Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[Z] B.V., gevestigd te [woonplaats 1],
1.De procedure
- de dagvaarding met producties;
- de op 11 september 2014 ontvangen nadere producties van de curator;
- de mondelinge behandeling;
- de pleitnota van de curator;
- de pleitnota van Fena en Live & Life, tevens houdende eis in reconventie.
2.De feiten in conventie en reconventie
10 oktober 2013 bestuurder en enig aandeelhouder van [Z] B.V. (hierna: [Z]), voorheen geheten [A] (hierna: [A]). [R] verkeert zelf sedert 19 september 2006 in staat van faillissement.
€ 45.000,-- aan goederen besteld bij de firma Polypreen. De facturen staan op naam van [A], gevestigd aan de [adres] te [woonplaats]. [A] huurde op die plaats een bedrijfspand (hierna: het bedrijfspand).
. U houdt mij voor dat mijn uitspraak dat sprake is van een faillissementsverkoop niet juist is, omdat Live & Life de goederen uit de failliete boedel heeft gekocht. Dat klopt. (…)”
3.Het geschil in conventie en in reconventie
- samengevat - veroordeling van de curator om het beslag terstond op te heffen en om een bedrag van € 35.000,-- als voorschot op de schadevergoeding te betalen.
4.De beoordeling in conventie en in reconventie
Verstekverlening BVA
[A]/[Z], ondanks de verklaring van [T] dat hij niets met [Z] heeft gedaan, actief bleef. In de periode januari 2014 tot en met april 2014 is er voor een bedrag van bijna € 45.000,-- aan nieuwe meubels besteld bij Polypreen. De facturen staan op naam van [A] te [woonplaats]. Verder verwijst hij naar de opdrachtbevestiging van [datum 2] van BVA, de verklaringen van [R] tijdens de behandeling van het kort geding ter zitting op [datum 3] en het e-mailbericht van [L] van 28 augustus 2014.
relevant - dat [A] het bedrijfspand op 1 september 2013 heeft verlaten.
heeft het bedrijfspand vervolgens onderverhuurd aan Live & Life.
had een huurcontract met de verhuurder met het volledige recht van onderhuur. Live & Life heeft de exploitatie van de winkel per 1 september 2013 ook overgenomen, inclusief het betrokken personeel. Toen [T] de aandelen kocht van Fena, stonden er geen meubelen in [woonplaats] meer welke eigendom waren van [A]. De overgenomen vennootschap is zonder activa door [T] gekocht. Er is geen voorraad overgenomen. De voorraad was via een opheffingsuitverkoop al in juli en augustus 2013 compleet verkocht. In juni 2014 is dit door [T] aan de curator gemeld. Als gevolg van een verloren procedure moest Live & Life het bedrijfspand voor
21 september 2014 verlaten. Voor de ontruiming werd BVA ingeschakeld. Opdrachtgever voor de veiling was Fena. Om de locatie aan het publiek bekend te maken, werd de naam van [A] te [woonplaats] gebruikt. De echte courante zaken van Live & Life zijn op de veiling verkocht voor een bedrag van € 35.000,-- en het overschot werd aan een opkoper verkocht. Dat Polypreen een aantal inkoopfacturen op naam van [A] heeft geplaatst, is onmogelijk en onterecht. De genoemde matrassen zijn op de genoemde tijdstippen nooit aan [A] geleverd. Het adres klopt ook niet. [A] was niet meer gevestigd in [woonplaats], maar in [woonplaats 3]. Polypreen verkoopt alleen matrassen en geen meubels. Er zijn, blijkens (de nadere) productie 1b van de curator, geen matrassen op de veiling aangeboden en/of verkocht. Het beslag treft Fena en Live & Life zeer ernstig.