwen van beleggers gewekt door de navolgende handelingen en/of
(schriftelijke) uitlatingen:
A dat Vastgoed Solide Maatschappij B.V. samenwerkt met diverse gerenommeerde
partijen en/of toonaangevende professionele vastgoedorganisaties (zoals
advocatenkantoor en/of PWC) (o.a. folder VSM 0-AH4c)
en/of
B dat onttrekkingen en/of vervroegde aflossing en/of uitstappen (ten alle
tijden kosteloos) mogelijk zou zijn (o.a. brochure VSM, D/9 en/of D-250 en/of
prospectus D/2 en/of D-290 en/of Folder VSM, 0-AH-04c)
en/of
C dat de prospectus gedeponeerd is bij Stichting Autoriteit Financiële
Markten (AFM) (o.a Brochure VSM D/9 en/of D-250 en/of prospectus D/2 en/of
D-290)
en/of
D dat de benodigde ontheffing verleend was door De Nederlandse Bank (o.a.
Brochure VSM D/9 en/of D-250 en/of prospectus D/2 en/of D-290)
en/of
E dat moedermaatschappij Vastgoed Solide Fondsen B.V. krachtens een
garantieovereenkomst onherroepelijk de nakoming van de verplichting die
Vastgoed Solide Maatschappij B.V. uit hoofde van de 4,5 - 9%
winstdelingsobligaties VSM aan de obligatiehouders had, zou garanderen en/of
dat een onderneming garant zou staan voor de nakoming van de obligaties (o.a.
prospectus VSM D/2 en/of D-290 en/of mondeling)
en/of
F door na een eerste inleg (van beleggers) gelden uit te betalen en/of rente
te betalen en/of rente op nieuw te beleggen
, waardoor (telkens) één of meer belegger(s) (telkens) werd/werden bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
terwijl hij, verdachte, al dan niet tezamen met een of meer anderen tot
bovenomschreven strafbare feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegeven dan wel
feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en)
(Noot: de hier boven opgenomen verwijzingen dienen als volgt te worden gelezen
Folder VSM 0-AH4c, papieren dossier vindplaats: pagina 20000056, e.v.
Brochure VSM D/9, papieren dossier vindplaats: pagina 60000295, e.v.
Brochure VSM D-250, papieren dossier vindplaats: pagina 60001196 e.v.
Prospectus VSM D/2, papieren dossier vindplaats: pagina 60000027, e.v.
Prospectus VSM D-290, papieren dossier vindplaats: pagina 60001532)
art 51 Wetboek van Strafrecht
art 326 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
Vastgoed Solide Maatschappij B.V. en/of APEX vastgoed B.V. in of omstreeks de
periode van 1 januari 2005 tot en met 21 november 2010 te Hengelo (O) en/of
Arnhem en/of elders in Nederland
(telkens) tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en)
en/of rechtsperso(o)n(en), althans een ieder voor zich, althans alleen,
(telkens) opzettelijk -ondermeer- één of meer van onderstaande geldbedragen
(tot een totaal van circa EUR 11.969.762,-, (zijnde ongeveer 43,64 procent
van de totale inleg van EUR 27.425.676,-) in elk geval enig(e) geldbedrag(en)
en/of in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan één of meer van hieronder genoemde
personen , en/of één of meer belegger(s) genoemd in het overzicht D-938 en/of
één of meer belegger(s) verenigd in de Stichting Belangen Obligatiehouders VSM
(en namens wie de stichting zich heeft gevoegd)
in elk geval aan een ander of anderen dan aan Vastgoed Solide Maatschappij
B.V. en/of APEX vastgoed B.V. en/of haar mededaders, welk(e) goed(eren)
Vastgoed Solide Maatschappij B.V. en/of APEX vastgoed B.V. en/of haar
mededaders, anders dan door misdrijf, te weten als inleggeld voor
beleggingen/investeringen van VSM producten en/of lening(en) onder zich
had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend en/of doen/laten toe-eigenen;
12281 [slachtoffer 1] EUR 92.100,00
12403 [slachtoffer 2] EUR 72.700,00
12236 [slachtoffer 3] EUR 29.700,00
12459 [slachtoffer 4] EUR 415.800,00
12462 [slachtoffer 5] EUR 142.900,00
(althans een percentage (43,64%) hiervan)
(bron D-938)
terwijl hij, verdachte, al dan niet tezamen met een of meer anderen tot
bovenomschreven strafbare feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegeven dan wel
feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en)
art 51 Wetboek van Strafrecht
art 321 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, NOG MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2005 tot en met 21 november 2010 te Hengelo (O) en/of Arnhem en/of elders in
Nederland
telkens) tezamen en in vereniging met elkaar, althans met één of meer
natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen
(telkens) opzettelijk -ondermeer- één of meer van onderstaande geldbedragen
(tot een totaal van circa EUR 11.969.762,-, (zijnde ongeveer 43,64 procent
van de totale inleg van EUR 27.425.676,-) in elk geval enig(e) geldbedrag(en)
en/of in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Vastgoed Solide Maatschappij B.V. en/of
APEX en/of één of meer aan hen gelieerde rechtsperso(o)n(en) (die dit
had/hadden verkregen als inleg op obligatieleningen van één of meer genoemde
personen in het overzicht D-938)
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders, welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededaders, anders dan
door misdrijf, te weten als inleggeld voor beleggingen/investeringen van VSM
producten en/of lening(en)
en/of feitelijk leidinggevende van Vastgoed Solide Maatschappij B.V. onder
zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend en/of doen/laten
toe-eigenen;
12281 [slachtoffer 1] EUR 92.100,00
12403 [slachtoffer 2] EUR 72.700,00
12236 [slachtoffer 3] EUR 29.700,00
12459 [slachtoffer 4] EUR 415.800,00
12462 [slachtoffer 5] EUR 142.900,00
(althans een percentage (43,64%) hiervan)
(bron D-938)
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2005 tot en met 1 oktober 2012 te Hengelo (O) en/of Arnhem en/of elders in
Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
- ( telkens) een voorwerp, te weten een geldbedrag van in totaal EUR
EUR 27.425.676,-, althans EUR 11.969.762,-, althans EUR 389.309,-, althans
één of meer geldbedrag(en) (telkens) heeft verworven en/of voorhanden heeft
gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet
en/of
- ( telkens) een voorwerp, te weten een geldbedrag van in totaal EUR
EUR 27.425.676,-, althans EUR 11.969.762,-, althans EUR 389.309,- althans
één of meer geldbedrag(en) (telkens) de werkelijke aard en/of herkomst en/of
de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of
verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op (een)
voorwerp(en) was of wie bovenomschreven voorwerpen voorhanden had,
terwijl hij verdachte en/of zijn mededaders (telkens) wist(en), althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en)
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl
hij verdachte en/of zijn mededaders van het plegen van witwassen een gewoonte
heeft/hebben gemaakt
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
Vastgoed Solide Maatschappij B.V. en/of APEX vastgoed B.V. op één of meer
tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 1
oktober 2012 te Hengelo (O) en/of Arnhem en/of elders in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met elkaar, althans met één of meer
natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans ieder voor zich
- ( telkens) een voorwerp, te weten een geldbedrag van in totaal EUR
EUR 27.425.676,-, althans EUR 11.969.762,-, althans EUR 389.309,-, althans één of meer
geldbedrag(en) (telkens) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen en/of heeft omgezet
en/of
- ( telkens) een voorwerp, te weten een geldbedrag van in totaal EUR
EUR 27.425.676,-, althans EUR 11.969.762,-, althans EUR 389.309,-, althans één of meer
geldbedrag(en) (telkens) de werkelijke aard en/of herkomst en/of de
vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of
verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op (een)
voorwerp(en) was of wie
bovenomschreven voorwerpen voorhanden had,
terwijl Vastgoed Solide Maatschappij B.V. en/of APEX vastgoed B.V. en/of haar
mededaders (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,
dat bovenomschreven voorwerp(en) onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf, terwijl Vastgoed Solide Maatschappij B.V. en/of
APEX vastgoed B.V. en/of haar mededaders van het plegen van witwassen een
gewoonte heeft/hebben gemaakt
terwijl hij, verdachte, al dan niet tezamen met een of meer anderen tot
bovenomschreven strafbare feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegeven dan wel
feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en)
art 51 Wetboek van Strafrecht
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2005 tot en met 21 november 2010 te Hengelo (O) en/of Arnhem en/of Rijswijk en/of
elders in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen
meermalen, althans eenmaal, (telkens) een (digitale) bedrijfsadministratie van
Apex Vastgoed B.V. - (elk) zijnde een samenstel van geschriften dat in
onderlinge samenhang
bestemd was om te dienen tot bewijs van het daaringestelde, althans (elk)
zijnde een geschrift/geschriften dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen - valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft doen
opmaken,
met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken
of door anderen te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken (telkens) hierin bestaan, dat in die
bedrijfsadministratie van Apex Vastgoed B.V.;
A zesentwintig, althans één/of meerdere valse overeenkomst(en) van geldlening
en/of vervalste overeenkomst(en) van geldlening gesloten tussen Vastgoed
Solide Maatschappij B.V. en Apex Vastgoed B.V. (gedateerd op één of meer
tijdstip(pen) in de periode 25 februari 2005 tot en met 29 juni 2006) was/waren
opgenomen en/of verwerkt (dossier vindplaats D-26 t/m D-51),
bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin - zakelijk
weergegeven - dat (telkens) valselijk in strijd met de waarheid - op die
overeenkomst(en) was vermeld dat de aldaar genoemde geldlening(en) was/waren
afgelost, terwijl dit in werkelijkheid niet of niet geheel had plaatsgevonden
en/of
B één en/of meerdere valse en/of vervalste boekingen op/in de/het
grootboekrekening was/waren opgenomen en/of geboekt en/of verwerkt, bestaande
die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin –
zakelijk weergegeven - dat (telkens) valselijk in strijd met de waarheid - in die
grootboek(rekening) van Apex Vastgoed B.V. personeelskosten en/of algemene
kosten (bedrijfsvoering) was/waren opgenomen, terwijl in werkelijkheid
voornoemde kosten te relateren waren aan Vastgoed Solide Maatschappij B.V.
en/of toe te rekenen waren aan Vastgoed Solide Maatschappij B.V.
en/of
C één en/of meerdere valse leningsovereenkomsten gesloten tussen Apex Vastgoed
B.V. en [verdachte 1] (d.d. 28 november 2005) was/waren opgenomen en/of
geboekt en/of verwerkt (dossier vindplaats D-168)
bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin - zakelijk
weergegeven - dat (telkens) valselijk in strijd met de waarheid - op die
overeenkomst(en) was vermeld dat er een leningsovereenkomst was afgesloten
en/of dat [verdachte 1] een geldbedrag had geleend aan Apex Vastgoed B.V.,
terwijl dit in werkelijkheid niet had plaatsgevonden en/of de verstrekte
geldbedragen en/of de op de overeenkomst genoemde geldbedragen, niet verstrekt
zijn in het kader van een geldlening
en/of
D een groot aantal, althans één en/of meerdere valse facturen was/waren
verwerkt en/of geboekt en/of opgenomen waaronder:
- één en/of meerdere factu(u)r(en) regeling geldlening [verdachte 1] en/of
inlosnota's (gedateerd op één of meer tijdstip(pen) in de periode 1 januari
2006 tot en met 30 april 2007) (dossier vindplaats D-169 t/m D-183) en/of
- vier, althans één en/of meerdere factu(u)r(en) afkomstig van Europe Finance
GmbH en gericht aan Apex Vastgoed B.V. (gedateerd op één of meer tijdstip(pen)
in de periode 24 juli 2007 tot en met 28 augustus 2007) (dossier vindplaats
D-719 t/m D-722) en/of
- een factuur afkomstig [verdachte 1] Holding B.V. en gericht aan Apex
Vastgoed B.V. d.d. 1 april 2009 (dossier vindplaats D-019) en/of
- één of meerdere factu(u)r(en) (gedateerd op één of meer tijdstip(pen) in de
periode 1 augustus 2009 tot en met 30 september 2009) afkomstig van [verdachte 1]
en gericht aan Apex Vastgoed B.V. (dossier vindplaats D-433 t/m
D-439 en/of D-441) en/of
- een factuur (gedateerd 15 maart 2009) afkomstig van Europe Finance GmbH en
gericht aan Apex Vastgoed B.V. (dossier vindplaats D-346) en/of
- zes, althans één of meerdere factu(u)r(en) (gedateerd op één of meer
tijdsti(pen) in de periode 31 januari 2009 tot en met 26 augustus 2009
afkomstig van [verdachte 1] Holding B.V. en gericht aan Apex Vastgoed B.V.
