ECLI:NL:RBOVE:2014:1203

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
11 maart 2014
Zaaknummer
08.955695-13 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor fatale aanrijding door aanmerkelijke onvoorzichtigheid

Op 11 maart 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een fatale aanrijding op 23 april 2013 te Diepenveen. De verdachte, bestuurder van een Opel Astra, reed met een snelheid van ongeveer 80 km/uur op de Raalterweg N348 en kwam op de verkeerde weghelft terecht, waar hij frontaal in botsing kwam met een tegemoetkomende Daihatsu. Het slachtoffer, de bestuurder van de Daihatsu, overleed ter plaatse aan zijn verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot de fatale aanrijding. De rechtbank achtte de schuld van de verdachte bewezen op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, maar stelde vast dat het ging om de lichtste vorm van schuld binnen de geschonden norm. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 15 maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de psychische gevolgen van het ongeval voor hem.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Meervoudige Kamer te Zwolle
Parketnummer: 08.955695-13 (P)
Uitspraak: 11 maart 2014

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het Openbaar Ministerie
tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedag] 1959 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R. Heinen, advocaat te Lichtenvoorde.
Als officier van justitie was aanwezig mr. E.J. Heus.

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 april 2013 te Diepenveen, gemeente Deventer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Opel Astra, kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de weg, de Raalterweg N348, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, toen aldaar op die weg heeft gereden met een snelheid van ongeveer 80 km/uur, en/of terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, op het voor hem liggende weggedeelte van die weg en/of op het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (daarbij) naar links heeft gestuurd, en/of (daarbij) geheel of gedeeltelijk is terecht gekomen op het voor het tegemoetkomende verkeer bestemd weggedeelte, zonder dat er enige te
rechtvaardigen aanleiding of reden was om op dat weggedeelte te (gaan) rijden, en/of (daarbij) niet, althans onvoldoende, heeft voldaan aan zijn verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van het Regelement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, en/of (vervolgens) op dat weggedeelte, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een hem tegemoetkomend (toen dicht genaderd zijnd) ander motorrijtuig (personenauto, Daihatsu), en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
hij op of omstreeks 23 april 2013 te Diepenveen, gemeente Deventer, als bestuurder van een voertuig (personenauto, Opel Astra), daarmede rijdende over de weg, de Raalterweg N348, toen aldaar op die weg heeft gereden met een snelheid van ongeveer 80 km/uur, en/of terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, op het voor hem liggende weggedeelte van die weg en/of op het overige verkeer heeft gelet en/of is
blijven letten, en/of (daarbij) naar links heeft gestuurd, en/of (daarbij) geheel of gedeeltelijk is terecht gekomen op het voor het tegemoetkomende verkeer bestemd weggedeelte, zonder dat er enige te rechtvaardigen aanleiding of reden was om op dat weggedeelte te (gaan) rijden, en/of (daarbij) niet, althans onvoldoende, heeft voldaan aan zijn verplichting
zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van het Regelement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, en/of (vervolgens) op dat weggedeelte, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een hem tegemoetkomend (toen dicht genaderd zijnd) ander motorrijtuig (personenauto, Daihatsu),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Vaststaande feiten [1]
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 23 april 2013 reed verdachte als bestuurder van een personenauto, te weten een Opel Astra, kenteken [kenteken] [2] , op de Raalterweg N348, gelegen buiten de bebouwde kom van Diepenveen in de gemeente Deventer. [3] De toegestane maximale snelheid ter plaatste bedroeg 80 kilometer per uur [4] en de rijbaan was door middel van een dubbele onderbroken streep verdeeld in 2 rijstroken. [5] Verdachte heeft met zijn personenauto de dubbele onderbroken streep overschreden en is geheel terecht gekomen op het weggedeelte bestemd voor tegemoetkomend verkeer. [6] Verdachte is vervolgens op dat weggedeelte met zijn personenauto tegen de hem tegemoetkomende personenauto, een Daihatsu Cuore, kenteken [kenteken] gebotst. [7] Door de grotere massa van de Opel werd de veel lichtere Daihatsu bij de botsing naar beneden gedrukt en teruggeworpen in de rijrichting van de Opel. [8] De Daihatsu werd door de Opel naar rechtsachter weggeduwd en roteerde linksom. [9] De bestuurder van de Daihatsu, te weten [slachtoffer] is ten gevolge van deze aanrijding ter plaatse aan zijn verwondingen overleden. [10] Verdachte heeft ten gevolge van de aanrijding letsel opgelopen. [11]

