Ter zake van het functioneren van [verweerder] had van Quick verwacht mogen worden dat zij, voor zover er klachten van leden over zijn trainingen waren, deze met [verweerder] had besproken, die gesprekken had vastgelegd en [verweerder] de gelegenheid had geboden, waar nodig, zijn werkwijze/stijl van optreden te verbeteren. Dat zulks is gebeurd is niet gesteld, noch gebleken.
Voorts had verwacht mogen worden dat Quick, desnoods middels professionele begeleiding, voor verbetering van de werkverhouding tussen beide trainers had zorg gedragen. Deels had het bestuur de angel eruit kunnen halen door duidelijker te werken aan een gelijke verdeling van uren en voorts door [verweerder] ook trainingen van de in de hoogste competitieklasse spelende leden te laten verzorgen dan wel hem duidelijk te maken waarom alleen
[Z] daarvoor werd ingeschakeld. Hoewel het bestuur wel gesprekken met [verweerder] heeft gevoerd, is gesteld noch gebleken dat ter zake duidelijkheid is gegeven.
In plaats daarvan lijkt het bestuur van Quick jegens [verweerder] de handdoek in de ring te hebben gegooid, heeft zij gekozen voor behoud van [Z] als trainer en heeft zij, zonder het oordeel van de kantonrechter over de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wachten, [verweerder] op non-actief gesteld, zonder dat er een zodanig prangende reden was dat het verloop van onderhavige procedure redelijkerwijs niet kon worden afgewacht. [verweerder] voelt zich daardoor, begrijpelijk, onnodig beschadigd.
Het bestuur heeft daarmee een (verdere) verstoring van de relatie tussen haar en [verweerder] geforceerd. Derhalve is er thans niet alleen sprake van een ernstig verstoorde relatie met de collega trainer, ook is de relatie met het huidige bestuur verstoord. De suggestie van [verweerder] dat het bestuur dan maar moet opstappen, kan geen rol spelen in deze procedure. Bestuursbenoemingen behoren immers tot de competentie van de ledenvergadering.