ECLI:NL:RBOVE:2014:5455

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 oktober 2014
Publicatiedatum
15 oktober 2014
Zaaknummer
C/08/161771 / KG ZA 14-326
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige uitlatingen en de bescherming van de goede naam in het kader van een strafzaak

In deze zaak, die op 15 oktober 2014 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een kort geding dat is aangespannen door [eiser] tegen [gedaagde 1 c.s.]. De aanleiding voor de procedure zijn onrechtmatige uitlatingen die door de gedaagden zijn gedaan op de website www.geredetwijfels.nl en een daaraan gekoppeld Facebook-account. Deze uitlatingen hebben betrekking op de dood van Nathalie Weinreder, waarbij [eiser] als getuige is gehoord en door de gedaagden als potentiële verdachte wordt aangeduid. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, omdat de uitlatingen ernstige gevolgen voor zijn geestelijke gezondheid kunnen hebben.

De rechtbank heeft de feiten van de zaak in detail besproken, waaronder de veroordeling van [X] voor de dood van Nathalie Weinreder en de rol van de gedaagden als familieleden van [X]. De gedaagden hebben de website gelanceerd om de onschuld van [X] te betogen en hebben daarbij delen van het strafdossier gepubliceerd. De voorzieningenrechter heeft de belangen van [eiser] en [gedaagde 1 c.s.] tegen elkaar afgewogen en geconcludeerd dat de uitlatingen van de gedaagden onrechtmatig zijn, omdat deze [eiser] in een kwaad daglicht stellen en zijn goede naam schaden.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van [eiser] toegewezen, waarbij [gedaagde 1 c.s.] is bevolen om alle publieke uitlatingen waarin de naam van [eiser] voorkomt te verwijderen en te staken. Tevens is er een dwangsom opgelegd voor het geval de gedaagden in gebreke blijven. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Dit vonnis benadrukt de delicate balans tussen vrijheid van meningsuiting en de bescherming van de goede naam van individuen in het kader van publieke uitlatingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/161771 / KG ZA 14-326
Vonnis in kort geding van 15 oktober 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. S.L. Geeraths te Almelo,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te [woonplaats],
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. M. Ichoh te Enschede.
Partijen zullen hierna ‘[eiser]’ en ‘[gedaagde 1 c.s.]’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de conclusie van antwoord met producties
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [gedaagde 1 c.s.].
1.2.
Ten slotte is vonnis gevraagd. Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
In de nacht van 10 op 11 december 2010 is Nathalie Weinreder in haar woning te Almelo om het leven gebracht.
2.2.
Bij vonnis van 9 april 2013 van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo is
[X] veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar met TBS wegens doodslag op Nathalie Weinreder. In hoger beroep heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij arrest van 5 augustus 2014, [X] veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar voor doodslag op Nathalie Weinreder. Er is geen beroep in cassatie bij de Hoge Raad ingesteld.
2.3.
[eiser] was bevriend met Nathalie Weinreder. De bijnaam van [eiser] is ‘poedel’. In het strafproces is hij meerdere keren als getuige gehoord.
2.4.
Gedaagden zijn allen familie van [X], gedaagde sub 1 is de oma, gedaagde sub 2 de tante en gedaagde sub 3 de moeder.
2.5.
[gedaagde 1 c.s.] gelooft in de onschuld van [X] en heeft in dat verband oud-rechercheur [P] verzocht om nader onderzoek te doen naar de zaak. De resultaten van die onderzoeken heeft de [gedaagde 1 c.s.] geplaatst op de website www.geredetwijfels.nl (hierna ook te noemen de website).
2.6.
De website is op 13 augustus 2014 gelanceerd. De website wordt beheerd door de tante van [X], gedaagde sub 2.
2.7.
Op de website heeft [gedaagde 1 c.s.] bovendien delen van het strafdossier in de zaak Nathalie Weinreder gepubliceerd.
2.8.
Aan de website is een Facebook-account gekoppeld.
2.9.