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van het primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe betoogd dat bewezen kan worden dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden waardoor het aan zijn schuld te wijten is, dat het ongeval is ontstaan. Verdachte heeft namelijk niet voldaan aan zijn verplichting om zoveel mogelijk rechts te houden waardoor hij op het weggedeelte bestemd voor het tegemoetkomend verkeer frontaal tegen de auto van het slachtoffer is gebotst, waardoor het slachtoffer [slachtoffer] is gedood.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat er geen sprake is van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994).
Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte op onverklaarbare wijze op de verkeerde weghelft terecht is gekomen. Hij had de cruise control op de ter plaatse toegestane snelheid van 80 kilometer per uur ingesteld, hij was niet moe, hij voelde zich kiplekker en hij had de aandacht goed bij de weg. Het zicht was goed en de auto verkeerde in een goede technische staat. Ook heeft hij geen bijzondere handelingen verricht, zoals telefoneren of het bedienen van de radio. Evenmin had hij last van bijwerkingen van zijn suikerziekte of had hij alcohol genuttigd.
Gelet op voornoemde omstandigheden is het zeer aannemelijk dat verdachte vlak voor het fatale ongeluk tijdelijk het bewustzijn heeft verloren. Daarom is sprake van een situatie van verontschuldigbare onmacht en dient verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, aldus de raadsman van verdachte.

Het oordeel van de rechtbank

Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994, moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, bevond verdachte zich direct voorafgaand aan het ongeval met zijn auto geheel op de weghelft bestemd voor het hem tegemoetkomend verkeer en heeft hij daarbij een dubbele onderbroken streep overschreden. Indien een bestuurder van een personenauto, rijdend met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur op een tweebaansweg, niet zoveel mogelijk rechts houdt, maar zonder enige aanleiding zo ver naar links komt dat hij daardoor op de verkeerde weghelft terechtkomt en daar in botsing komt met een tegenligger, is, mede gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad, in beginsel sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijden en derhalve van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. Dit zou slechts anders kunnen zijn indien er zich een uitzonderlijke omstandigheid heeft voorgedaan, bijvoorbeeld dat verdachte in verontschuldigbare onmacht verkeerde ten tijde van het ongeval (Hoge Raad 11 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY4835, NJ 2013/32).
Verdachte heeft bij de politie verklaard:
Ik kan mij echt niets meer herinneren van wat er gebeurd is. Het was plotsklap “pats, boem” en ik stond met mijn auto stil op de N348. Ik kan mij niet meer herinneren of er een andere auto voor mij heeft gereden. [12]
Ter terechtzitting van 25 februari 2014 heeft verdachte verklaard, dat hij zich vanaf ongeveer 10 seconden voorafgaand aan de aanrijding niets weet te herinneren. [13]
Uit het technisch onderzoek aan de auto van verdachte is naar voren gekomen dat de auto in een voldoende rij-technische staat van onderhoud verkeerde en, voor zover na te gaan, geen gebreken vertoonde die de oorzaak van het ongeval zouden kunnen verklaren of van invloed op het ontstaan dan wel het verloop ervan zouden kunnen zijn geweest. [14] Gelet op deze uitkomst acht de rechtbank niet aannemelijk geworden dat de toestand van de auto van verdachte ten tijde van het ongeval dusdanig was, dat er mogelijk sprake zou kunnen zijn van verontschuldigbare onmacht.
Ook het betoog van de raadsman van verdachte dat verdachte, nu hij heeft verklaard dat hij zich van de situatie kort voorafgaand aan het ongeval niets meer kan herinneren, mogelijk een tijdelijk bewustzijnsverlies (black out) heeft gehad, leidt niet tot de conclusie dat sprake is van verontschuldigbare onmacht.
De enkele mogelijkheid van een tijdelijk bewustzijnsverlies is niet voldoende om het bewustzijnsverlies aannemelijk te achten. In het dossier bevinden zich geen medische verklaringen of andere aanwijzingen waaruit de aannemelijkheid van het door de raadsman geopperde bewustzijnsverlies blijkt.
Weliswaar heeft verdachte in 2011 een niertransplantatie ondergaan en gebruikt hij sindsdien veel medicijnen [15] , maar uit onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut is gebleken dat niet kan worden geconcludeerd dat sprake is geweest van een nadelige beïnvloeding van de rijvaardigheid door geneesmiddelen. [16]
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen, dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hetgeen oplevert schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
De rechtbank acht voorts, gelet op het verslag van de gemeentelijke lijkschouwer d.d. 23 april 2013 bewezen dat het slachtoffer [slachtoffer] door het ongeval is gedood.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 23 april 2013 te Diepenveen, gemeente Deventer, als bestuurder van een personenauto, Opel Astra, kenteken [kenteken], daarmede rijdende over de Raalterweg N348, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, toen aldaar op die weg naar links heeft gestuurd en daarbij geheel is terecht gekomen op het voor het tegemoetkomende verkeer bestemd weggedeelte, zonder dat er enige aanleiding of reden was om op dat weggedeelte te gaan rijden en daarbij niet heeft voldaan aan zijn verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, en vervolgens op dat weggedeelte, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, is gebotst tegen een hem tegemoetkomende personenauto, Daihats,u en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer] werd gedood.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezene levert op:
Primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood,
strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

