ECLI:NL:RBOVE:2014:1574

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 maart 2014
Publicatiedatum
27 maart 2014
Zaaknummer
Awb 13/3022
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schadeclaim door gemeente Enschede en ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 27 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Centrale vereniging voor ambulante handel en het college van burgemeester en wethouders van Enschede. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.C. van Meppelen Scheppink, heeft een schadeclaim ingediend die door verweerder is afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing is door verweerder niet-ontvankelijk verklaard, waarop eiseres beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

De rechtbank overweegt dat eiseres, die optreedt namens 33 ondernemers, belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat de schadeclaim van eiseres niet voortvloeit uit een publiekrechtelijke bevoegdheid van verweerder, aangezien de schade is ontstaan door een stroomstoring die het gevolg was van een explosie en brand in het verdeelstation van netwerkbeheerder Enexis. De gemeente Enschede had geen invloed op het ontstaan van deze storing en is geen netwerkbeheerder of stroomleverancier in de zin van de Elektriciteitswet.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de schadeclaim door verweerder geen besluit is in de zin van de Awb, waardoor het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Eiseres kan zich met haar vordering tot schadevergoeding wenden tot de civiele rechter. De rechtbank wijst erop dat de rechtsgang naar de civiele rechter effectieve rechtsbescherming biedt, ook al heeft eiseres de voorkeur voor een bestuursrechtelijke procedure. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 13/3022

uitspraak van de meervoudige kamer in het geschil tussen

Centrale vereniging voor ambulante handel,

gevestigd te Zeewolde, eiseres,
gemachtigde: mr. M.C. van Meppelen Scheppink, advocaat te Rotterdam,
en

het college van burgemeester en wethouders van Enschede,

verweerder.

Procesverloop

Op 12 maart 2013 heeft verweerder een schadeclaim van eiseres afgewezen.
Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 10 december 2013 niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank van 6 maart 2014 behandeld. Voor eiseres zijn verschenen [naam 1] en mr. M.C. van Meppelen Scheppink, voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2], medewerkster van de gemeente Enschede.

Overwegingen

Eiseres belanghebbende

Eiseres heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat zij optreedt namens 33 ondernemers die lid zijn van de vereniging en die op de markt in Enschede staan.
Blijkens artikel 3 van de statuten van eiseres heeft zij tot doel het behartigen van de belangen van de ambulante ondernemers, in de ruimste zin van het woord. Eiseres wordt dan ook in deze procedure geacht voor deze belangen op te komen. Blijkens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) komt een belangenorganisatie die opkomt voor het belang van haar leden daarmee op voor een collectief belang, tenzij het tegendeel blijkt.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres belanghebbende in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en derhalve ontvankelijk in haar beroep (zie ook de uitspraak van de Afdeling van 10 november 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO3493).