Op 24 april 2013 en 2 september 2014 heeft [eiser] aangifte gedaan tegen [gedaagde 1 c.s.] van smaad en laster.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert (na ter zitting toegestane wijziging van eis) samengevat - te bepalen dat [gedaagde 1 c.s.] al haar publieke uitlatingen met betrekking tot of over
[eiser] op onder meer, maar niet beperkt tot de website www.geredetwijfels.nl en het hieraan gelinkte Facebook-account, alsmede op andere social media, dient te staken en gestaakt te houden, alsmede de website te verwijderen en verwijderd te houden, alsmede het Facebook-account te sluiten en gesloten te houden op straffe van een dwangsom.
3.2.
[gedaagde 1 c.s.] voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft, gelet op de aard van de vorderingen - stopzetting van de gestelde onrechtmatige gedragingen -, een spoedeisend belang bij zijn vorderingen.
Van [eiser] kan niet worden verlangd dat hij een bodemprocedure afwacht.
4.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] jegens alle drie de gedaagden ontvankelijk is in (een deel van) zijn vorderingen. Onweersproken is gesteld dat alle drie de gedaagden berichten hebben geplaatst dan wel plaatsen op de website. Dat de tante van [X] de beheerder is van de website, maakt niet, zoals [gedaagde 1 c.s.] stelt, dat enkel zij in rechte kan worden aangesproken.
4.3.
Ter zitting is de gevorderde wijziging van eis van [eiser] dat www.geredetwijfels.nl in plaats van www.geredetwijfel.nl dient te worden gelezen in (het petitum van) de dagvaarding, toegewezen. De verweren van [gedaagde 1 c.s.] die specifiek daarop betrekking hebben, liggen dan ook niet (langer) ter beoordeling voor.
4.4.
De vorderingen van [eiser] zijn in de kern gebaseerd op de stelling dat [gedaagde 1 c.s.] onrechtmatig handelt jegens hem door op - onder meer - de website www.geredetwijfels.nl en het daaraan gekoppelde Facebook-account al reeds gedurende langere tijd [eiser] onterecht te beschuldigen als potentiële dader van de dood van Nathalie Weinreder. De geestelijke gezondheid van [eiser] wordt daardoor in ernstige mate geschaad. De onterechte beschuldigen moeten een halt worden toegeroepen.
4.5.
[gedaagde 1 c.s.] heeft het door [eiser] gestelde gemotiveerd betwist. Haar standpunt kan worden samengevat als volgt. [gedaagde 1 c.s.] is ervan overtuigd dat
[X] niet de dader is. Zij wil de waarheid boven tafel krijgen en gebruikt de website om de zaak onder de aandacht van het publiek en mogelijke deskundigen te brengen in de hoop dat de zaak dusdoende zoveel aandacht trekt dat de weg wordt geopend tot herziening van het inmiddels onherroepelijke arrest van het Hof waarbij [X] als dader is veroordeeld. [eiser] wordt niet bij naam genoemd op de website, zodat van enig onrechtmatig handelen jegens [eiser] geen sprake kan zijn. Ook wordt hij niet beschuldigd op de website. Op de website wordt alleen gesproken over ‘de andere potentiële verdachte’ en ‘de andere niet uit gerechercheerde potentiële verdachte’. Bovendien zoekt [eiser] zelf de media op. Zo plaatst hij op zijn eigen Facebook-account berichten over de zaak, heeft hij de website ‘geliked’ op zijn eigen Facebook-account en heeft hij zelfs een interview bij RTL Boulevard gegeven over de zaak, aldus [gedaagde 1 c.s.]. De vorderingen zijn, tot slot, te onbepaald en werken - voor wat betreft de gevorderde dwangsom - misbruik in de hand.
4.6. De voorzieningenrechter beoordeelt de stellingen en verweren als volgt.
4.7.
