ECLI:NL:RBOVE:2014:5273

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 september 2014
Publicatiedatum
6 oktober 2014
Zaaknummer
C/08/162071 / KG ZA 14-331
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot ontruiming van de woning en vervangende toestemming voor medewerking aan passeren transportakte woning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 30 september 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die beiden eigenaar zijn van een woning. De vrouw vorderde de man te veroordelen de woning te ontruimen, omdat zij deze had verkocht en de koper de financiering niet tijdig rond kon krijgen. De vrouw had eerder toestemming gekregen van de rechtbank om de woning te verkopen, maar de man weigerde zijn medewerking te verlenen aan de levering van de woning. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw recht had op ontruiming van de woning, omdat de man zijn verplichtingen niet nakwam. De man had ter zitting aangegeven de woning te hebben verlaten, maar dit niet onderbouwd. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de vrouw toegewezen en de man veroordeeld tot ontruiming van de woning op 30 september 2014, met een dwangsom van € 25.000,-- indien hij hieraan geen gehoor gaf. Tevens werd bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de voor het opmaken van de notariële leveringsakte vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening van de man, indien hij zijn medewerking aan de levering op 1 oktober 2014 niet verleent. De man werd ook veroordeeld in de proceskosten van de vrouw, die op € 1.193,77 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/162071 / KG ZA 14-331
Motivering van de beslissing in kort geding zoals uitgesproken op 30 september 2014
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. D. Beuving te Hengelo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. J.P. van Dijk te Dedemsvaart.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
De voorzieningenrechter heeft in verband met de spoedeisendheid bij vonnis van 30 september 2014 zonder motivering op het door de vrouw gevorderde beslist. De motivering van de beslissing van de voorzieningenrechter volgt hieronder.