(dossier vindplaats D-341 en/of D-342 en/of D-442 en/of D-443 en/of D-444
en/of D-445)
bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin - zakelijk
weergegeven - dat (telkens) valselijk in strijd met de waarheid - op die
factu(u)r(en) was vermeld dat een bepaalde dienst/goed was geleverd, terwijl
in werkelijkheid de aan de genoemde factuur ten grondslag liggende
dienstverlening(en) niet of niet geheel heeft/hebben plaatsgevonden
(Noot, de hiervoor opgenomen verwijzingen dienen als volgt gelezen te worden:
D-26 t/m D-51, papieren dossier vindplaats: pagina 60000508 t/m 60000611
D-168, papieren dossier vindplaats: pagina 60000795
D-169 t/m D-183, papieren dossier vindplaats: pagina 60000796 t/m 60000810
D-719 t/m D-722, papieren dossier vindplaats: pagina 60003348 t/m 60003351
D-019, papieren dossier vindplaats: pagina 60000493
D-433 t/m D-439, papieren dossier vindplaats: pagina 60001907 t/m 60001913
D-441, papieren dossier vindplaats: pagina 60001915
D-346, papieren dossier vindplaats: pagina 60001736
D-341, papieren dossier vindplaats: pagina 60001731
D-342, papieren dossier vindplaats: pagina 60001732
D-442 - D-443 - D-444 D-445, papieren dossier vindplaats: pagina 60001916 t/m
60001919)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
APEX vastgoed B.V. op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
1 januari 2005 tot en met 21 november 2010 te Hengelo (O) en/of Arnhem en/of Rijswijk en/of elders in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans een ieder voor zich, althans alleen
meermalen, althans eenmaal, (telkens) een (digitale) bedrijfsadministratie
van APEX vastgoed B.V. - (elk) zijnde een samenstel van geschriften dat in
onderlinge samenhang
bestemd was om te dienen tot bewijs van het daaringestelde, althans (elk)
zijnde een geschrift/geschriften dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen - valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft doen
opmaken,
met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken
of door anderen te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken (telkens) hierin bestaan, dat in die
bedrijfsadministratie van Apex Vastgoed B.V.;
A zesentwintig, althans één/of meerdere valse overeenkomst(en) van geldlening
en/of vervalste overeenkomst(en) van geldlening gesloten tussen Vastgoed
Solide Maatschappij B.V. en Apex Vastgoed B.V. (gedateerd op één of meer
tijdstip(pen) in de periode 25 februari 2005 tot en met 29 juni 2006)was/waren
waren opgenomen en/of verwerkt (dossier vindplaats D-26 t/m D-51),
bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin - zakelijk
weergegeven - dat (telkens) valselijk in strijd met de waarheid - op die
overeenkomst(en) was vermeld dat de aldaar genoemde geldlening(en) was/waren
afgelost, terwijl dit in werkelijkheid niet of niet geheel had plaatsgevonden
en/of
B één en/of meerdere valse en/of vervalste boekingen op/in de/het
grootboekrekening was/waren opgenomen en/of geboekt en/of verwerkt, bestaande
die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin - zakelijk
weergegeven - dat (telkens) valselijk in strijd met de waarheid - in die
grootboek(rekening) van Apex Vastgoed B.V. personeelskosten en/of algemene
kosten (bedrijfsvoering) was/waren opgenomen, terwijl in werkelijkheid
voornoemde kosten te relateren waren aan Vastgoed Solide Maatschappij B.V.
en/of toe te rekenen waren aan Vastgoed Solide Maatschappij B.V.
en/of
C één en/of meerdere valse leningsovereenkomsten gesloten tussen Apex Vastgoed
B.V. en [verdachte 1] (d.d. 28 november 2005) was/waren opgenomen en/of
geboekt en/of verwerkt (dossier vindplaats D-168)
bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin - zakelijk
weergegeven - dat (telkens) valselijk in strijd met de waarheid - op die
overeenkomst(en) was vermeld dat er een leningsovereenkomst was afgesloten
en/of dat [verdachte 1] een geldbedrag had geleend aan Apex Vastgoed B.V.,
terwijl dit in werkelijkheid niet had plaatsgevonden en/of de verstrekte
geldbedragen en/of de op de overeenkomst genoemde geldbedragen, niet verstrekt
zijn in het kader van een geldlening
en/of
D een groot aantal, althans één en/of meerdere valse facturen was/waren
verwerkt en/of geboekt en/of opgenomen waaronder:
- één en/of meerdere factu(u)r(en) regeling geldlening [verdachte 1] en/of
inlosnota's (gedateerd op één of meer tijdstip(pen) in de periode 1 januari
2006 tot en met 30 april 2007) (dossier vindplaats D-169 t/m D-183) en/of
- vier, althans één en/of meerdere factu(u)r(en) afkomstig van Europe Finance
GmbH en gericht aan Apex Vastgoed B.V. (gedateerd op één of meer tijdstip(pen)
in de periode 24 juli 2007 tot en met 28 augustus 2007) (dossier
vindplaats D-719 t/m D-722) en/of
- een factuur afkomstig [verdachte 1] Holding B.V. en gericht aan Apex
Vastgoed B.V. d.d. 1 april 2009 (dossier vindplaats D-019) en/of
- één of meerdere factu(u)r(en) (gedateerd op één of meer tijdstip(pen) in de
periode 1 augustus 2009 tot en met 30 september 2009) afkomstig van [verdachte 1]
en gericht aan Apex Vastgoed B.V. (dossier vindplaats D-433 t/m
D-439 en/of D-441) en/of
- een factuur (gedateerd 15 maart 2009) afkomstig van Europe Finance GmbH en
gericht aan Apex Vastgoed B.V. (dossier vindplaats D-346) en/of
- zes, althans één of meerdere factu(u)r(en) (gedateerd op één of meer
tijdsti(pen) in de periode 31 januari 2009 tot en met 26 augustus 2009
afkomstig van [verdachte 1] Holding B.V. en gericht aan Apex Vastgoed B.V.
(dossier vindplaats D-341 en/of D-342 en/of D-442 en/of D-443 en/of D-444
en/of D-445)
bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin - zakelijk
weergegeven - dat (telkens) valselijk in strijd met de waarheid - op die
factu(u)r(en) was vermeld dat een bepaalde dienst/goed was geleverd, terwijl
in werkelijkheid de aan de genoemde factuur ten grondslag liggende
dienstverlening(en) niet of niet geheel heeft/hebben plaatsgevonden
terwijl hij, verdachte, al dan niet tezamen met een of meer anderen tot
bovenomschreven strafbare feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegeven dan wel
feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en)
(Noot, de hiervoor opgenomen verwijzingen dienen als volgt gelezen te worden:
D-26 t/m D-51, papieren dossier vindplaats: pagina 60000508 t/m 60000611
D-168, papieren dossier vindplaats: pagina 60000795
D-169 t/m D-183, papieren dossier vindplaats: pagina 60000796 t/m 60000810
D-719 t/m D-722, papieren dossier vindplaats: pagina 60003348 t/m 60003351
D-019, papieren dossier vindplaats: pagina 60000493
D-433 t/m D-439, papieren dossier vindplaats: pagina 60001907 t/m 60001913
D-441, papieren dossier vindplaats: pagina 60001915
D-346, papieren dossier vindplaats: pagina 60001736
D-341, papieren dossier vindplaats: pagina 60001731
D-342, papieren dossier vindplaats: pagina 60001732
D-442 - D-443 - D-444 D-445, papieren dossier vindplaats: pagina 60001916 t/m
60001919)
art 51 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2005 tot en met 21 november 2010 te Hengelo (O) en/of Arnhem en/of Rijswijk,
en/of elders in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen
meermalen, althans eenmaal, (telkens) een (digitale) bedrijfsadministratie
van Vastgoed Solide Maatschappij B.V. - (elk) zijnde een samenstel van
geschriften dat in onderlinge samenhang bestemd was om te dienen tot bewijs
van het daaringestelde, althans (elk) zijnde een geschrift/geschriften
dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk
heeft/hebben opgemaakt en/of heeft doen opmaken, met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken (telkens) hierin bestaan, dat in die
bedrijfsadministratie van Vastgoed Solide Maatschappij B.V.;
A tien, althans een/of meerdere valse factu(u)r(en) en/of vervalste
factu(u)r(en) afkomstig van de Op Maat Groep B.V. en gericht aan Vastgoed
Solide Maatschappij B.V. over de periode 1 maart 2010 tot en augustus 2010
(D-381 t/m D-390) was/waren opgenomen en/of verwerkt
bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin - zakelijk
weergegeven - dat (telkens) valselijk in strijd met de waarheid - op die
factu(u)r(en) was vermeld dat een bepaalde dienst/goed was geleverd, terwijl
in werkelijkheid de aan de genoemde factuur en grondslag liggende
dienstverlening(en) niet of niet geheel heeft/hebben plaatsgevonden
en/of
B zesentwintig, althans één/of meerdere valse overeenkomst(en) van geldlening
en/of vervalste overeenkomst(en) van geldlening tussen Vastgoed Solide
Maatschappij B.V. en Apex Vastgoed B.V. was/waren opgenomen en/of verwerkt
(D-26 t/m D-51),
bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin - zakelijk
weergegeven - dat (telkens) valselijk in strijd met de waarheid - op die
overeenkomst(en) was vermeld dat de aldaar genoemde geldlening(en) was/waren
afgelost, terwijl dit in werkelijkheid niet of niet geheel had plaatsgevonden
en/of
C twee, althans één/of meerdere valse overeenkomst(en) van geldlening en/of
vervalste overeenkomsten(en) van geldlening tussen Vastgoed Solide
Maatschappij B.V. en Vastgoed Solide Fondsen B.V. was/waren opgenomen en/of
verwerkt (D-52 en/of D-53),
bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin -
zakelijk weergegeven - dat (telkens) valselijk in strijd met de waarheid - op
die overeenkomst(en) was vermeld dat de aldaar genoemde geldlening(en)
was/waren afgelost, terwijl dit in werkelijkheid niet of niet geheel had
plaatsgevonden
en/of
D kosten die ten behoeve van Vastgoed Solide Maatschappij waren gemaakt
(waaronder personeelskosten en/of algemene kosten en/of kosten voor de
bedrijfsvoering), niet zijn verantwoord in de administratie van Vastgoed
Solide Maatschappij
en/of
E één en/of meerdere valse en/of vervalste boekingen op/in de/het
grootboekrekening waaronder 8708 rentelening VSF en/of 87010 rentebaten RC
gelieerde vennootschappen (D-76 en/of D-78) was/waren opgenomen en/of geboekt
en/of verwerkt, bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens)
hierin - zakelijk weergegeven - dat (telkens) valselijk in strijd met de
waarheid - in die grootboek(rekening) van Vastgoed Solide Maatschappij B.V.
was opgenomen en/of vermeld dat Apex Vastgoed B.V. en/of Vastgoed Solide
Fondsen B.V. rente had/hadden betaald over de aan Apex Vastgoed B.V. en/of
Vastgoed Solide Fondsen B.V. verstrekte lening(en), terwijl deze rente in
werkelijkheid niet of niet geheel betaald was, althans (waren verrekend) met
een civielrechtelijke verrekening die fictief was
(Noot, de hiervoor opgenomen verwijzingen dienen als volgt gelezen te worden:
D-381 t/m D-390, papieren dossier vindplaats: pagina 60001798 t/m 60001807
D-26 t/m D-51, papieren dossier vindplaats: pagina 60000508 t/m 60000611
D-52 en/of D-53, papieren dossier vindplaats: pagina 60000612 t/m 60000617
D-76 en/of D-78, papieren dossier vindplaats: pagina 60000701 t/m 60000703)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
Vastgoed Solide Maatschappij B.V. op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks
de periode van 1 januari 2005 tot en met 21 november 2010 te Hengelo (O) en/of
Arnhem en/of Rijswijk, en/of elders in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) een (digitale) bedrijfsadministratie
van Vastgoed Solide Maatschappij B.V. en/of één meer aan haar gelieerde
rechtspersonen
- ( elk) zijnde een samenstel van geschriften dat in onderlinge samenhang
bestemd was om te dienen tot bewijs van het daaringestelde, althans (elk)
zijnde een geschrift/geschriften dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen - valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft doen
opmaken,
met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken
of door anderen te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken (telkens) hierin bestaan, dat in die
bedrijfsadministratie van Vastgoed Solide Maatschappij B.V.;
A tien, althans een/of meerdere valse factu(u)r(en) en/of vervalste
factu(u)r(en) afkomstig van de Op Maat Groep B.V. en gericht aan Vastgoed
Solide Maatschappij B.V. over de periode 1 maart 2010 tot en augustus 2010
(D-381 t/m D-390) was/waren opgenomen en/of verwerkt
bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin - zakelijk
weergegeven - dat (telkens) valselijk in strijd met de waarheid - op die
factu(u)r(en) was vermeld dat een bepaalde dienst/goed was geleverd, terwijl
in werkelijkheid de aan de genoemde factuur en grondslag liggende
dienstverlening(en) niet of niet geheel heeft/hebben plaatsgevonden
en/of
B zesentwintig, althans één/of meerdere valse overeenkomst(en) van geldlening
en/of vervalste overeenkomst(en) van geldlening tussen Vastgoed Solide
Maatschappij B.V. en Apex Vastgoed B.V. was/waren opgenomen en/of verwerkt
(D-26 t/m D-51),
bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin -
zakelijk weergegeven - dat (telkens) valselijk in strijd met de waarheid - op
die overeenkomst(en) was vermeld dat de aldaar genoemde geldlening(en)
was/waren afgelost, terwijl dit in werkelijkheid niet of niet geheel had
plaatsgevonden
en/of
C twee, althans één/of meerdere valse overeenkomst(en) van geldlening en/of
vervalste overeenkomsten(en) van geldlening tussen Vastgoed Solide
Maatschappij B.V. en Vastgoed Solide Fondsen B.V. was/waren opgenomen en/of
verwerkt (D-52 en/of D-53),
bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin -
zakelijk weergegeven - dat (telkens) valselijk in strijd met de waarheid - op
die overeenkomst(en) was vermeld dat de aldaar genoemde geldlening(en)
was/waren afgelost, terwijl dit in werkelijkheid niet of niet geheel had
plaatsgevonden
en/of
D kosten die ten behoeve van Vastgoed Solide Maatschappij waren gemaakt
(waaronder personeelskosten en/of algemene kosten en/of kosten voor de
bedrijfsvoering), niet zijn verantwoord in de administratie van Vastgoed
Solide Maatschappij
en/of
E één en/of meerdere valse en/of vervalste boekingen op/in de/het
grootboekrekening waaronder 8708 rentelening VSF en/of 87010 rentebaten RC
gelieerde vennootschappen (D-76 en/of D-78) was/waren opgenomen en/of geboekt
en/of verwerkt,
bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin - zakelijk
weergegeven - dat (telkens) valselijk in strijd met de waarheid, in die
grootboek(rekening) van Vastgoed Solide Maatschappij B.V. was opgenomen en/of
vermeld dat Apex Vastgoed B.V. en/of Vastgoed Solide Fondsen rente had/hadden
betaald over de aan Apex Vastgoed B.V. en/of Vastgoed Solide Fondsen B.V.