De vraag die in de onderhavige procedure aan de orde is komt neer op de meer principiële vraag hoe de grens moet worden bepaald tussen rechtmatige en onrechtmatige (openbare of openbaar gemaakte) uitlatingen via onder meer internet over vermoede misstanden, indien die uitlatingen voor derden schadelijk zijn dan wel als schadelijk worden ervaren. Bij de hier aan de orde zijnde vraag staan in beginsel twee, ieder voor zich hoogwaardige, maatschappelijke belangen tegenover elkaar: aan de ene kant het belang dat individuele burgers niet door (openbare of openbaar gemaakte) uitlatingen via onder meer de pers en internet worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen (het recht op bescherming van de goede naam); aan de andere kant het belang dat niet, door gebrek aan bekendheid bij het grote publiek, (beweerdelijk aanwezige) misstanden die de samenleving raken kunnen blijven voortbestaan (het recht op vrijheid van meningsuiting). Welk van deze belangen in een gegeven geval de doorslag behoort te geven, hangt af van de in onderling verband te beschouwen omstandigheden, en wel - in een situatie als de onderhavige - in het bijzonder van de volgende:
a. de aard van de gedane uitlatingen houdende verdenkingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die verdenkingen betrekking hebben;
b. de ernst - bezien vanuit het algemeen belang - van de misstand welke de uitlatingen aan de kaak beogen te stellen;
c. de mate waarin ten tijde van de uitlatingen de verdenkingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal;
d. de inkleding van de verdenkingen, gezien in verhouding tot de onder a t/m c bedoelde factoren;
e. de mate van waarschijnlijkheid dat, ook zonder de verweten uitlatingen via onder meer internet, in het algemeen belang het nagestreefde doel langs andere, voor de wederpartij minder schadelijke wegen met een redelijke kans op spoedig succes bereikt had kunnen worden;
f. een mogelijke beperking van het door de uitlatingen te veroorzaken nadeel voor degene die erdoor wordt getroffen, in verband met de kans dat de betrokken uitlatingen, ook zonder de verweten openbaarmaking of terbeschikkingstelling, in de publiciteit zou zijn gekomen;
g. het gezag dat derden zullen toekennen aan degeen die de uitlatingen deed;
h. de maatschappelijke positie en publieke gedragingen van degeen over wie de uitlatingen worden gedaan (zie ook Hoge Raad 1 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN5662, in navolging van Hof Amsterdam 7 april 2009, ECLI:GHAMS:2009:BI0274).
4.8.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat in de onderhavige publieke uitlatingen zoals bij dagvaarding overgelegd en inzichtelijk gemaakt door [eiser], de naam ‘[voor- en achternaam]’, dan wel ‘[voornaam]’, dan wel ‘poedel’, alsook “[initiaal]’ voorkomt en in verband wordt gebracht met de dood van Nathalie Weinreder als potentiële verdachte. Delen van het strafdossier in de zaak Nathalie Weinreder, en de bevindingen van oud-rechercheur [P] - die in opdracht van [gedaagde 1 c.s.] na afloop van de strafzaak in eerste aanleg onderzoek heeft gedaan - alsmede de interpretatie door [gedaagde 1 c.s.] van (delen van) het strafdossier en die bevindingen van [P], zijn gepubliceerd op de website. Ook wordt daarin onder meer het adres van [eiser] genoemd. Soms is de naam [eiser] afgeschermd, soms niet.
4.9.
Van belang is dat de uitlatingen van buitengewoon ernstige aard (moord) zijn en dat de te verwachten gevolgen voor [eiser], naar verwachting eveneens bijzonder ernstig (kunnen) zijn (zoals psychische problemen) - hetgeen [eiser] voldoende aannemelijk heeft gemaakt -, met name wanneer deze worden bezien in het licht van de omstandigheid dat hij, zolang geen strafrechtelijke veroordeling jegens hem is uitgesproken, voor onschuldig moet worden gehouden.
4.10.
Daarnaast zijn de uitlatingen op een stellige wijze ingekleed en valt niet uit te sluiten dat derden - ook al zijn de uitlatingen gedaan door familie van de veroordeelde - daaraan enig gezag (kunnen) toekennen. Zo staat er onder meer op de website: “
Op de website www.geredetwijfels.nl zal ik aantonen door gebruik te maken van originele politie verhoren dat er meer ligt tegen de andere potentiële verdachte, zal ik aantonen dat hij zowel gelegenheid, motief en bovenal dader kennis heeft.
4.11.
Dit alles terwijl, hetgeen niet worden miskend, in de zaak Nathalie Weinreder,- waarin [eiser] meerdere keren als getuige is gehoord - sprake is van een onherroepelijke beslissing waarbij [X] voor de dood van Nathalie Weinreder in eerste aanleg door de rechtbank Overijssel, locatie Almelo en in hoger beroep door het Hof Arnhem-Leeuwarden is veroordeeld. Tegen die beslissing is geen cassatieberoep ingesteld.
4.12.
