ECLI:NL:RBOVE:2014:1546
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een provisionele vordering wegens gebrek aan spoedeisend belang en onvoldoende aannemelijkheid van de vordering
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 5 maart 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarin eisers een provisionele vordering hebben ingediend op basis van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.W.M. Zegers, hebben de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij in financiële problemen verkeerden en een schikking met een derde partij, [naam3], moesten nakomen. De eisers stelden dat de gedaagde, [verweerder], beroepsfouten had gemaakt die hen schade hadden berokkend en dat zij hem daarom aansprakelijk stelden.
De rechtbank heeft de vordering van eisers afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een voldoende spoedeisend belang, omdat niet aannemelijk was dat de vordering in de bodemprocedure met grote waarschijnlijkheid zou worden toegewezen. De rechtbank merkte op dat er nader onderzoek nodig was om te bepalen of er daadwerkelijk beroepsfouten waren gemaakt door [verweerder]. Bovendien was de omvang van de schade niet duidelijk genoeg om een voorschot te kunnen toewijzen. De rechtbank concludeerde dat het risico van restitutie te groot was, gezien de financiële situatie van eisers.
De rechtbank heeft eisers als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het incident. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor beraad comparitie, waarbij de rechtbank de verdere behandeling van de zaak heeft uitgesteld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.