verstrekte lening(en), terwijl deze rente in werkelijkheid niet of niet
geheel betaald was, althans (waren verrekend) met een civielrechtelijke
verrekening die fictief was
terwijl hij, verdachte, al dan niet tezamen met een of meer anderen tot
bovenomschreven strafbare feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegeven dan wel
feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en)
(Noot, de hiervoor opgenomen verwijzingen dienen als volgt gelezen te worden:
D-381 t/m D-390, papieren dossier vindplaats: pagina 60001798 t/m 60001807
D-26 t/m D-51, papieren dossier vindplaats: pagina 60000508 t/m 60000611
D-52 en/of D-53, papieren dossier vindplaats: pagina 60000612 t/m 60000617
D-76 en/of D-78, papieren dossier vindplaats: pagina 60000701 t/m 60000703)
art 51 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
APEX vastgoed B.V. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode
van 1 januari 2010 tot en met 1 maart 2010 te Hengelo (O) en/of elders in
Nederland in
Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en)
en/of rechtsperso(o)n(en), althans een ieder voor zich, althans alleen,
een formulier van de Kamer van Koophandel genaamd inschrijving functionaris
voor een rechtspersoon (D-0007)
zijnde (telkens) (een) geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit
te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken
en/of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers
heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd
met de waarheid - zakelijk weergegeven -
- op dat formulier van de Kamer van Koophandel aangegeven dat Stichting B.V.
Service sinds 12 december 2008 bestuurder (alleen zelfstandig bevoegd) is van
APEX Vastgoed is, terwijl in werkelijkheid op 12 december 2008 de Stichting
B.V. Service geen bestuurder was van APEX Vastgoed (AH-06)
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken
terwijl hij, verdachte, al dan niet tezamen met een of meer anderen tot
bovenomschreven strafbare feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegeven dan wel
feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
(Noot, de hiervoor opgenomen verwijzing dient als volgt gelezen te worden:
D-007, papieren dossier vindplaats: pagina 60000452)
art 51 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 5 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2010 tot en met 1 maart 2010 te Hengelo (O) en/of elders in Nederland in
Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen
een formulier van de Kamer van Koophandel genaamd inschrijving functionaris
voor een rechtspersoon (D-0007)
zijnde (telkens) (een) geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit
te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken
en/of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd
met de waarheid - zakelijk weergegeven -
- op dat formulier van de Kamer van Koophandel aangegeven dat Stichting B.V.
Service sinds 12 december 2008 bestuurder (alleen zelfstandig bevoegd) is van
APEX Vastgoed is, terwijl in werkelijkheid op 12 december 2008 de Stichting
B.V. Service geen bestuurder was van APEX Vastgoed (AH-06)
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
(Noot, de hiervoor opgenomen verwijzing dient als volgt gelezen te worden:
D-007, papieren dossier vindplaats: pagina 60000452)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1 primair, 2 primair,
3 primair, 4 primair en 5 primair veroordeeld wordt tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat de vordering van de benadeelde partijen, daar waar deze ziet op de vergoeding van hun kosten van rechtsbijstand, toegewezen wordt. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd om voor recht te verklaren dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten onrechtmatig heeft gehandeld jegens de benadeelde partijen.

4.De voorvragen

4.1
Geldigheid van de dagvaarding
Verweren van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 3 onder B en feit 4 onder D nietig verklaard dient te worden omdat – zakelijk weergegeven – niet duidelijk is op welke documenten de ten laste gelegde valsheid betrekking heeft.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat in de tenlastelegging voldoende duidelijk is omschreven wat aan verdachte ten laste wordt gelegd. Er is daarom geen reden om over te gaan tot gehele of gedeeltelijke nietigverklaring van de dagvaarding.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt met betrekking tot de geldigheid van de dagvaarding als volgt.
Op grond van artikel 261 lid 1 Sv behelst de dagvaarding een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn. Het tweede lid voegt daaraan toe dat de dagvaarding tevens de vermelding behelst van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan.
Bij de uitleg van deze bepaling moet voortdurend in het oog gehouden worden dat centraal staat of de verdachte zich op basis van de tenlastelegging goed kan verdedigen. Ook voor de rechter moet de tenlastelegging begrijpelijk zijn. De eis van ‘opgave van het feit’ wordt zo uitgelegd dat het geheel in de eerste plaats duidelijk en begrijpelijk moet zijn, in de tweede plaats niet innerlijk tegenstrijdig en in de derde plaats voldoende feitelijk. Een tenlastelegging is innerlijk tegenstrijdig als daarin naast elkaar twee mogelijkheden worden gepresenteerd die niet naast elkaar bestaanbaar zijn.
Uit de jurisprudentie volgt dat bij de beoordeling van een nietigheidsverweer ten aanzien van de dagvaarding een aantal factoren dient te worden meegewogen. Eén van die factoren is de vraag of er bij verdachte bij kennisneming van het strafdossier redelijkerwijs twijfel kan bestaan welke specifieke gedragingen hem worden verweten. Een andere factor die moet worden meegewogen is dat in de bewoordingen van de tenlastelegging besloten kan liggen wat het voorwerp van het strafrechtelijk onderzoek vormt. Ook de inhoud van de door de verdediging overlegde pleitnota mag in de beoordeling van het nietigheidsverweer worden meegenomen, net als de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting.
De rechtbank is ambtshalve van oordeel dat de tenlastelegging onder
feit 1primair en subsidiair partieel nietig is voor wat betreft de term ‘ondermeer’. Door het gebruik van deze term is, afgezien van de nader omschreven oplichtingsmiddelen, niet meer duidelijk waartegen verdachte zich moet verdedigen.
Het onder
feit 3primair en subsidiair ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank partieel nietig voor wat betreft onderdeel B. Dit onderdeel betreft telkens valse of vervalste boekingen in de grootboekrekening van Apex, als gevolg waarvan de bedrijfsadministratie van Apex valselijk zou zijn opgemaakt. Nu niet is aangegeven waar de onderliggende grootboekkaarten in het dossier zijn opgenomen en de rechtbank deze ook niet in het dossier heeft aangetroffen is de tenlastelegging op dit onderdeel telkens onvoldoende duidelijk.
Het nietigheidsverweer met betrekking tot
feit 4onder D wordt verworpen. De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging op dit onderdeel, bezien in samenhang met de inhoud van het complete dossier, een voldoende duidelijke opgave van de feiten behelst.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de dagvaarding geldig is.
4.2
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdediging heeft met betrekking tot de onder feit 1 meer subsidiair en nog meer subsidiair ten laste gelegde verduistering gesteld dat (tenminste) de periode van 1 januari 2005 tot en met 12 oktober 2006 is verjaard.
De rechtbank overweegt hieromtrent, indien en voor zover zij aan deze onderdelen van feit 1 toekomt, als volgt.
Onder feit 1 van de tenlastelegging is meer subsidiair en nog meer subsidiair ten laste gelegd dat verdachte in de periode van 1 januari 2005 tot en met 21 november 2010 feitelijk leiding/opdracht heeft gegeven aan/tot verduistering door VSM en/of Apex, dan wel dat hij die verduistering zelf heeft (mede)gepleegd.
Voor het misdrijf verduistering geldt op grond van art. 70 lid 1, onder 2º Sv een verjaringstermijn van zes jaren. De verjaring van dit feit is gestuit op het moment dat het Openbaar Ministerie de rechter-commissaris in de zaak heeft betrokken door het vorderen van een machtiging strafrechtelijk financieel onderzoek ex art. 126 Sv. Deze vordering is gedateerd op 20 augustus 2012. Dit betekent dat het recht tot strafvervolging is verjaard voor de periode van 1 januari 2005 tot en met 19 augustus 2006. De rechtbank zal de officier van justitie ten aanzien van deze periode niet ontvankelijk in de vervolging verklaren.
De officier van justitie is voor het overige ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
4.3.
Overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens alleen gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte het onder feit 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 primair heeft begaan. Hij voert daartoe, samengevat weergegeven, aan dat verdachte samen met medeverdachten het bestuursbeleid binnen VSM bepaalde en dat hij deel uitmaakte van het managementteam van VSM. VSM heeft om obligaties te kunnen uitgeven en om aan de daartoe gestelde voorwaarden van DNB en AMF te kunnen voldoen, een prospectus uitgegeven. Hetgeen in de prospectus wordt genoemd, kan worden gezien als een belofte aan de beleggers. De beleggers zijn mede door de inhoud van de prospectus bewogen tot het investeren in VSM obligaties. De prospectus had bij de beleggers een vertrouwenwekkend karakter en heeft velen bewogen tot het inleggen op de obligaties. De prospectus is dan ook een belangrijk oplichtingsmiddel in deze. Er is slechts een deel van de inleg besteed aan vastgoedbeleggingen. Grote bedragen zijn uitgeleend aan moedermaatschappij Apex, maar waar deze gelden aan zijn besteed is niet duidelijk. De in de prospectus opgenomen beloftes zijn jegens de inleggers bewust en listiglijk niet nagekomen, zodat er sprake is van oplichting door VSM waaraan verdachte en de medeverdachten feitelijk leiding hebben gegeven.
Volgens de officier van justitie waren alle directieleden hierbij betrokken. Naast medeverdachte [verdachte 1], initiatiefnemer en commercieel directeur, was verdachte de baas binnen de onderneming. Verdachte was tot het laatste moment toe statutair directeur en heeft grote bedragen ontvangen uit de ingelegde middelen. Verdachte is als statutair bestuurder vanuit het Slavenburgcriterium reeds daarom verantwoordelijk. Hij had vanwege die hoedanigheid de bevoegdheid én de plicht om in te grijpen als de zaken niet lopen zoals aan de inleggers was beloofd, maar verdachte heeft willens en wetens aanvaard dat de zaken liepen zoals ze liepen en dat grote bedragen van de inleg niet werden belegd. Verdachte heeft zich dan ook schuldig gemaakt aan het medeplegen van feitelijk leiding geven aan oplichting.
Hetzelfde geldt volgens de officier van justitie voor het ten laste gelegde gewoontewitwassen. Geldbedragen zijn via oplichting of verduistering ter beschikking gekomen van Apex en daarna verhuld in uitgaven en kosten die niet werkelijk hebben bestaan of niet op de bedrijfsvoering van VSM betrekking hebben en in elk geval niet conform de doelstelling zijn aangewend, terwijl een deugdelijke verantwoording ontbreekt. In de onjuiste of nagelaten verantwoording bestaat het verhullen van de opbrengsten uit de oplichting danwel verduistering, zo stelt de officier van justitie.
Ook voor het vervalsen van de boekhouding van Apex door daarin zogenaamde aflossingen en rentelasten van 12% op te nemen, en de niet-bestaande leenovereenkomst van
[verdachte 1] in de boekhouding te verwerken, is verdachte verantwoordelijk. Evenals voor de valselijke verwerking van fictieve facturen van de OpMaatGroep in de bedrijfsadministratie van VSM, het niet verwerken van de werkelijke kosten in de bedrijfsadministratie van VSM en het opvoeren van een fictieve rentebate, aldus de officier van justitie.
De onder feit 5 ten laste gelegde valsheid - waar verdachte met terugwerkende kracht een katvanger als bestuurder van Apex heeft willen inschrijven - kan volgens de officier van justitie eveneens bewezen worden.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte van de ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Samengevat stelt zij daartoe het volgende.
Verdachte is in 2004/2005 via zijn beheersmaatschappij werkzaamheden gaan verrichten voor Apex. In de eerste jaren van VSM verrichtte verdachte werkzaamheden op het gebied van algemene zaken en vastgoed gerelateerde zaken. In februari 2005 is het prospectus uitgebracht. Bij het uitbrengen van het prospectus was verdachte niet betrokken. In december 2006 is het tweede prospectus gemaakt en uitgegeven. Deze prospectus 2006 is in belangrijke mate het vervolg op het prospectus van februari 2005. Over de tweede prospectus is verdachte geïnformeerd.
Ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair stelt de verdediging zich in de eerste plaats op het standpunt dat van een samenweefsel van verdichtsels en/of listige kunstgrepen geen sprake is. Tevens is het oogmerk tot wederrechtelijke bevoordeling niet aanwezig, zodat de ten laste gelegde oplichting niet bewezen kan worden en verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair stelt de verdediging dat verdachte pas vanaf 2009 een verwijt kan worden gemaakt, nu niet gebleken is dat verdachte voor die tijd betrokken was bij de acquisitie en hij, zo was hij daartoe gehouden, het niet in zijn macht had om invloed uit te oefenen. Meer subsidiair stelt de verdediging dat het oplichtingsverwijt eerst aan de orde kan zijn vanaf najaar 2008, nu er tot die periode een goedkeurende verklaring van de accountant voor de jaarrekening was.
Aangaande de verweten samenweefsel van verdichtsels en/of listige kunstgrepen stelt de verdediging dat de omschreven gedragingen niet als zodanig gekwalificeerd kunnen worden. Hetgeen onder het eerste gedachtestreepje is omschreven, is geen bedrieglijke schijn althans een opzettelijke onwaarheid. Het genoemde bedrag van € 11.969.762,-- is uit het dossier onvoldoende te herleiden en onderbouwd met processtukken. Het genoemde bedrag is niet per definitie opgebouwd uit obligatiegelden, maar kan ook een andere inkomstenbron hebben. De kernactiviteiten van VSM waren vanaf het begin gericht op vastgoedontwikkeling en de investering in vastgoed. Hiermee is geen sprake van een bedrieglijke handeling nu de gelden van de obligatiehouders conform prospectus zijn aangewend.
Het tweede gedachtestreepje kan evenmin als een verdichtsel gekwalificeerd worden. Dat in die periode een hogere marktrente werd geboden dan de gemiddelde marktrente is niet vreemd. Het beleggen in onroerend goed, zijnde een solide investering, bracht een hoger risico met zich dan sparen op een bankrekening en dat het rendement uiteindelijk is achter gebleven, heeft andere redenen. Van opzettelijke onwaarheid is geen sprake. Ook zijn er geen bedrieglijke handelingen nu het rendement al dan niet gedeeltelijk werd uitgekeerd op basis van de uitkomsten uit gedane investeringen.
Ook het derde tot en met het vijfde gedachtestreepje maakt niet dat sprake is van samenweefsel van verdichtsels. Er is aan de obligatiehouders geen onjuiste voorstelling van zaken voorgehouden, noch zijn aan hen opzettelijk onwaarheden verkondigd. De wijze van beleggen en besteden van gelden is gebeurd onder controle van een accountant en DNB. Er was geen reden voor twijfel aan het product VSM en dat de verwachtingen later niet reëel bleken, maakt dat niet anders.
Dat geldt ook voor gedachtestreepje zes en zeven met betrekking tot het voldoen van rente.
Ook hier is geen onjuiste voorstelling van zaken gegeven of is sprake van listige kunstgreep/samenweefsel van verdichtsels. De jaarrekeningen 2005-2007 van VSM en VSF zijn voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring. De accountant was op de hoogte van leningsovereenkomsten en zag kennelijk geen aanleiding om over de renteverplichtingen een opmerking te maken. En het was ook aannemelijk dat Apex de lening zou kunnen terugbetalen.
Tot slot geldt hetzelfde voor het achtste gedachtestreepje. De kosten bij Apex werden via een lening bij VSF geactiveerd en op deze wijze werden de kosten (in de vorm van lening) zichtbaar en was ook duidelijk waar de lening op zag.
Over de onder A tot en met F omschreven feitelijkheden voert de verdediging in de eerste plaats aan dat de officier van justitie in de tenlastelegging de oplichtingsmiddelen niet dan wel onvoldoende tot uiting heeft gebracht. In de tweede plaats voert de verdediging aan dat de omschreven feitelijkheden niet als oplichtingsmiddelen gekwalificeerd kunnen worden.
Ten aanzien van de ten laste gelegde verduistering stelt de verdediging zich eveneens op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken. De legaal verkregen gelden van obligatiehouders zijn niet wederrechtelijk toegeëigend door VSM en Apex. De ingelegde gelden werden conform de gemaakte afspraken beheerd, er werd geïnvesteerd in vastgoedontwikkeling en vastgoed en de intentie tot restitutie van de gelden heeft van meet af aan bestaan. Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, dient gekeken te worden naar de rol van verdachte. Tot en met 2008 heeft verdachte zich bezighouden met vastgoed gerelateerde zaken. Eerst na het vertrek van medeverdachte [verdachte 4] is verdachte zich vanaf 2009 noodgedwongen met de financiën gaan bezighouden, zodat verdachte van de periode 1 januari 2005 tot en met 31 december 2008 dient te worden vrijgesproken.
De verdediging bespreekt vervolgens feit 3 en feit 4, omdat volgens de verdediging eerst na het beoordelen van deze feiten kan worden gekomen tot een standpunt aangaande feit 2. Ten aanzien van feit 3 en feit 4 stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte van deze feiten dient te worden vrijgesproken. De verdediging stelt dat met deze wijze van ten laste leggen ten onrechte de indruk wordt gewekt dat een valse factuur, dan wel een aantal valse facturen, ertoe leidt dat de administratie daarmee als vals kan worden aangemerkt. Volgens de verdediging is daarvan geen sprake. De juistheid van de jaarrekeningen van VSM 2005-2007 was kennelijk niet aan de orde, nu de accountant nog steeds achter die jaarrekeningen staat. De controlerend accountant was bekend met de structuur van de ondernemingen en met de gehanteerde rentepercentages, hetgeen blijkt uit de verklaring van mevrouw [naam 3]. De controle was adequaat en de lening en de verdeling van de kosten gaven een juiste weergave van de werkelijkheid. Ten aanzien van de beweerdelijk valse documenten stelt de verdediging dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat de facturen vals zijn, zodat vrijspraak dient te volgen.
De verdediging stelt zich wat betreft feit 2 op het standpunt dat primair vrijspraak dient te volgen. Gelet op de bepleite vrijspraken van de feiten 1, 3 en 4 ontbreken de gronddelicten en kan er reeds om die reden geen sprake zijn van (gewoonte)witwassen. Subsidiair stelt de verdediging dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ter zake dit feit.
Tot slot stelt de verdediging zich ten aanzien van feit 5 eveneens op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Weliswaar is juist dat een verkeerde datum op het formulier staat vermeld, maar verdachte heeft hier enkel een werkfout gemaakt door de reeds op het formulier ingevulde datum niet te wijzigen. Er is geen (voorwaardelijk) opzet bij verdachte om het formulier onjuist in te vullen.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Algemeen
De rechtbank stelt vast dat het dossier van het opsporingsonderzoek van de Belastingdienst/FIOD weinig structuur kent, moeilijk toegankelijk is en wat betreft de daarin opgenomen gegevens geen sluitend beeld geeft. Voor wat betreft de beoordeling van de ten last gelegde feiten stelt de rechtbank op grond van de gegevens die wel uit het dossier naar voren komen het volgende vast.
2004
Apex Vastgoed BV (hierna Apex) en Vastgoed Solide Maatschappij BV (hierna VSM) zijn op 3 mei 2004 opgericht. Beide vennootschappen maken deel uit een concern. Binnen dit concern is Apex via een andere vennootschap, te weten Vastgoed Solide Fondsen BV (hierna VSF), moedermaatschappij en middellijk bestuurder van VSM, die op haar beurt bestuurder is van Vastgoed Solide Maatschappij Beleggingen B.V. (hierna VSMB).
2005
Op 7 februari 2005 brengt VSM een prospectus uit met betrekking tot de uitgifte van 400.000 obligaties van elk € 100,-- (maximale omvang van de beoogde emissie 40 miljoen) met een looptijd van twintig jaren. Als doel staat in het prospectus omschreven de aankoop/verkoop van vastgoed, ontwikkeling van vastgoed en exploitatie van vastgoed. Over de bedrijfskosten vermeldt het prospectus het volgende: “
De algemene kosten hebben betrekking op de exploitatie van VSF en V.S.M.B. Hieronder vallen kosten als: salarissen, managementvergoeding, kosten van ING-bank. de bewaarder, etc... Om deze kosten te betalen wordt er maandelijks 0,2% van het netto belegd vermogen door V.S.M. aan Apex/V.S.F. betaald. (exclusief het belegd hypothecair vermogen)”.
De directie bestaat volgens dit prospectus uit: [verdachte 1], commercieel directeur
,[verdachte 5], directeur vastgoed; verdachte, directeur ontwikkeling;
[verdachte 6], directeur operations en er is een vacature voor een directeur financiën.
Vanaf 15 februari 2005 is inschrijven mogelijk. In het jaar 2005 is door obligatiehouders
€ 2.730.000,-- ingelegd.
Vanaf 25 februari 2005 worden er diverse leningsovereenkomsten opgesteld tussen VSM en Apex waarbij VSM geldbedragen uitleent aan Apex tegen een rente van 12% per jaar. Uit onderzoek van bankrekeningen (volgens de verbalisant is dit onderzoek niet volledig geweest wegens het niet beschikbaar hebben van alle bankrekeningoverzichten) volgt dat in 2005 door VSM in ieder geval een bedrag van € 720.108,-- is overgemaakt aan Apex. Rente over de uitgeleende gelden is niet betaald, maar is in rekening courant geboekt.
Vanuit Apex worden de kosten van VSM betaald.
Op 30 juni 2005 wordt het eerste pand aangekocht.
Op 1 december 2005 wordt een managementovereenkomst opgesteld met [verdachte 4].
2006
In 2006 is door de obligatiehouders een bedrag van € 3.210.000,-- ingelegd. Ook in 2006 worden panden aangekocht. Daarnaast worden de leningen van VSM aan Apex uitgebreid en vervolgens vervangen door nieuwe leningsovereenkomsten.
In 2006 wordt een bedrag van € 1.590.000,-- vanuit VSM overgeboekt naar Apex.
Op 8 december 2006 wordt door VSM een nieuwe prospectus uitgebracht. Hierin is opgenomen dat de directie bestaat uit [verdachte 1], commercieel directeur,
[verdachte 5], directeur vastgoed, verdachte, directeur ontwikkeling,
[verdachte 6], directeur operations en [verdachte 4], directeur financiën. Allen zijn tevens 20% aandeelhouder van de moedermaatschappij Apex. In het prospectus is opgenomen dat VSM de opbrengst van de obligaties uitleent aan vennootschappen behorend tot de groep waarvan VSM deel uit maakt, dit ter financiering van hun ondernemingen. Over kosten is opgenomen dat de managementvergoeding maandelijks 0,1% (exclusief omzetbelasting) bedraagt te berekenen over de waarde van de activa van Vastgoed Solide Maatschappij Beleggingen.
2007
Op 1 januari 2007 is het op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) niet langer toegestaan om door te gaan met het aantrekken van opvorderbare gelden buiten besloten kring van andere dan professionele markt partijen. Daartoe is een ontheffing vereist.
In 2007 worden meerdere panden aangekocht. Daarnaast worden veilingpanden aangekocht en die later weer worden verkocht.
In het jaar 2007 wordt door de obligatiehouders een bedrag van € 6.686.000,-- ingelegd en wordt door Apex indirect een bedrag van VSM ontvangen van € 3.050.000,--.
Op 3 september 2007 geeft [verdachte 4] in een mail, met kopie aan de andere directieleden, aan dat voor een vergunning via De Nederlandse Bank (DNB) het niet is toegestaan voor VSM geld uit te lenen aan een moedermaatschappij. Dit is per jaarrekening 2006 nog wel het geval. [verdachte 4] geeft aan dat het middels aktes van cessie mogelijk is deze financiering vanuit VSM aan VSF te verplaatsen via VSMB naar BVSM. Na herfinanciering voldoet VSM, aldus [verdachte 4], aan het vereiste dat zij geld dat zij in de markt ophaalt, doorleent aan de dochtervennootschap.
2008
Op 5 maart 2008 wordt aan VSM ontheffing op grond van de Wft verleend.
Ook in 2008 worden panden aangekocht en verkocht.
In 2008 is door obligatiehouders € 9.587.000,-- ingelegd. Uit het onderzoek van bankrekeningen volgt dat in 2008 in ieder geval € 1.675.000,-- is overgemaakt aan Apex.
Op 27 juni 2008 wordt de jaarrekening van 2007 goedgekeurd. Eerdere jaarrekeningen zijn ook goedgekeurd. [naam 1] is namens KroeseWevers vanaf 2004 betrokken geweest bij Apex, VSF en VSM bij de advisering omtrent de structuur en de fiscale paragraaf van het prospectus. Hij heeft ook een concept gemaakt van de aan Price Waterhouse Coopers (PWC) verstrekte jaarrekeningen over 2004 tot en met 2007.
[naam 2] is namens PWC in de periode van november 2004 tot en met november 2006 bij VSM betrokken geweest en heeft accountantsverklaringen afgegeven bij de jaarrekeningen van VSM over 2005 en van VSF over 2004 en 2005. Bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat de goedkeurende verklaringen 2004 en 2005 nimmer zijn ingetrokken en dat daaruit is af te leiden dat de verklaringen en de daaraan ten grondslag liggende informatie correct zijn en dat de jaarrekeningen aldus een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de betrokken vennootschappen per
31 december 2004, respectievelijk 2005.