2.De feiten

2.1.
De man en de vrouw zijn op [1990] te [plaats] onder huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd. Bij beschikking van de rechtbank Almelo van
25 augustus 2007 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op
1 augustus 2007 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn elk voor de onverdeelde helft eigenaar van de woning, staande en gelegen aan de [adres] te [plaats].
2.3.
Nadat de voorzieningenrechter in 2010 een verzoek van de vrouw om haar te machtigen om tot verkoop van de woning over te gaan heeft afgewezen, omdat de vrouw geen spoedeisend belang bij de verkoop zou hebben, heeft de vrouw in 2014 nogmaals een dergelijk verzoek aan de rechtbank voorgelegd.
2.4.
Bij beschikking van 5 juni 2014 (C/08/152369 / HA RK 14-24) heeft de rechtbank de vrouw gemachtigd om de woning aan de [adres] te [plaats] ex artikel 3:174 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te gelde te maken, indien de man niet binnen twee weken na 5 juni 2014 de financiering van de woning rond krijgt. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat, voor zover de man – nadat hij daartoe in de gelegenheid is gesteld – de medewerking aan de levering van voornoemde woning niet binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf 4 juni 2014, verleent, de beschikking in de plaats treedt van de voor het opmaken van de notariële leveringsakte vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening van de man. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.5.
Na ommekomst van de genoemde twee wekentermijn heeft de vrouw de woning aan de koper verkocht voor € 115.000,--. De vrouw en de koper hebben de koopakte op
26 juni 2014 ondertekend.
2.6.
Omdat de koper de financiering niet binnen de daartoe door de rechtbank gestelde termijn van drie maanden rond kon krijgen, heeft de vrouw geen gebruik kunnen maken van de bepaling onder punt II van het dictum van de beschikking van de rechtbank van
5 juni 2014, waarin is bepaald dat indien de man niet meewerkt aan levering van de woning, de beschikking in de plaats treedt van de voor het opmaken van de notariële leveringsakte vereiste wilsverklaring, de medewerking en handtekening van de man.
2.7.
Ingevolge het bepaalde in artikel 4.1 van de op 26 juni 2014 getekende koopovereenkomst zal de akte van levering gepasseerd worden op 1 oktober 2014 of zoveel eerder, of later als partijen tezamen nader overeenkomen.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert de man, op straffe van verbeurte van een dwangsom, te veroordelen de woning aan de [adres] te [plaats] uiterlijk op
30 september 2014 te ontruimen, met medeneming van alle roerende zaken die zich in de woning en op het perceel bevinden, onder overhandiging van de sleutels aan de vrouw. Tevens vordert de vrouw te bepalen dat het te wijzen vonnis in de plaats treedt van de voor het opmaken van de notariële leveringsakte vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening van de man. Tot slot vordert de vrouw de man te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De vrouw stelt daartoe dat zij, na het verstrijken van de termijn van twee weken die de man door de rechtbank was gegund om te bezien of hij de financiering voor de woning kon rondkrijgen, de woning heeft verkocht. Omdat de man weigerde daaraan zijn medewerking te verlenen, heeft de taxatie die voor de financiering van de woning door de koper nodig was, pas op 24 juli 2014 kunnen plaatsvinden. In verband hiermee heeft de levering van de woning niet binnen de daarvoor door de rechtbank in haar beschikking van 5 juni 2014 gestelde termijn van die maanden, gerekend vanaf 4 juni 2014, kunnen plaatsvinden. De man is weigerachtig is gebleken om de woning te ontruimen en mee te werken aan levering van de woning, aldus de vrouw. Gezien het feit dat de vrouw in artikel 4.1 van de koopovereenkomst met de koper is overeengekomen dat levering van de woning uiterlijk op 1 oktober 2014 zal plaatsvinden, heeft de vrouw naar haar zeggen recht en een spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen.
3.3.
De man voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat ingevolge artikel 236 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) beslissingen die de rechtsbetrekking in geschil betreffen en zijn vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, in een ander geding tussen partijen bindende kracht hebben.
4.2.
Nu tegen de beschikking van 5 juni 2014 geen hoger beroep is ingesteld, is deze beschikking in kracht van gewijsde gegaan. Hiermee staat thans onder meer vast dat de vrouw de woning vanaf twee weken na 5 juni 2014 te gelde mocht maken. Van deze bevoegdheid heeft de vrouw op 26 juni 2014, derhalve met inachtneming van de daartoe door de rechtbank gestelde termijn, gebruik gemaakt. In het kader van deze bevoegdheid heeft de vrouw tevens met de koper van de woning kunnen afspreken dat de levering zou plaatsvinden op 1 oktober 2014. Dit impliceert naar het oordeel van de voorzieningenrechter tevens dat de man de woning voor die datum ontruimd dient te hebben.
4.3.
De man heeft ter zitting aangegeven dat hij de woning reeds heeft verlaten en dat hij zich op 29 september 2014 ook officieel bij de gemeente van het adres heeft laten uitschrijven. In de woning heeft hij naar zijn zeggen in ieder geval nog gordijnen en lamellen achtergelaten, omdat de koper deze zou willen overnemen. De vrouw heeft ter zitting aangegeven dat de man tegenover haar niet heeft willen bevestigen dat hij bereid was de woning tijdig te verlaten, laat staan dat hij daartoe al was overgegaan. De man heeft via zijn voormalig advocaat zelfs laten weten meer tijd nodig te hebben, aldus de vrouw.
4.4.
De man heeft zijn stelling dat hij de woning inmiddels heeft verlaten en zich bij de gemeente van het adres heeft laten uitschrijven niet onderbouwd. Ter zitting heeft de man voorts meegedeeld dat hij nog zaken in de woning heeft achtergelaten, zonder zijn stelling dat hij dit met de koper heeft afgesproken te onderbouwen. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de door de vrouw gevorderde ontruiming op straffe van verbeurte van een dwangsom op na te melden wijze toe te wijzen.
4.5.
Tussen partijen is in geschil of de onderhavige procedure noodzakelijk was om de levering van de woning aan de koper mogelijk te maken. Volgens de man heeft de notaris afgelopen vrijdag nog aan hem bevestigd dat hij de beschikking van de rechtbank van
5 juni 2014 daarvoor gaat gebruiken, zodat een door de man ondertekende volmacht daarvoor niet nodig is. Door de vrouw wordt dit betwist. Nadat de zitting enige tijd is geschorst om de advocaat van de vrouw in de gelegenheid te stellen op dit punt navraag te doen bij de betreffende notaris, heeft de laatstgenoemde advocaat te kennen gegeven dat haar door de notaris is meegedeeld dat de beschikking voor de notaris volstaat waar het gaat om de daarin aan de vrouw verstrekte machtiging om de woning te gelde te maken, maar dat de beschikking vanwege het verstrijken van de daarin genoemde termijn van drie maanden te rekenen vanaf 4 juni 2014 niet meer in de plaats kan treden van de voor het opmaken van de notariële leveringsakte vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening van de man. Hierin is volgens de vrouw het belang van het onderhavige kort geding gelegen.
4.6.
De voorzieningenrechter volgt de vrouw in dit standpunt, dat door de man onvoldoende is weersproken. De man heeft ter zitting gesteld dat hij niet bereid is om met het oog op de levering van de woning een volmacht te tekenen, omdat daaraan kosten ten bedrage van € 125,-- zijn verbonden, die hij niet kan betalen. Evenmin heeft de man zich bereid getoond om op 1 oktober 2014 bij de notaris te verschijnen om in persoon zijn medewerking aan de levering van de woning te verlenen. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding om conform artikel 3:300 lid 2 BW te bepalen dat, indien de man zijn medewerking aan de levering van voornoemde woning op
1 oktober 2014 niet verleent, het dictum van dit vonnis in de plaats treedt van de voor het opmaken van de notariële leveringsakte vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening van de man.
4.7.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de weinig coöperatieve houding van de man de reden dat de vrouw zich genoodzaakt heeft gezien dit kort geding te entameren. Daarin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om af te zien van de tussen voormalig echtelieden gebruikelijke compensatie van de proceskosten en de vordering van de vrouw om de man in de proceskosten te veroordelen, toe te wijzen. De man zal dan ook als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten aan de zijde van de vrouw worden begroot op:
- dagvaarding € 95,77
- griffierecht 282,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.193,77
5. De beslissing (zoals uitgesproken op 30 september 2014), waarbij de nummering thans is 5.1 tot en met 5.5 in plaats van 3.1 tot en met 3.5.
De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de man om de woning aan de [adres] te [plaats], op 30 september 2014 te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken die zich in de woning en op het perceel bevinden en de sleutels af te geven aan de vrouw of een door partijen in onderling overleg aan te wijzen makelaar,
5.2.
bepaalt dat indien de man, na betekening van het in deze te wijzen vonnis, aan het onder 5.1 bepaalde geen dan wel niet volledig gehoor geeft, de man een dwangsom zal verbeuren van € 25.000,--,
5.3.
bepaalt dat indien de man zijn medewerking aan de levering van voornoemde woning op 1 oktober 2014 niet verleent, dit dictum in de plaats treedt van de voor het opmaken van de notariële leveringsakte vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening van de man,
5.4.
veroordeelt de man in de proceskosten, aan de zijde van de vrouw tot op heden begroot op € 1.193,77,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
Deze motivering is op 1 oktober 2014 gegeven door mr. M.M. Lorist, voorzieningenrechter, en is door haar en de griffier ondertekend.