ECLI:NL:RBOVE:2014:4822

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 september 2014
Publicatiedatum
15 september 2014
Zaaknummer
Awb 14/1176
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand onder domicieliebepaling; beroep gegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 september 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser uit Enschede en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede. De eiser had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand in verband met extra bewindvoerderskosten, welke aanvraag door de gemeente was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag onterecht was, omdat de eiser ten tijde van de aanvraag woonachtig was in Enschede en recht had op bijstand van deze gemeente.

De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij de eiser op 7 januari 2014 een primaire beslissing ontving waarin zijn aanvraag werd afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar, heeft de eiser beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 8 september 2014 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. De eiser stelde dat de datum van de aanvraag bepalend was voor de beoordeling van de aanvraag, terwijl de gemeente zich beriep op de domicieliebepaling.

De rechtbank heeft overwogen dat de datum van de aanvraag, en niet de datum waarop de kosten zijn gemaakt, bepalend is voor de bevoegdheid van de gemeente om de aanvraag te behandelen. Aangezien de eiser op het moment van de aanvraag woonachtig was in Enschede en daar een bijstandsuitkering ontving, heeft de rechtbank geoordeeld dat de gemeente ten onrechte de aanvraag had afgewezen. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de gemeente opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het betaalde griffierecht aan de eiser wordt vergoed en de proceskosten worden vergoed.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/1176

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser]te Enschede, eiser,

(gemachtigde: mr. G. Yousef),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede, verweerder.
(gemachtigde: M. Spodder)

Procesverloop

Bij besluit van 7 januari 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om bijzondere bijstand in de extra bewindvoerderskosten afgewezen.
Bij besluit van 8 april 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2014.
Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen eisers bewindvoerder Y. Kazakevich-Tok. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Eiser staat sedert 2 oktober 2013 ingeschreven in de gemeente Enschede. Sedert
21 oktober 2013 ontvangt eiser van de gemeente Enschede een WWB-uitkering naar de norm voor een alleenstaande.
Stichting Belana heeft op 31 oktober 2013 bij verweerder ten behoeve van eiser een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor extra bewindvoerderskosten van
€ 3.970,91. Vervolgens heeft besluitvorming plaatsgevonden, zoals vermeld in de vorige rubriek.
2.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser ten tijde van het maken van de kosten niet zijn woonplaats had in de gemeente Enschede. De aanvraag dient behandeld te worden door de gemeente Hengelo, waar eiser destijds zijn woonplaats had.
2.2
Eiser stelt dat niet de datum van het maken van de kosten, maar de datum van de aanvraag bepalend is. Ten tijde van de aanvraag was eiser woonachtig in de gemeente Enschede. Daarnaast woonde eiser ook in de periode voor de aanvraag feitelijk in de gemeente Enschede, maar kon hij zich niet in de gemeente inschrijven, omdat hij geen geldige verblijfsvergunning had.
3.
De rechtbank overweegt als volgt.
3.1
Uit de gedingstukken blijkt en tussen partijen is niet in geschil dat de extra bewindvoerderskosten zijn gemaakt in februari 2013/maart 2013, derhalve voordat eiser stond ingeschreven in de gemeente Enschede. De aanvraag om bijzondere bijstand is ingediend op 31 oktober 2013 bij de gemeente Enschede. Eiser staat sedert 2 oktober 2013 in deze gemeente ingeschreven en ontvangt sedert 21 oktober 2013 een bijstandsuitkering van deze gemeente.
3.2
Ingevolge rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, de uitspraak van 20 juni 2006 (ECLI:NL:CRVB:2006:AY3050) en de uitspraak van 19 maart 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4854) is niet de datum waarop de kosten, waarvoor bijstand wordt aangevraagd, zich voordeden, bepalend voor het antwoord op de vraag welk college ingevolge artikel 40, eerste lid, van de WWB bevoegd is de aanvraag om bijzondere bijstand in behandeling te nemen, maar de aanvraagdatum. Uit de wettelijke systematiek en het samenstel van de artikelen 40 van de WWB, 1:10 en 1:11 van het Burgerlijk Wetboek en 2:3 van de Algemene wet bestuursrecht en 42 van de WWB vloeit voort dat slechts één gemeentebestuur bevoegd is een ingediende bijstandsaanvraag over eenzelfde tijdvak of voor dezelfde kosten inhoudelijk te beoordelen, zodat een belanghebbende terzake ook slechts jegens dat gemeentebestuur aanspraken geldend kan maken.
3.3
Nu eiser ten tijde van de aanvraag bijstand ontving van verweerder en woonachtig was in de gemeente Enschede, heeft verweerder ten onrechte gemeend de aanvraag te moeten afwijzen onder wijzing naar de domiciliebepaling.
4.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden.
Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
5.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
6.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487,-- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,-- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 974,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.M. Elderman, rechter, in aanwezigheid van
W. Veldman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.