Vanaf december 2006 is [naam 3] namens PWC betrokken geweest bij de controle van de jaarrekeningen van VSF, VSM en VSMB over de jaren 2006, 2007 en 2008. Bij de rechter-commissaris heeft zij hierover verklaard dat [verdachte 4] haar belangrijkste aanspreekpunt was en dat er gevraagd is om de controle van de jaarrekeningen te doen en de beoordeling van het prospectus van 8 december 2006. Zij heeft de accountantsverklaring bij dat prospectus afgegeven. In het kader van de controle van de jaarrekening over 2006 is de intercompany-lening tussen VSF en Apex besproken met het management inclusief [verdachte 4]. Dat was toen een belangrijk onderwerp. Daarbij is aan de orde geweest wat Apex met de ontvangen lening heeft gedaan, hoe deze activiteiten linken naar de activiteiten van VSM/VSF, aan welke voorwaarden (groei/omvang) moet worden voldaan om de lening te kunnen terugbetalen en op welke wijze die lening in twee jaren zou worden terugbetaald. In juni 2007 was het, gegeven de initiatieven van VSF en de markt op dat moment in vergelijkbare initiatieven, aannemelijk dat Apex de lening zou kunnen terugbetalen. De intercompany- lening tussen VSF en Apex is ook beoordeeld als onderdeel van de controle van de jaarstukken over 2007 en daarbij is het plan van de directie besproken om tot terugbetaling te komen. Op basis daarvan is de goedkeurende verklaring er gekomen. In juni 2009 heeft het management geconcludeerd dat de lening moest worden afgewaardeerd omdat er op dat moment geen onderbouwingen waren om de lening te kunnen betalen. Voor PWC waren er twee momenten waarop duidelijk werd dat voor 2008 geen goedkeurende verklaring kon worden afgegeven, namelijk: in december 2008/januari 2009 toen werd meegedeeld dat [verdachte 4] was vertrokken en de status van de initiatieven met betrekking tot de terugbetaling van de lening aan Apex werd besproken en in juni 2009 tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden. Bij de controle van de jaarrekeningen van VSM is het prospectus er steeds weer bij gepakt. [naam 3] had geen gecontroleerde stukken van het eigen vermogen van Apex en ze heeft niet de feitelijke uitstroom van gelden gezien vanuit Apex. Haar is verteld dat de gelden van Apex zijn besteed ten behoeve van het opzetten van de organisatie.
[verdachte 4] geeft in zijn verklaring bij de curator Van der Knijff aan dat hij zich in oktober 2008 voor het eerst serieus zorgen ging maken over de mogelijkheden tot voortbestaan van Apex en VSM.
Fortis heeft toen aangegeven dat zij niet akkoord ging met het plan tot verpanding van de aandelen. [verdachte 4] geeft aan dat hij toen extra heeft benadrukt dat er gesneden moest worden in de kosten, maar hij kreeg de handen hiervoor niet op elkaar.
Op 12 december 2008 heeft een aandeelhoudersvergadering plaatsgevonden waarbij alle aandeelhouders aanwezig waren. Uit de aantekeningen van die vergadering van [verdachte 4] is op te maken dat hij voor de bespreking van de stand van zaken iedere aandeelhouder een overzicht heeft gegeven van de verwachte stand met ingang van 1 januari 2009 en het verwachte resultaat en de verwachte cash flow rekening houdend met deze stand. In een toelichting heeft [verdachte 4] aangegeven dat het niet mogelijk is om ook nog maar € 1,-- direct dan wel indirect te onttrekken aan VSM anders dan conform prospectus is toegestaan en dat het noodzakelijk is dat Apex vanaf heden maandelijks rente moet betalen aan VSM. Vervolgens geeft [verdachte 4] aan dat als dat niet gebeurt het dan in 2009 niet mogelijk zal zijn om een winstdelende rente uit te keren. Reactie van de overige vier bestuurders/aandeelhouders was dat het risico van het niet betalen van de management fee nota's, inclusief de additionele nota's van [verdachte 1], die aangaf € 48.000,-- per maand nodig te hebben, te groot zou zijn en dat daardoor waarschijnlijk die initiatieven zouden mislukken. [verdachte 4] geeft aan dat hij reeds meerdere keren gezegd heeft dat er geen additionele gelden direct dan wel indirect konden worden onttrokken aan Vastgoed Solide Maatschappij BV en dat hij heeft aangegeven dat dat geld uit andere middelen moest komen. [verdachte 4] heeft in de diverse directie- dan wel aandeelhoudersvergaderingen de anderen steeds geïnformeerd over de financiële stand van zaken. Hij schrijft dat geen van de bestuurders/aandeelhouders op basis van de informatie die aan hen is verstrekt kan zeggen dat zij niet op de hoogte zijn van de situatie. [verdachte 4] treedt vervolgens af als directeur financiën.
2009
In de loop van 2009 worden onverkort kosten van VSM gedeclareerd bij Apex.
Op 25 augustus 2009 vindt er een onderzoek plaats bij VSM door DNB. Als aanleiding wordt onder andere aangegeven dat in de ontvangen jaarrekeningen over 2008 aanwijzingen waren aangetroffen dat VSM voor eigen rekening kredietuitzettingen zou hebben verricht (anders dan het doorlenen aan de dochtervennootschap) en daarmee mogelijk in strijd met de Wft zou hebben gehandeld. Tevens trof DNB enkele niet uit de toelichting te verklaren afboekingen op leningen aan. Volgens DNB heeft verdachte tijdens het onderzoek ter plaatse in augustus 2009 verklaard, dat er geen managementvergoeding meer zou worden betaald.
Op 28 september 2009 wordt de ontheffing ingetrokken.
Op 16 oktober 2009 geeft DNB in een e-mail aan VSM aan dat VSM, als gevolg van de intrekking van de ontheffing per 28 september 2009, gehouden is om haar activiteiten in de huidige vorm te staken en af te wikkelen. In beginsel resulteert de constatering van een overtreding in de verplichting voor VSM om de gelden die zij onder zich houdt aan de inleggers terug te betalen. VSM kan zich immers niet meer beroepen op de ontheffing.
Op 5 november 2009 wordt er een dienstverleningsovereenkomst opgesteld tussen de
Op Maat Groep B.V. (hierna OMG) en VSF. De overeenkomst is voor akkoord getekend door verdachte namens VSF, VSM, VSMB en Bewaarder Solide Maatschappij en door
[verdachte 3] namens OMG. In de overeenkomst staat dat OMG de opdracht verstrekt tot het uitvoeren van administratieve werkzaamheden. In de bijlage staat:
"Inclusief managementondersteuning door [verdachte 3] en [verdachte 1] € 43.900 per maand exclusief BTW.”Vervolgens factureert OMG kosten aan Apex en later rechtstreeks aan VSM.
In het jaar 2009 is door de obligatiehouders ingelegd een bedrag van € 1.750.802,--.
Volgens onderzoek bankrekeningen (niet volledig) is in ieder geval overgemaakt aan Apex (al dan niet via VSMB, BVSM, VSF) een bedrag van € 1.488.000,--.
Per 31 december 2009 is er belegd in vierendertig panden met een waarde op dat moment van in totaal € 25.748.207,-- waar een hypotheek op rust van € 14.948.000,--, zodat werd geïnvesteerd in onroerend goed voor een bedrag van € 10.800.207,--.
2010
Op 19 maart 2010 heeft DNB besloten mr. C.W. Houtman, kantoorhoudend te Nijmegen, te benoemen tot (stille) curator als bedoeld in artikel 1:76 Wft.
In de periode april tot en met december 2010 rapporteert Houtman aan DNB in een aantal brieven omtrent gebeurtenissen bij VSM. Hij geeft daarbij aan vanaf 23 maart 2010 gesprekken te hebben gevoerd met de leiding van VSM, waarbij hij vanaf het begin te kennen heeft gegeven dat er geen rechtshandelingen en/of betalingen mogen plaatvinden zonder zijn toestemming.
In 2010 stuurt OMG diverse facturen aan VSM. Op 5 augustus 2010 worden vier facturen bij wijze van spoedboeking gelijktijdig betaald. In totaal heeft OMG in de periode van
2 december 2009 tot en met 5 augustus 2010 € 84.719,-- ontvangen van Apex en
€ 490.523,-- van VSM. Op 7 december 2010 is Apex failliet verklaard.
Feit 1 primair en subsidiair: oplichting
Ten aanzien van de onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde oplichting overweegt de rechtbank dat van oplichting in dit verband slechts sprake is als bewezen is dat verdachte en/of zijn medeverdachten met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling door het aannemen van een valse naam/hoedanigheid of door listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels iemand hebben bewogen tot afgifte van een geldbedrag. De genoemde oplichtingsmiddelen hoeven niet te zijn aangewend jegens degene van wie de afgifte van het geldbedrag werd verwacht. Zij kunnen ook gebruikt zijn tegen een derde, mits de bedoeling om afgifte te verkrijgen vaststaat en het geld ook daadwerkelijk als gevolg van de oplichtingsmiddelen is afgegeven.
Voorts dient zonder redelijke twijfel te worden vastgesteld dat bij verdachte en/of zijn medeverdachten van meet af aan het oogmerk heeft bestaan om de ingelegde gelden niet te investeren zoals voorgespiegeld in de prospectussen van 7 februari 2005 en 8 december 2006, maar ten eigen bate aan te wenden.
Uit het dossier valt niet méér af te leiden dan dat van het totaal aantal inleggers, waarvan de officier van justitie stelt dat het er 581 zijn, slechts een beperkt aantal personen is gehoord. van de gehoorde personen zijn er vijf in de tenlastelegging genoemd. Dat deze vijf personen door de oplichtingsmiddelen als genoemd in de dagvaarding zijn bewogen tot afgifte van de door hen ingelegde gelden blijkt niet uit hun verklaringen. Geen van hen geeft aan door de inhoud van folders, brochures en prospectussen, zoals in de tenlastelegging weergegeven, te zijn bewogen tot inleg. Evenmin geven zij aan te zijn bewogen door geflatteerde winsten bij VSM. Voor zover de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen mochten zijn aangewend jegens derden die tussen de vijf genoemde personen en VSM hebben ingestaan, zijn die derden daarover niet gehoord, zodat niet is gebleken wat de uitwerking van die middelen jegens hen is geweest. Indien en voor zover medeverdachte [verdachte 4] daarbij niet als mededader maar als tussenpersoon is aan te merken, is niet komen vast te staan wat hem heeft bewogen en evenmin dat het geld van de genoemde personen ook daadwerkelijk als gevolg van door hem gedane mededelingen -voor zover al in de tenlastelegging opgenomen- is afgegeven.
Wat de beweegredenen van de overige, niet met naam in de tenlastelegging genoemde, inleggers zijn geweest is onbekend. Daarover geeft het dossier geen uitsluitsel.
Bovendien zijn in het dossier geen aanknopingspunten te vinden waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verdachte en/of een of meer van de medeverdachten vanaf het begin het oogmerk hebben gehad de ingelegde gelden niet te investeren. Dat dit oogmerk in de loop der tijd zou zijn ontstaan is evenmin gebleken, te meer niet nu uit het dossier juist blijkt, zoals in de hiervoor geschetste gang van zaken is weergegeven, dat VSM over de gehele periode van 2005 tot en met 2009 wel degelijk in vastgoed heeft geïnvesteerd. Voor zover dat oogmerk in de loop der tijd al uit de hiervoor weergegeven feitelijke gang van zaken zou zijn af te leiden, is er geen enkele relatie te leggen met de beweegredenen tot afgifte van gelden van de inleggers die vanaf dat moment instapten. Uit het dossier is daarover immers niets af te leiden. Ook de officier van justitie heeft daarover geen opheldering verschaft.
De rechtbank komt tot de slotsom dat geen wettig en overtuigend bewijs is geleverd dat er sprake is geweest van oplichting door verdachte en/of een of meer van de medeverdachte (rechts)personen, zodat verdachte van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Feit 1 meer subsidiair: verduistering
Ten aanzien van de onder feit 1 meer subsidiair tenlastegelegde verduistering door de in de dagvaarding genoemde rechtspersonen overweegt de rechtbank het volgende.
Zoals hiervoor reeds overwogen zijn de tenlastegelegde feiten voor zover deze hebben plaatsgevonden tot en met 19 augustus 2006 verjaard. De rechtbank zal zich derhalve bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van verduistering beperken tot de ten laste gelegde periode daarna.
Van verduistering is sprake als een iemand enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort en dat hij anders dan misdrijf onder zich heeft, wederrechtelijk zich toe-eigent. Van zodanig toe-eigenen is sprake indien een persoon zonder daartoe gemachtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort. Van zodanig beschikken kan – afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval – onder meer sprake zijn indien aan een ander dan verdachte toebehorende gelden aan verdachte zijn overgemaakt met een bepaald, al dan niet contractueel vastgelegd, doel en verdachte deze gelden tegen de afspraken in beheert of voor andere doeleinden heeft aangewend, dan wel indien teruggave van die gelden door verdachte onmogelijk is gemaakt of aanmerkelijk is bemoeilijkt [1] .
De rechtbank neemt daarbij in ogenschouw dat indien een bedrag niet enkel in bewaring wordt gegeven, maar uitgeleend of geïnvesteerd c.q. belegd in het bedrijf van een ander (in de hoop er via rente, aandelen etc. financieel beter van te worden), men dan een zeker risico loopt. De uitlener, investeerder of belegger geeft dan immers de ontvanger de bevoegdheid dat bedrag te gebruiken of uit te geven voor zover dit in overeenstemming is met het doel van de lening, investering of belegging. Hoewel deze zogenoemde doelbinding de ruimte beperkt waarbinnen de ontvanger het geld rechtmatig kan aanwenden, neemt dat niet weg dat hij binnen die ruimte als heer en meester over dat geld kan beschikken. Van het zich wederrechtelijkheid toe-eigenen is geen sprake zolang de ontvanger binnen de door de doelbinding geboden ruimte handelt. [2]
In het licht van vorenstaand juridisch kader is dus van belang welke bevoegdheden tot gebruik van de gelden VSM zich ten opzichte van de obligatiehouders -al dan niet contractueel vastgelegd- heeft toegemeten. Om daarin inzicht te krijgen zijn, ook ten aanzien van de reeds vóór de verjaring ingelegde gelden van obligatiehouders, de bepalingen uit het prospectus van 2005 en het prospectus van 2006 van belang. Daaruit komt naar voren dat VSM nimmer heeft voorgespiegeld dat de ingelegde gelden louter voor investeringen in vastgoed zouden worden gebruikt. Zowel in het prospectus 2005 als in het prospectus 2006 is aangegeven dat de inleg ook gebruikt wordt voor ontwikkeling en om kosten te dekken. Bovendien wordt in het prospectus 2006 uitdrukkelijk vermeld dat de ingelegde gelden ook worden gebruikt ter financiering van activiteiten in eigen onderneming en die van de andere groepsvennootschappen. Dat in afwijking van de prospectussen, al dan niet contractueel vastgelegde, andere afspraken zijn gemaakt is niet gebleken.
In verband met het vorenstaande zijn gelden van obligatiehouders al dan niet rechtstreeks vanuit VSM aan Apex overgemaakt. Dat aan deze overboekingen in de te beoordelen periode een andere titel ten grondslag heeft gelegen dan de in de administratie van VSM en Apex aangetroffen leningsovereenkomsten is uit het opsporingsonderzoek niet af te leiden. Nu dit niet is gebleken moet er vanuit worden gegaan dat het allemaal binnen het begrip intercompany-lening valt.
De rechtbank is van oordeel dat zolang een intercompany-lening als reële lening, met mogelijkheid om tot terugbetaling te komen, in de boekhouding van VSM en Apex is opgenomen er gelet op de doelbinding geen sprake is van handelen in strijd met enig al dan niet contractueel vastgelegd doel. Dit wordt eerst anders indien de onmogelijkheid tot, dan wel aanmerkelijke bemoeilijking van, terugbetaling evident is.
PWC heeft tot en met 27 augustus 2008, toen de jaarrekeningen van VSM over 2007 werd goedgekeurd, deze intercompany-lening als reële, terug te betalen lening beschouwd. Uit de verklaring van [naam 3] komt in dit verband naar voren dat bij de controle van de jaarrekening het prospectus is betrokken, dat de intercompany-lening ook is beoordeeld als onderdeel van de controle van de jaarstukken over 2007 en dat daarbij het plan van de directie is besproken om tot terugbetaling te komen.
Het dossier bevat geen aanknopingspunten waaruit zou zijn af te leiden dat PWC daarbij al dan niet opzettelijk foutief is voorgelicht, zodat voor wat betreft de vraag of binnen de doelbinding is gehandeld er vanuit moet worden gegaan dat de lening als reëel is beoordeeld.
Aldus kan naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval tot 27 augustus 2008 geen sprake zijn van verduistering.
Zoals gezegd dient de vraag of het handelen van verdachte en/of de mededaders met betrekking tot de storting van gelden naar Apex al dan niet onder het contractueel vastgelegd doel valt, anders te worden beantwoord indien de onmogelijkheid tot, dan wel aanmerkelijke bemoeilijking van, terugbetaling van de lening evident is.
In dit verband is van belang dat [verdachte 4] in de aandeelhoudersvergadering van 12 december 2008 alle aandeelhouders/bestuurders in detail op de hoogte heeft gesteld van stand van zaken, de financiële problemen en van het feit dat in het belang van de obligatiehouders een andere koers moest worden gevaren, waarbij geen additionele gelden meer direct of indirect aan VSM worden onttrokken. Zijn plan is toen van tafel geveegd. Dit sluit aan bij de verklaring van [naam 3] waarin zij aangeeft dat het ook voor PWC in december 2008/januari 2009 duidelijk werd dat voor 2008 geen goedkeurende verklaring kon worden afgegeven, toen er werd meegedeeld dat [verdachte 4] was vertrokken en de status van de initiatieven met betrekking tot de terugbetaling van de lening aan Apex werd besproken.
In weerwil van de wetenschap omtrent de financiële situatie en in de wetenschap omtrent de onmogelijkheid om op de oude voet door te gaan is VSM gedurende het hele jaar 2009, vanaf 9 januari tot 10 december 2009 stelselmatig doorgegaan met het al dan niet rechtstreeks overboeken van gelden van obligatiehouders naar Apex. In totaal is in dat jaar een bedrag van € 1.488.000,-- overgemaakt. Dit terwijl vanaf begin 2009 bij VSM duidelijk was dat deze bedragen niet terugbetaald zouden worden, althans dat een en ander daardoor aanmerkelijk zou worden bemoeilijkt.
Naar het oordeel van de rechtbank is dit bedrag van € 1.488.000,-- dat VSM voor de obligatiehouders in beheer had deels in strijd met het doel aangewend en door VSM tegen de afspraken in voor andere doeleinden aangewend. Hierbij dient de kanttekening te worden gemaakt dat van dit bedrag moet worden afgetrokken het bedrag dat VSM blijkens het prospectus 2006 als managementkosten heeft voorgewend zijnde 0,1 % per maand van de waarde van de activa van VSM, hetgeen uitgaande van een vastgoedportefeuille in 2009 van 25 miljoen neerkomt op een bedrag van € 25.000,-- per maand, een en ander tot en met augustus (het moment waarop verdachte aan DNB heeft aangegeven dat er geen managementvergoeding meer zou worden betaald). Dit levert op een totaalbedrag van
€ 200.000,--. Wat het exacte bedrag is geweest, dat aan managementvergoeding had mogen worden overgeboekt is op basis van het dossier niet vast te stellen, maar de rechtbank gaat er op grond van het vorenstaande vanuit dat dit om en nabij € 200.000,-- is geweest. Een en ander leidt tot de conclusie dat van het bedrag van € 1.488.000,-- een groot deel tegen de afspraken in voor een andere doel is aangewend.
Uit het feit dat, onder de gegeven omstandigheden, voor wat betreft de geldstroom naar en de onttrekking door middel van kostendeclaraties uit Apex de oude koers onverdroten is voortgezet leidt de rechtbank af dat de opzet van VSM erop gericht is geweest gelden die aan anderen toebehoren zich wederrechtelijk toe te eigenen door deze als niet terug te betalen “lening”, ter betaling van buitensporige (ruim boven de afgesproken managementvergoeding) kosten, aan Apex ter beschikking te stellen en aldus daarover als heer en meester beschikken. De rechtbank is van oordeel dat dat VSM zich dus schuldig heeft gemaakt aan verduistering van enig geldbedrag.
Voor wat betreft de € 490.523-- die in de periode van 2 december 2009 tot en met 5 augustus 2010 rechtstreeks van VSM aan OMG in verband met kosten is overgemaakt heeft te gelden dat dit heeft plaatsgevonden in dezelfde wetenschap bij VSM en onder dezelfde feitelijke omstandigheden. Daar komt nog bij dat zich inmiddels de nodige ontwikkelingen hadden voorgedaan, waaruit moet worden afgeleid dat VSM verplicht was de gelden onder zich te houden om aan inleggers terug te betalen. De rechtbank overweegt in verband daarmee het volgende.
Begin december 2008 bestond de directie van VSM en APEX onder meer uit
[verdachte 1], commercieel directeur, verdachte, directeur ontwikkeling en [verdachte 4], directeur financiën.
Op 12 december 2008 is [verdachte 4] afgetreden. Hij trad af vanwege de in zijn ogen zorgwekkende financiële situatie van VSM en APEX in combinatie met het feit dat overige bestuursleden niet in wilden stemmen met het niet betalen van additionele nota’s van bestuurders en verlaging van hun management fee.
Vanaf januari 2009 is [verdachte 3] betrokken bij VSM en APEX. Zijn werkzaamheden waren er met name op gericht om bij VSM orde op zaken te stellen en de kosten van VSM te verminderen. Voor zijn werkzaamheden ontving hij een management fee van € 12.500,-- per maand excl. BTW, vermeerderd met onkosten.
Uit een e-mail van 7 december 2008 volgt dat [verdachte 1], verdachte en interimmanager [verdachte 3] afspreken elke maandag bespreking te houden.
In juni 2009 heeft het management van VSM geconcludeerd dat de in company leningen tussen VSM en APEX moesten worden afgewaardeerd, omdat op dat op dat moment de financiële situatie van VSM zodanig slecht was dat voorzienbaar was dat die leningen niet zouden kunnen worden terugbetaald. Op dat moment was ook al duidelijk geworden dat PWC geen goedkeurende verklaring voor 2008 af zou kunnen geven.
Op 28 september 2009 is de ontheffing die de DNB aan VSM op grond van de Wft had verleend, ingetrokken. Op 16 oktober 2009 heeft DNB aangegeven dat VSM, als gevolg van de intrekking van de ontheffing per 28 september 2009, gehouden is om haar activiteiten in de huidige vorm te staken en af te wikkelen. Vanaf dat moment was VSM gehouden om de gelden die zij van de beleggers onder zich had aan hen terug te betalen.
Weliswaar is [verdachte 3] niet als feitelijk leidinggever van VSM aan te merken, maar uit het vorenstaande volgt dat hij uit hoofde van zijn taakvervulling als interimmanager, zoals hij die zelf omschrijft, op de hoogte moet zijn geweest van de situatie waarin VSM verkeerde, zoals hiervoor weergegeven.
In die wetenschap is [verdachte 3] namens OMG op 5 november 2009 een contract aangegaan met VSM en gelieerde vennootschappen, waarbij een dienstverleningsovereenkomst is gesloten en aan OMG de opdracht is vertrekt tot het uitvoeren van administratieve werkzaamheden, “
inclusief managementondersteuning door [verdachte 3] en
[verdachte 1]”tegen een vergoeding van € 43.900,-- per maand exclusief BTW.
In de vergoeding voor die administratieve werkzaamheden is begrepen een management fee van verdachte van € 11.000,-- per maand.
Over OMG is op grond van het dossier het volgende bekend: [verdachte 1], verdachte en [verdachte 3] zijn de drie eigenaren van SCM Swiss Capital Management AG. (verder: Swiss Capital). Swiss Capital was van 16 juli 2009 tot 19 augustus 2011 enig aandeelhouder van de op 27 juni 2007 opgerichte OMG.
Getuige [getuige] heeft onder meer verklaard:
“[verdachte 1] zit in diverse bedrijven, maar overal onzichtbaar. We hebben het veel over [verdachte 1] gehad, maar het gaat in feite over drie mensen: [verdachte 1], [verdachte 3] en [verdachte 2]. Het is een drie-eenheid. Ze hebben elkaar nodig.”
In zijn e-mail van 2 mei 2009 aan [getuige] schrijft [verdachte 1] onder meer:
Swiss Capital heeft drie eigenaren te weten:
-[verdachte 3]
-[verdachte 2]
-[verdachte 1]
Het is een AG (Actien Geselschaft in het Nederlands een Naamloze Vennootschap) en derhalve zie je de aandeelhouders niet. Dit omdat anders steeds dezelfde personen boven tafel komen en de mensen daarbuiten verbanden gaan zien ….. das niet handig zeg maar.”
Op 19 maart 2010 heeft DNB mr. C.W. Houtman bij VSM benoemd tot stille curator. De eerste bespreking tussen Houtman en verdachte heeft plaatsgevonden op 23 maart 2010. In zijn brief van 15 juli 2010 aan DNB schrijft Houtman dat hij verdachte heeft gezegd dat verdachte zonder zijn toestemming geen rechtshandelingen mag verrichten. Verder schrijft hij in die brief dat verdachte met geen enkel woord heeft gezegd dat de maandelijkse vergoedingen aan VSM voor het verrichten van de administratie zo hoog waren als later is gebleken. In december 2010 schrijft Houtman aan DNB dat verdachte bij die eerste bespreking heeft gezegd dat [verdachte 3] en [verdachte 1] ervan wisten dat hij het er niet mee eens was met de betalingen aan OMG en daarbij is gezegd dat OMG niet meer zou factureren. Over de werkzaamheden van [verdachte 3] en [verdachte 1] zegt de Houtman in die brief:
“Het is aperte flauwekul dat in de periode na dat ik de opdracht verkreeg door de heren [verdachte 3] en [verdachte 1] nog aan “productontwikkeling, verkoopactiviteiten, intermediair bezoek en klantbezoek, communicatievraagstukken en juridische ondersteuning" zou zijn gedaan.”
Op grond van de vorengenoemde dienstverleningsovereenkomst heeft OMG diverse facturen aan VSM gestuurd, waarop betaling heeft plaatsgevonden. Bij de laatste betaling zijn op 5 augustus 2010 vier facturen bij wijze van spoedboeking gelijktijdig betaald. In totaal heeft OMG in de periode van 2 december 2009 tot en met 5 augustus 2010 van VSM een bedrag van € 490.523,-- ontvangen.
Tussen 26 maart 2010 en 24 augustus 2011 ontvangt GING (Guthrie Investment Group), een aan [verdachte 3] gelieerde vennootschap, van OMG een totaal bedrag van € 166.300,-- onder de omschrijving
"fee periode 7". [verdachte 1] en zijn toenmalige vriendin [naam 4] ontvangen een totaal bedrag van € 168.500,-- onder dezelfde omschrijving
"fee periode 7".
Uit de vorenstaande gang van leidt de rechtbank af dat [verdachte 3], als directeur van de OMG, waarvan hijzelf, [verdachte 1] en verdachte via Swiss Capital de eigenaren waren, met VSM, waar verdachte en [verdachte 1] zeggenschap hadden, op 5 november 2009 een dienstverleningsovereenkomst heeft gesloten op grond waarvan buitensporig hoge kostenvergoedingen konden worden uitbetaald. Feitelijk werd € 52.241,-- per maand door VSM aan de OMG betaald. Uit de maandelijkse facturen die door OMG aan VSM werden gezonden, blijkt dat in het bedrag van € 52.241,-- steeds een management fee van € 11.000,-- voor [verdachte 3] en een management fee van € 11.000,-- voor verdachte was begrepen. Verder kan het ook [verdachte 3] niet zijn ontgaan dat DNB op 19 maart 2010 DNB mr. C.W. Houtman bij VSM tot stille curator heeft benoemd en die curator vanaf 23 maart 2010 heeft aangegeven dat er zonder zijn toestemming geen rechtshandelingen en betalingen plaats zouden mogen vinden en dat hij het er niet eens was met betalingen in verband met buitensporige kostenvergoedingen aan OMG.
Zelfs daarna ging de OMG door met het sturen van haar facturen en werden die facturen ook door VSM betaald. Op deze wijze werd van november 2009 tot en met augustus 2010 een bedrag van € 490.523,-- aan het vermogen van VSM onttrokken. Op het laatst zijn nog gelijktijdig vier facturen van de OMG door middel van een spoedboeking voldaan.
Uit vorenstaande verklaringen en gebeurtenissen in onderlinge samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat er tussen VSM, OMG en [verdachte 3] een nauwe en bewuste samenwerking is geweest en dat die samenwerking erop gericht is geweest om de gelden die derden in VSM hadden ingelegd tegen de afspraken in voor andere doeleinden aan te wenden, te weten het aanwenden van gelden als buitensporige kostenvergoedingen voor verdachte en de medeverdachten, die zich deze gelden dus wederrechtelijk hebben toegeëigend.
Door aldus te handelen heeft VSM zich eveneens schuldig gemaakt medeplegen van verduistering van enig geldbedrag. In dit geval een totaalbedrag van € 490.523,--.
Feitelijk leiding/opdracht geven
Ten aanzien van de vraag of verdachte, al dan niet samen met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven aan de hiervoor bedoelde strafbare gedragingen van VSM overweegt de rechtbank het volgende.
Naar vaste jurisprudentie [3] is van feitelijk leiding geven aan een verboden gedraging sprake indien:
1. de verdachte maatregelen ter voorkoming van de verboden gedraging achterwege laat, hoewel hij daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden is en
2. hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de verboden gedraging zich zal voordoen, zodat hij die gedraging opzettelijk bevordert.
Hieruit volgt dat niet alleen statutaire bestuurders van een rechtspersoon feitelijk leiding kunnen geven aan een door die rechtspersoon begaan strafbaar feit, maar ook organisatorisch ondergeschikte personen en dat dat leiding geven ook kan bestaan uit een nalaten.
Voornoemd nalaten is alleen strafbaar indien de verdachte bevoegd was maatregelen te nemen en hij ook redelijkerwijs daartoe gehouden was. Deze bevoegdheid tot ingrijpen bestaat indien de verdachte feitelijke zeggenschap heeft over de gedraging die de rechtspersoon wordt geacht te hebben verricht en het tevens tot de taak van de verdachte behoorde in te grijpen.
Uit het dossier blijkt dat verdachte in 2004 via zijn beheersmaatschappij [verdachte 2] BV werkzaamheden voor Apex is gaan verrichten. Beheersmaatschappij [verdachte 2] BV was tot
12 december 2008 bestuurder van Apex. Blijkens het uittreksel van de Kamer van Koophandel was verdachte vanaf 1 november 2009 tot 10 februari 2010 bestuurder van Apex.
Verdachte heeft na het vertrek van [verdachte 4] in december 2008 diens taken voor een deel overgenomen en werd hij algemeen directeur van VSM.
De rechtbank leidt voorts uit het dossier af dat verdachte degene was die in 2009 namens VSM de contacten met DNB heeft onderhouden. Ook was het verdachte die vanaf 19 maart 2010 namens VSM aanspreekpunt was voor de door DNB aangestelde (stille) curator Houtman.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte als bestuurder van VSM in de jaren 2009 en 2010 mede feitelijk leiding heeft gegeven aan deze vennootschap.
Indien en voor zover verdachte al niet zelf de hand heeft gehad in het overmaken van geldbedragen van VSM naar Apex in 2009 en het voldoen van facturen van OMG in 2009 en 2010, heeft naar het oordeel van de rechtbank te gelden dat hij maatregelen ter voorkoming van de verboden gedragingen achterwege heeft gelaten, terwijl hij daartoe wel bevoegd en redelijkerwijs gehouden was. Niet alleen heeft hij in dat geval bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de verboden gedragingen zich zouden voordoen, maar heeft hij die gedragingen ook opzettelijk bevordert.
Verdachte heeft hierbij naar het oordeel van de rechtbank nauw en bewust samengewerkt met medeverdachte [verdachte 1], die ook na zijn uitschrijving als bestuurder van Apex in 2006 feitelijk leidinggevende van Apex en VSM is gebleven.
De rechtbank is op grond van voorgaande overwegingen van oordeel dat verdachte samen met [verdachte 1] feitelijk leiding heeft gegeven aan het door VSM medeplegen van verduisteren van gelden van inleggers.
Feit 2: witwassen
Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde witwassen overweegt de rechtbank het volgende.
Vooropgesteld moet worden dat op zichzelf noch de tekst noch de geschiedenis van de totstandkoming van de art. 420bis en 420quater Sr eraan in de weg staat dat iemand die een in die bepalingen omschreven gedraging verricht ten aanzien van een voorwerp dat afkomstig is uit enig door hemzelf begaan misdrijf, wordt veroordeeld wegens - kort gezegd - (schuld)witwassen. Dat geldt, naar uit de tekst van de wet volgt, ook voor het voorhanden hebben van zo’n voorwerp.
Dit betekent niet dat elke gedraging die in de art. 420bis, eerste lid, en 420quater, eerste lid, Sr is omschreven, onder alle omstandigheden de - in beide bepalingen nader omschreven - kwalificatie witwassen onderscheidenlijk schuldwitwassen rechtvaardigt. Zo kan ingeval het gaat om een voorwerp dat afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf en hem het ‘voorhanden hebben’ daarvan wordt verweten, de vraag rijzen of een dergelijk enkel voorhanden hebben voldoende is om als (schuld)witwassen te worden aangemerkt.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de strafbaarstelling van witwassen strekt ter bescherming van de aantasting van de integriteit van het financieel en economisch verkeer en van de openbare orde, dat witwassen een veelomvattend, maar ook te begrenzen fenomeen is, en dat ook in het geval het witwassen de opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de witwasser in beginsel een handeling wordt gevergd die erop is gericht ‘om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen’. Gelet hierop moet worden aangenomen dat indien vaststaat
dat het enkele voorhanden hebbendoor de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als (schuld)witwassen kan worden gekwalificeerd [4] .
De weergegeven rechtsregels betreffende witwassen zien uitsluitend op gevallen waarin slechts het verwerven onderscheidenlijk voorhanden hebben van voorwerpen verkregen uit eigen misdrijf bewezen is verklaard en hebben in beginsel geen betrekking op het “overdragen” en het “gebruik maken” van zulke voorwerpen, en evenmin op het begrip “omzetten”.
Niet valt uit te sluiten dat anders moet worden geoordeeld in het bijzondere geval dat zulk “overdragen”, “gebruik maken” of “omzetten” van door eigen misdrijf verkregen voorwerpen plaatsvindt onder omstandigheden die niet wezenlijk verschillen van gevallen waarin een verdachte die een bepaald misdrijf heeft begaan en die daarmee de door dat misdrijf verkregen voorwerpen verwerft of voorhanden heeft, zich automatisch ook schuldig zou maken aan het witwassen van die voorwerpen. Voorkomen moet immers worden dat de bedoelde rechtsregels worden omzeild enkel door het ten laste leggen onderscheidenlijk bewezen verklaren van een andere delictsgedraging dan “verwerven” of “voorhanden hebben”. In zo een bijzonder geval geldt eveneens dat, wil het handelen kunnen worden aangemerkt als “witwassen”, sprake dient te zijn van een gedraging die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die voorwerpen gericht karakter heeft [5] .
In het licht van vorenstaande vaste jurisprudentie beziet de rechtbank het medeplegen van verduistering en de daarop volgende geldstromen zoals uit het hierboven (onder feit 1 meer subsidiair) overwogene volgt. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verduisteren van gelden van VSM door deze ter uitvoering van een dienstverleningsovereenkomst tussen VSM en OMG naar OMG weg te sluizen, waarna door OMG uitbetalingen aan
[verdachte 1], zijn toenmalige vriendin en [verdachte 3] hebben plaatsgevonden. Om een en ander te maskeren is boven OMG de Zwitserse moedermaatschappij Swiss Capital geplaatst. De kwalijke intentie om bewust te voorkomen dat gezien wordt dat (deels) dezelfde mensen achter VSM en OMG zitten blijkt uit het hiervoor weergegeven e-mailbericht van
[verdachte 1] van 2 mei 2009.
De rechtbank stelt vast dat verdachte en zijn mededaders door te handelen zoals zij deden tezamen en in vereniging de geldbedragen niet alleen hebben verworven en voorhanden hebben gehad maar ook hebben overgedragen en daarbij de werkelijke herkomst verborgen hebben gehouden en hebben verhuld.
Door aldus te handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen.
Feiten 3 en 4: (feitelijk leidinggeven aan) valsheid in geschrift
Ten aanzien van feit 3 en feit 4 overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt vast dat het dossier, op een tweetal hierna te noemen uitzonderingen na, geen wettig en overtuigend bewijs bevat waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de in de tenlastelegging genoemde stukken de valsheden bevatten die in de dagvaarding zijn opgenomen.
Daar waar er bij het onder feit 3 ten laste gelegde sprake is van overeenkomsten van geldlening spitst de tenlastelegging zich toe op het punt dat de valsheid bestond uit een daarop gestelde aantekening “Afgelost” met daarachter een datum. Wie dit erop heeft gesteld en met welke intentie dit is geschied is niet gebleken. Nu niet uitgesloten kan worden dat met deze aantekening is bedoeld aan te geven dat er nieuwe leningsovereenkomsten voor in de plaats zijn gekomen kan deze aantekening niet zonder meer als vals worden aangemerkt.
Daar waar er sprake is van facturen waarin kosten worden opgevoerd wordt in de tenlastelegging telkens gesteld dat de valsheid hierin bestond dat een bepaalde dienst/goed zou zijn geleverd terwijl dit niet of niet geheel het geval zou zijn (zelfs bij feit 3 onder D, eerste gedachtestreepje waar sprake lijkt te zijn van inlosnota’s en dus helemaal geen sprake is van leveranties van goederen of diensten). Dat diensten en/of goederen niet of niet geheel zijn geleverd is niet, dan wel onvoldoende gebleken. Concrete aanknopingspunten zijn uit het dossier niet op te maken en een enkele algemene verklaring dat gesproken zou zijn over “fake facturen” is in dit verband niet doorslaggevend. Ook de omstandigheid dat omtrent een aantal facturen van een bepaalde soort is opgemerkt dat deze direct van de computer moesten worden verwijderd maakt nog niet dat zondermeer vaststaat dat de daarop gestelde diensten en/of goederen niet of niet geheel zijn geleverd.
Daar waar de tenlastelegging ziet op het niet verantwoorden van kosten in de administratie van VSM niet is komen vast te staan dat daaruit zonder meer een valsheid in de bedrijfsadministratie is ontstaan.
Daar waar voorts de tenlastelegging ziet op valse (grootboek)boekingen in verband met van “renteleningen” en “rentebaten” spitst de tenlastelegging zich erop toe dat er werd voorgewend dat rente was betaald, terwijl die rente niet was betaald, dan wel fictief was verrekend.
Voor zover uit het dossier is op te maken hoe een en ander boekhoudkundig werd verwerkt moet worden vastgesteld dat de verschuldigde renten in rekening courant werden geboekt en dat de kosten van VSM bij Apex werden geboekt. Dat hiermee iets anders werd voorgewend dan werkelijkheid gebeurde is niet gebleken.
Voor zover is vast te stellen dat bij feit 3 onder C sprake is van een vals geschrift dat Apex in haar boekhouding heeft opgenomen, is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte daaraan feitelijk leiding heeft gegeven. Dat verdachte van de valsheid van dit door
[verdachte 1] opgesteld stuk op de hoogte was volgt niet uit het dossier en omstandigheden op grond waarvan hij op de hoogte had moeten zijn evenmin. Hoewel betalingen die met dit geschrift ten titel hebben plaatsgevonden in een periode dat verdachte als directeur en feitelijk leidinggever is aan te merken, zijn onvoldoende feiten of omstandigheden uit het dossier af te leiden op grond waarvan kan worden aangenomen dat verdachte daarmee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zich een verboden gedraging zal voordoen.
Voor zover is vast te stellen dat bij feit 3 onder D derde gedachtestreepje sprake is van een valse factuur, is gelijk het hiervoor overwogene, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte daaraan feitelijk leiding heeft gegeven. Dat verdachte van de valsheid van dit eveneens door [verdachte 1] opgesteld stuk op de hoogte was volgt niet uit het dossier en omstandigheden op grond waarvan hij op de hoogte had moeten zijn evenmin.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat verdachte ten aanzien van feit 3 primair en subsidiair en van feit 4 primair en subsidiair moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 5 overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte wordt verweten primair het medeplegen van feitelijk leidinggeven aan het plegen van valsheid in geschrift en subsidiair het plegen van valsheid in geschrift, doordat hij op een formulier van de Kamer van Koophandel heeft aangegeven dat Stichting B.V. Service sinds 12 december 2008 bestuurder, alleen zelfstandig bevoegd, is van Apex Vastgoed, terwijl zij dat in werkelijkheid niet was. Verdachte heeft daarover verklaard dat bij het invullen van het wijzigingsformulier sprake is geweest van een werkfout, doordat hij heeft gewerkt met een reeds gedownload en ingevuld digitaal formulier en dat per abuis de datum van inwerkingtreding van de wijziging niet is aangepast. De rechtbank acht de verklaring van verdachte om de volgende redenen niet aannemelijk. In het handelsregister van de KvK staat te lezen dat [naam 6] pas op 8 februari 2010 als bestuurder van Stichting B.V. Service is ingeschreven. Uit de historie van het handelsregister blijkt dat op 12 augustus 2008 [naam 5] als enige bestuurder van Stichting B.V. Service stond ingeschreven. Op 12 december 2008 kon Stegeman dan ook niet als bestuurder van Stichting B.V. Service tekenen op het wijzigingsformulier, aangezien hij nog geen bestuurder was.
De rechtbank voegt hier nog het volgende aan toe. Verdachte heeft terwijl VSM reeds in financieel zwaar weer verkeerde nog lange tijd ten gunste van zichzelf, [verdachte 1] en [verdachte 3] gelden aan de vennootschap onttrokken. Uit het op een later moment invullen van het wijzigingsformulier van de Kamer van Koophandel, met een ingangsdatum die overigens dezelfde datum is als die waarop [verdachte 4] kenbaar heeft gemaakt dat aan de vennootschap geen gelden, anders dan die bij prospectus waren overeengekomen, meer konden worden onttrokken, leidt de rechtbank af dat verdachte alsnog getracht heeft om zijn formele betrokkenheid bij die onttrekkingen terug te draaien. De rechtbank is van oordeel dat verdachte het wijzigingsformulier niet als feitelijk leidinggever van Apex heeft ingevuld, maar op eigen titel. De rechtbank zal verdachte dan ook van het primair ten laste gelegde vrijspreken. Het subsidiair ten laste gelegde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder de feiten 1 primair, 1 subsidiair,
3 primair, 3 subsidiair, 4 primair, 4 subsidiair en 5 primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder feit 1 meer subsidiair, feit 2 primair en feit 5 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. meer subsidiair.
Vastgoed Solide Maatschappij B.V. in de periode van 1 januari 2009 tot en met
21 november 2010 in Nederland, tezamen en in vereniging met natuurlijke personen en rechtspersonen opzettelijk geldbedragen toebehorende aan anderen dan aan Vastgoed Solide Maatschappij B,.V,., welke goederen Vastgoed Solide Maatschappij B,.V,. anders dan door misdrijf, te weten als inleggeld voor beleggingen/investeringen van VSM producten en/of leningen onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend terwijl hij, verdachte, tezamen met een ander feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedragingen;
2 primair.
hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 1 oktober 2012 in Nederland, telkens
tezamen en in vereniging met een natuurlijke personen en rechtspersonen, telkens een voorwerp, te weten een geldbedrag, telkens heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en telkens de werkelijke aard en herkomst heeft verborgen en verhuld, terwijl hij verdachte en zijn mededaders telkens wisten dat bovenomschreven voorwerpen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf;
5 subsidiair.
hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 1 maart 2010 in Nederland een formulier van de Kamer van Koophandel, genaamd inschrijving functionaris voor een rechtspersoon, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit
te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft hij, verdachte, valselijk en in strijd
met de waarheid - zakelijk weergegeven - op dat formulier van de Kamer van Koophandel aangegeven dat Stichting B.V. Service sinds 12 december 2008 bestuurder (alleen bevoegd) is van APEX Vastgoed, terwijl in werkelijkheid op
12 december 2008 de Stichting B.V. Service geen bestuurder was van APEX Vastgoed,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 meer subsidiair, feit 2 primair en feit 5 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 47, 51, 225, 321 en 420bis Sr.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 meer subsidiair
het misdrijf: medeplegen van verduistering, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
feit 2 primair
het misdrijf: medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
feit 5 subsidiair
het misdrijf: valsheid in geschrift.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte wordt veroordeeld voor het feitelijk leidinggeven aan medeplegen van verduistering door een rechtspersoon, het medeplegen van witwassen en valsheid in geschrifte. Verdachte heeft als statutair bestuurder van de vennootschap en samen met zijn medeverdachten op geraffineerde wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen van niets vermoedende particulieren door na december 2008 buitensporig hoge (on)kostenvergoedingen in te dienen en op die manier de door particulieren in VSM ingelegde gelden, aan de vennootschap te onttrekken. Dit in plaats van de aan de obligatiehouders bij prospectus voorgewende afspraak om hun ingelegde gelden te investeren in vastgoed, dan wel onder zich te houden, gelet op de verplichting tot terugbetaling. Op deze wijze werd van december 2008 tot en met augustus 2010 een bedrag van circa 1,7 miljoen euro aan het vermogen van VSM onttrokken.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich daarbij enkel laten leiden door hun eigen verlangen naar geldelijk gewin en zij hebben zich niets gelegen laten liggen aan de grote financiële en ook emotionele gevolgen voor de slachtoffers. De slachtoffers zagen hun beleggingen in rook opgaan en het is nog maar de vraag of verdachte en zijn medeverdachten nog enige reële verhaalsmogelijkheid bieden. Het handelen van verdachte vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Ook heeft zijn handelwijze er toe geleid dat een smet is geworpen op de vastgoed- en beleggingswereld en is de integriteit van de financiële wereld hierdoor aangetast.
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door een wijzigingsformulier van de Kamer van Koophandel vals op te maken. Door het vals opmaken van een wijzigingsformulier wordt bij derden die kennis moeten nemen van dat formulier de indruk gewekt dat de situatie binnen de vennootschap zo is als op het desbetreffende formulier is aangegeven. De rechtbank acht ook dit handelen van verdachte verwijtbaar. Informatie die via een instantie als de Kamer van Koophandel dient te worden verkregen dient juist te zijn, nu derden op die gegevens moeten kunnen vertrouwen.
Wat betreft de op te leggen straf is de rechtbank van oordeel dat de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten in beginsel het opleggen van een volledige vrijheidsbenemende straf rechtvaardigen, nu bij afdoening met een lichtere strafrechtelijke sanctie de ernst van de zaak miskend zou worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, zijn naar het oordeel van de rechtbank hier niet aanwezig.
De rechtbank heeft bij de op te leggen straf tevens rekening gehouden met:
- de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en die in geval van een benadelingsbedrag dat ligt boven
€ 1.000.000,-- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vermelden van 24 maanden en meer;
- de ernst van de bewezen verklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en
- het stelselmatige karakter van de bewezenverklaarde feiten.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte van een aantal feiten wordt vrijgesproken en dat verdachte geen justitiële documentatie heeft. Alles overziend komt de rechtbank tot het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden. Een deel hiervan zal voorwaardelijk worden opgelegd. De rechtbank zal dat deel bepalen op acht maanden. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal een proeftijd van twee jaren worden verbonden.
De rechtbank voegt aan deze overwegingen nog toe dat zij niet toekomt aan beoordeling van de vordering van de officier van justitie om voor recht te verklaren dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld jegens de benadeelde partijen. De rechtbank dient immers de vragen van de art. 348, 349 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te beantwoorden. Daarbij is geen plaats voor een dergelijke door de officier van justitie gevorderde verklaring.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partijen Stichting Belangen Obligatiehouders VSM, gezeteld te Nijmegen, alsmede Vastgoed Solide Maatschappij BV, Vastgoed Solide Maatschappij Beleggingen BV, Vastgoed Solide Fondsen BV en Bewaarder Vastgoed Solide Maatschappij BV, allen gevestigd te Amsterdam, hebben ter terechtzitting van 3 september 2014 gevorderd verdachte hoofdelijk te veroordelen in de door hen gemaakte kosten van rechtsbijstand van in totaal € 29.040,--.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt bij de beoordeling van de vordering tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand het volgende voorop.
De benadeelde partij Stichting Belangen Obligatiehouders VSM heeft ter zitting van
28 oktober 2013 een vordering tot vergoeding van de door haar obligatiehouders geleden schade ingediend. Het onderzoek ter terechtzitting van 28 oktober 2013 is onderbroken en vervolgens hervat op 1 november 2013, alwaar de rechtbank de benadeelde partij kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar vordering.
De benadeelde partijen Vastgoed Solide Maatschappij BV, Vastgoed Solide Maatschappij Beleggingen BV, Vastgoed Solide Fondsen BV en Bewaarder Vastgoed Solide Maatschappij BV hebben ter zitting van 3 september 2014 een vordering tot schadevergoeding ingediend.
De rechtbank heeft op deze zitting ook deze benadeelde partijen in hun vordering kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Niettegenstaande deze beslissing dient de rechtbank bij vonnis te beslissen op de vordering die strekt tot veroordeling van verdachte in de kosten van rechtsbijstand [6] .
Ten aanzien van deze vordering is rechtbank van oordeel dat nu geen vordering tot schadevergoeding is toegewezen, er evenmin plaats is voor het toewijzen van een vordering strekkende tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, temeer nu deze kosten nauw samenhangen met de vordering tot schadevergoeding. De rechtbank zal de benadeelde partijen ook in deze vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partijen kunnen hun vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
geldigheid van de dagvaarding
  • verklaart de dagvaarding ten aanzien van feit 1 primair en feit 1 subsidiair partieel nietig voor wat betreft de term ‘ondermeer’;
  • verklaart de dagvaarding ten aanzien van feit 3 primair en feit 3 subsidiair partieel nietig voor wat betreft onderdeel B;

ontvankelijkheid

- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging voor feit 1 meer subsidiair en nog meer subsidiair, voor zover dat ziet op de periode van 1 januari 2005 tot en met 19 augustus 2006;
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder de feiten 1 primair, 1 subsidiair, 3 primair,
3 subsidiair, 4 primair, 4 subsidiair en 5 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het onder de feiten 1 meer subsidiair, 2 primair en
5 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder de feiten 1 meer subsidiair, 2 primair en
5 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 5 subsidiair: valsheid in geschrift;

- verklaart verdachte strafbaar voor het onder de feiten 1 meer subsidiair, 2 primair en
5 subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
  • bepaalt dat de benadeelde partij Stichting Belangen Obligatiehouders VSM, gezeteld te Nijmegen, niet-ontvankelijk is in haar vordering tot veroordeling van verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte kosten van rechtsbijstand en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij Vastgoed Solide Maatschappij BV, gevestigd te 1077 XX Amsterdam, Strawinskylaan 485, niet-ontvankelijk is in haar vordering tot veroordeling van verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte kosten van rechtsbijstand en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij Vastgoed Solide Maatschappij Beleggingen BV, gevestigd te 1077 XX Amsterdam, Strawinskylaan 485, niet-ontvankelijk is in haar vordering tot veroordeling van verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte kosten van rechtsbijstand en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij Vastgoed Solide Fondsen BV, gevestigd te 1077 XX Amsterdam, Strawinskylaan 485, niet-ontvankelijk is in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering tot veroordeling van verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte kosten van rechtsbijstand bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij Bewaarder Vastgoed Solide Maatschappij BV, gevestigd te 1077 XX Amsterdam, Strawinskylaan 485, niet-ontvankelijk is in haar vordering tot veroordeling van verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte kosten van rechtsbijstand en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. H. Stam en mr. A.A.J. Lemain, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2014.

Voetnoten

1.Hoge Raad 11 december 2012, LJN BX3620.
2.Conclusie AG Hofstee bij HR 8 april 2014, ECLI:NL:HR 2014;859 a contrario afgeleid uit HR 11 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX3620
3.HR 16 december 1986, NJ 1987, 321 en NJ 1987, 322;
4.Hoge Raad d.d. 26 oktober 2010, LJN BM4440.
5.Hoge Raad 25 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:716.
6.Op grond van art. 361 lid 1, laatste volzin Wetboek van Strafvordering.