STRAFBAARHEID van de VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

DE OP TE LEGGEN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd om verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde een werkstraf op te leggen voor de duur van 120 uren -te vervangen door 60 dagen hechtenis- en voorts een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 15 maanden met een proeftijd van 2 jaar.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de omstandigheid dat het ongeluk grote psychische gevolgen voor verdachte heeft gehad, dat hij een blanco strafblad heeft, dat hij een ruime medische geschiedenis heeft en dat hij ten gevolge van het ongeluk lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Voorts heeft de verdediging gewezen op de omstandigheid dat verdachte vanwege zijn lichamelijke beperkingen afhankelijk is van zijn rijbewijs, omdat hij zonder zijn rijbewijs immobiel is en niet meer zelfstandig boodschappen zou kunnen doen of zijn werk zou kunnen uitoefenen.
De verdediging heeft de rechtbank daarom in overweging gegeven om bij een eventuele strafoplegging te volstaan met een geldboete van € 500,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 1 jaar.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft een aanmerkelijke verkeersfout gemaakt waardoor een ander is gedood. Daarmee is bij de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar leed veroorzaakt. Daartegenover staat dat de gevolgen van het ongeval verdachte sterk hebben aangegrepen en hij moet leven met de wetenschap dat door zijn toedoen iemand is komen te overlijden. Verdachte heeft weliswaar schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994, maar het gaat hier om de, binnen de kaders van de geschonden norm, lichtste vorm van schuld. Dit dient tot uitdrukking te komen in de strafmaat.
De rechtbank houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het feit dat hij geen strafblad heeft en zijn schuldbewuste houding ter zitting. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat verdachte in verband met zijn lichamelijke gesteldheid afhankelijk is van zijn rijbewijs, niet alleen om zijn werk uit te oefenen, maar ook voor zijn dagelijkse leven. De rechtbank zal dan ook gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, conform de eis van de officier van justitie, een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid en een onvoorwaardelijke werkstraf opleggen.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

Beslissing

Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank legt aan de verdachte op een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van
120 uren, te voltooien binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
De rechtbank ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van
15 maanden.
Deze ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten omdat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mrs. B.W.M. Hendriks en J. de Ruiter-Kok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, die behoren tot het opsporingsonderzoek van de regiopolitie IJsselland, team Deventer –Centrum registratienummer PL04KA 2012051999-1.
2.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 12
3.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 6
4.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 7
5.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 6
6.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina’s 4 en 16 en 17
7.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 4
8.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 16
9.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 8
10.Verslag gemeentelijke lijkschouwer d.d. 23 april 2013
11.Letselrapportage d.d. 28 juni 2013 opgesteld door S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts, dossierpagina’s 25 en 26.
12.Dossierpagina’s 13 tot en met 15
13.De door de verdachte ter terechtzitting d.d. 25 februari 2014 afgelegde verklaring, voor zover zakelijk weergegeven, inhoudende:
14.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 12
15.Proces-verbaal verhoor verdachte, dossierpagina 14
16.NFI rapport d.d. 15 mei 2013 opgesteld door dr. M. Verschraagen, apotheker-toxicoloog, dossierpagina’s 18 tot en met 21