Ontvankelijkheid bezwaar

Verweerder heeft het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat naar zijn mening de schadeclaim van eiseres een privaatrechtelijke aangelegenheid is, nu de schade niet is veroorzaakt door een publiekrechtelijk besluit.
Eiseres kan zich niet met die zienswijze verenigen. Zij stelt dat de rechtsverhouding tussen de ondernemers en de gemeente Enschede een publiekrechtelijk karakter heeft. Daartoe voert zij aan dat dwingend is voorgeschreven dat het innemen van een standplaats uitsluitend kan op basis van een vergunning, terwijl vervolgens in de Marktverordening aan die vergunning de voorwaarde is verbonden dat de afname van stroom van verweerder imperatief is voorgeschreven. De voorwaarden van de levering van die elektriciteit zijn beschreven in de Marktgeldverordening Enschede 2013 (hierna: de Marktgeldverordening) en de bijbehorende tarieventabel, waarmee volgens eiseres alle voorwaarden publiekrechtelijk van aard zijn. Volgens eiseres is verweerder voorts te zien als stroomleverancier, terwijl Enexis is te zien als netbeheerder.
Nu schade is ontstaan bij de uitoefening van de marktvergunningen, die de oorzaak van de stroomleverantie is, terwijl tegen deze vergunningen bezwaar kan worden gemaakt, is volgens eiseres voldaan aan de voor ontvankelijkheid vereiste materiële en processuele connexiteit.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Titel 4.5 en titel 8.4 van de Awb, zoals die thans luiden, zijn niet van toepassing op schade veroorzaakt door een besluit dat werd bekendgemaakt of een handeling die werd verricht voor het tijdstip waarop de wet nadeelcompensatie en schadevergoeding in werking is getreden, zodat het recht zoals dat voor de inwerkingtreding van genoemde wet gold van toepassing is op deze zaak.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 26 januari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP2062) is de bestuursrechter slechts bevoegd een beroep tegen een reactie van een bestuursorgaan op een verzoek om schadevergoeding inhoudelijk te beoordelen, indien de beweerdelijk geleden schade is veroorzaakt binnen het kader van de uitoefening door het bestuursorgaan van een aan het publiekrechtelijk ontleende bevoegdheid.
De schadevergoeding die eiseres heeft geclaimd betreft omzetschade die de betrokken marktondernemers stellen te hebben geleden als gevolg van een grote stroomstoring die op
zaterdag 5 januari 2013 in Enschede heeft plaatsgevonden. Verlichting, kassa’s en beveiliging van winkels en restaurants werkten niet meer, waardoor de ondernemers genoodzaakt waren de deuren te sluiten. Het winkelend publiek, waaronder (potentiële) bezoekers van de markt, verliet na het begin van de stroomstoring massaal het centrum van de stad om naar huis te gaan.
Naar het oordeel van de rechtbank ligt aan de door eiseres geclaimde schade niet de uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid door verweerder ten grondslag, gelet op het volgende.
De stroomstoring was het gevolg van een explosie en brand in het verdeelstation van netwerkbeheerder Enexis. De gemeente was daar op geen enkele wijze bij betrokken en heeft dan ook geen invloed gehad op het ontstaan van de stroomstoring.
Het feit dat de marktondernemers op grond van de Marktverordening en Marktgeldverorde-ning verplicht zijn om voor de verlichting van hun standplaats gebruik te maken van elektrische verlichting en daarvoor stroom moeten afnemen via één aansluitpunt op het Van Heekplein, brengt niet mee dat bij het uitvallen van de stroomlevering sprake was van handelen door verweerder binnen de uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid.
De gemeente is immers geen netwerkbeheerder of stroomleverancier in de zin van de Elektriciteitswet. Daarbij tekent de rechtbank aan dat verweerder geen organisatorische eenheid is die zich bezighoudt met het leveren van elektriciteit in de zin van de Elektriciteitswet door het enkele beschikbaar hebben en beschikbaar stellen van genoemd aansluitpunt. Hetgeen eiseres in dat kader heeft aangevoerd treft dus geen doel.
Het hebben en beschikbaar stellen van een aansluitpunt is ook niet terug te voeren op een aan het bestuursrecht ontleende bevoegdheid van verweerder.
Gelet op het voorgaande is de brief van verweerder van 12 maart 2013, waarbij de schadeclaim van eiseres is afgewezen, geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, waartegen bezwaar openstaat. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres dan ook terecht
niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat eiseres zich met haar vordering tot schadevergoeding kan wenden tot de civiele rechter. De voorkeur van eiseres voor een bestuursrechtelijke procedure doet daar niet aan af. De rechtsgang naar de civiele rechter biedt eiseres effectieve rechtsbescherming.
Voor zover eiseres betoogt dat het verzoek ziet op schade die het gevolg is van nalatig handelen van verweerder is de rechtbank van oordeel dat, wat daar verder van zij, aan dit handelen geen besluit ten grondslag ligt, reden waarom daarover ook dan uitsluitend kan worden geprocedeerd bij de civiele rechter.
Wat betreft hetgeen eiseres in beroep heeft gesteld over de naar haar mening door verweerder verschuldigde dwangsom wegens niet tijdig beslissen op bezwaar en het niet toekennen van een proceskostenvergoeding voor de proceskosten in bezwaar kan de rechtbank zich verenigen met hetgeen verweerder daarover in het verweerschrift heeft opgemerkt.
Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo, voorzitter, mr. J.W.M. Bunt en
mr. D. Hardonk-Prins, rechters, en door de voorzitter en G. Kootstra als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk opwww.raadvanstate.nlvoor meer informatie over het indienen van digitaal beroep.