Op grond van voornoemde omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang dat [eiser] niet door (openbare of openbaar gemaakte) uitlatingen via onder meer internet wordt blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen, zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde 1 c.s.] de (beweerdelijke) misstand publiekelijk aan de kaak te stellen.
4.13.
De bedoeling van [gedaagde 1 c.s.] om in de nabije toekomst het gehele strafdossier te publiceren op de website, zoals [gedaagde 1 c.s.] stelt, en dat haar insteek de volgende is, hetgeen zij uitdrukkelijk op de website bericht: “
wij gaan er niet over wie het wel of niet heeft gedaan” en “
Wij bestuderen het dossier met name of de waarheidsvinding niet tekort is gedaan en of de ontlastende stukken even zo goed als de belastende stukken zijn bijgevoegd/cq uitgezocht. De rechter moet nl. een oordeel vellen.”, maakt niet dat hier anders moet worden geoordeeld.
4.14.
Dat [eiser] ook zelf de publiciteit heeft gezocht door onder meer een interview gegeven in het programma RTL Boulevard over de dood van Nathalie Weinreder en de website www.geredetwijfels.nl op zijn eigen Facebook-account te ‘liken’, is - in het licht van de stellingen van [eiser] - wellicht opmerkelijk, maar maakt het oordeel van de voorzieningenrechter evenmin anders.
4.15.
De uitlatingen van [gedaagde 1 c.s.] op de website en het daaraan gekoppelde Facebook-account over de betrokkenheid van [eiser] bij de dood van Nathalie Weinreder zijn onrechtmatig jegens [eiser], voor zover daarin direct wordt verwezen naar [eiser] door zijn naam dan wel de afkorting ‘[initiaal]’, dan wel zijn bijnaam ‘poedel’ te noemen.
4.16.
De vordering van [eiser] wordt toegewezen op de wijze zoals hierna in het dictum bepaald.
4.17.
De voorzieningenrechter heeft bij de formulering van de toe te wijzen voorziening, acht geslagen op de stelling van [gedaagde 1 c.s.] dat de vordering zoals geformuleerd in de dagvaarding te onbepaald is. [eiser] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de ongewenste uitlatingen ook buiten de website en het daaraan gekoppelde Facebook-account door [gedaagde 1 c.s.] openbaar zijn gemaakt.
4.18.
Voor het verwijderen van de gehele website en sluiting van het Facebook-account, zoals [eiser] vordert, ziet de voorzieningenrechter in de gestelde omstandigheden onvoldoende aanleiding. De website is - ook al is er mogelijk een alternatief om de zaak op andere wijze onder de aandacht te brengen, onder meer door onder omstandigheden het indienen van een herzieningsverzoek - een legitiem platform om de in de ogen van [gedaagde 1 c.s.] onterechte veroordeling van [X] publiekelijk onder de aandacht te brengen. Zij is daartoe dan ook gerechtigd, mits zij daarbij de belangen van derden, waaronder die van [eiser], niet op onrechtmatige wijze schaadt.
4.19.
De voorzieningenrechter ziet voldoende aanleiding voor toewijzing van de gevorderde dwangsom. Deze wordt gemaximeerd zoals hierna omschreven. Dat toewijzing van een dwangsom misbruik in de hand kan werken - zoals [gedaagde 1 c.s.] stelt - is onvoldoende onderbouwd gesteld of gebleken.
4.20.
In de omstandigheid dat ieder van partijen op enig punt in het ongelijk is gesteld, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
bepaalt dat [gedaagde 1 c.s.] uit al haar publieke uitlatingen waarin de naam
‘[voor- en achternaam]’, ‘[eiser]’, ‘[initiaal]’, ‘poedel’ dan wel ‘Poedel’ voorkomt of wordt gebezigd op de website www.geredetwijfels.nl en het hieraan gelinkte Facebook-account, voornoemde benamingen of aanduidingen dient te verwijderen en te staken en verwijderd en gestaakt te houden, zo ook in de toekomst, op straffe van een dwangsom van
€ 500,= (vijfhonderd euro) voor iedere dag dat zij hiermee, nadat vijf dagen na betekening van dit vonnis zijn verstreken, in gebreke blijft, zulks tot een maximum van € 50.000,= (vijftigduizend euro),
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.G. Vermeulen, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2014 in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.type: