ECLI:NL:RBOVE:2013:CA1178

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
36366 CV EXPL 13-1632
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van loon en brandstofkosten in payrollcontract bij niet-betaling door werkgever

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, heeft de kantonrechter op 13 mei 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en twee gedaagden, Stafflease B.V. en [gedaagde sub 2], onder meer handelende onder de naam MCM Innovation. De werknemer vorderde betaling van zijn loon en brandstofkosten, omdat hij niet was betaald door zowel de formele werkgever Stafflease als de feitelijke werkgever [gedaagde sub 2]. De werknemer was werkzaam op basis van een payrollcontract, maar beide gedaagden waren niet verschenen op de zitting, waardoor verstek werd verleend.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer feitelijk werkzaamheden heeft verricht voor [gedaagde sub 2] en dat er geen rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft plaatsgevonden. De gedaagden hebben zich niet kunnen beroepen op een beëindiging van de overeenkomst per 14 februari 2013, aangezien de werknemer ook na deze datum werkzaamheden heeft verricht. De rechter oordeelde dat Stafflease niet als werkgever in de zin van het Burgerlijk Wetboek kan worden aangemerkt, omdat de elementen van een arbeidsovereenkomst niet zijn voldaan.

De vordering van de werknemer werd toegewezen, waarbij de kantonrechter Stafflease en [gedaagde sub 2] hoofdelijk veroordeelde tot betaling van het verschuldigde loon en de brandstofvergoeding. Daarnaast werd een dwangsom opgelegd voor het niet tijdig overhandigen van de bruto-netto specificaties. De kosten van de procedure werden eveneens aan de gedaagden opgelegd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en werd openbaar uitgesproken door mr. G. van Eerden in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 436366 CV EXPL 13-1632
Uitspraak : 13 mei 2013
Vonnis in de zaak van:
[eiser],
wonende te [plaats],
eisende partij, hierna ook wel [eiser] te noemen,
gemachtigde: mr. R. Kroon,
advocaat te Almelo,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Stafflease B.V.,
gevestigd te Enschede en kantoorhoudende te Oldenzaal,
gedaagde partij sub 1, hierna ook wel Stafflease te noemen,
niet verschenen, noch vertegenwoordigd,
en
[Gedaagde sub 2], onder meer handelende onder de naam MCM Innovation,
wonende te [plaats],
gedaagde partij sub 2, hierna ook wel [gedaagde sub 2] te noemen,
niet verschenen, noch vertegenwoordigd.
1. De procedure
[Eiser] heeft gesteld en gevorderd als staat vermeld in de dagvaarding van 23 april 2013.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 6 mei 2013 te 15.30 uur.
Tegen de niet verschenen gedaagden Stafflease en [gedaagde sub 2] is verstek verleend.
[Eiser] heeft zijn standpunt laten toelichten door zijn gemachtigde.
Het vonnis is bepaald op heden.
2. De vordering en de beoordeling
Bij de dagvaarding zijn de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen.
De inhoud van de dagvaarding geldt als hier ingelast en herhaald. Nu gedaagden niet zijn verschenen en tegen hen verstek is verleend, dient de kantonrechter te beoordelen of de vordering niet onrechtmatig of ongegrond is en aannemelijk is te achten dat, op grond van de thans bekende gegevens, de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
[Eiser] heeft gesteld dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst met [gedaagde sub 2] en ter onderbouwing stukken daarvan in het geding gebracht. Op papier is er sprake van een arbeidsovereenkomst met Stafflease, middels een zogenoemd payrollcontract. [Eiser] is bij [gedaagde sub 2] te werk gesteld, heeft van [gedaagde sub 2] instructies ontvangen, heeft in bedrijfskleding van [gedaagde sub 2] zijn werkzaamheden verricht en heeft ter zitting verklaard dat hij nimmer iemand van Stafflease heeft gezien of gesproken. Vooralsnog dient het er dan ook voor te worden gehouden dat feitelijk sprake is van een tussen [eiser] en [gedaagde sub 2] tot stand gekomen arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Stafflease is weliswaar op papier werkgever maar uit de feiten en omstandigheden zoals die vooralsnog zijn gebleken, blijkt niet dat voldaan wordt aan de elementen van een arbeidsovereenkomst zoals geformuleerd in artikel 7:610 BW, terwijl evenmin gesteld of gebleken is dat Stafflease als uitzendbureau in de zin van artikel 7:691 BW kan worden aangemerkt, integendeel, de selectie is feitelijk door [gedaagde sub 2] gebeurd en ook in de overeenkomst met Stafflease is vastgelegd dat [eiser] bij [gedaagde sub 2] te werk zal worden gesteld.
Uit de overgelegde producties, in het bijzonder de brief van MCM Innovation d.d. 29 april 2013, blijkt dat [gedaagde sub 2] als verweer voert dat [eiser] na 8 februari 2013 niet meer gewerkt zou hebben. Dit verweer is door de werknemer weerlegd door schriftelijke verklaringen van twee collega’s van [eiser] en de printscreen van het sms-bericht d.d. 26 februari 2013 van MCM Innovation, waaruit valt af te leiden dat de werknemer nog wel werkzaamheden voor [gedaagde sub 2] heeft verricht.
MCM Innovation stelt zich, blijkens de hiervoor genoemde brief, voorts bij wijze van verweer, kennelijk op het standpunt dat de overeenkomst met [eiser] per 14 februari 2013 door haar rechtsgeldig is beëindigd. Nu, zoals hiervoor is overwogen, [eiser] ook na 8 februari 2013, meer concreet op 26 februari 2013, nog werkzaamheden heeft verricht, strookt dat niet met een beëindiging per 14 februari 2013.
Nu de arbeidsovereenkomst is aangegaan met ingang van 8 januari 2013 voor de duur van 78 weken en thans niet is gebleken is dat de arbeidsovereenkomst op een rechtsgeldige wijze is beëindigd is, dient [gedaagde sub 2] het aan [eiser] toekomende salaris en gevorderde brandstofkosten te betalen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd.
Uit voormelde brief blijkt tevens dat [eiser] schade zou hebben veroorzaakt aan de hem ter beschikking gestelde bedrijfsauto. [Gedaagde sub 2] wenst die schade klaarblijkelijk te verrekenen met eventueel nog verschuldigd loon en brandstofkosten. Vooralsnog is niet aannemelijk geworden, dat, zo er schade zou zijn, die schade (opzettelijk of bewust roekeloos) veroorzaakt is door [eiser].
De vordering jegens [gedaagde sub 2] komt derhalve niet ongegrond of onrechtmatig voor. Het is vooralsnog aannemelijk dat deze in een bodemprocedure zal worden toegewezen. De loonvordering zal worden toegewezen. De gevorderde dwangsom van € 250,00 ter zake de bruto-netto specificaties zal worden toegewezen met dien verstande dat daar een maximum aan zal worden verbonden van € 5.000,00.
Voorts dient beoordeeld te worden of de vordering jegens Stafflease niet als onrechtmatig of ongegrond voor komt. Stafflease kan vooralsnog niet als werkgever in de zin van artikel
7: 610 BW worden aangemerkt. Blijkens de schriftelijk gesloten overeenkomst heeft zij zich wel, zoals door de gemachtigde van [eiser] is betoogd, bij wijze van overeenkomst sui generis verbonden tot betaling van ‘loon’ in ruil van de door [eiser] op zich genomen verplichting werkzaamheden bij [gedaagde sub 2] te gaan verrichten. Niets staat er aan in de weg dat een derde een betalingsverplichting jegens een werknemer op zich neemt. Ook Stafflease zal derhalve tot betaling van het salaris, brandstofkosten en afgifte van de specificaties onder verbeurte van de dwangsom als hiervoor vermeld, worden veroordeeld.
Stafflease en [gedaagde sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
Rechtdoende
Veroordeelt Stafflease en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, des de één betalende de ander zal zijn gekweten, om aan [eiser] te betalen het bruto loon ad € 1.461,85 per maand over de maanden januari 2013 tot en met maart 2013 zulks te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente ingaande de dag van verzuim van de maandelijkse betalingsverplichtingen tot de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt Stafflease en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, des de één betalende de ander zal zijn gekweten, om aan [eiser] te betalen een bedrag groot € 400,00 ter zake van de brandstofvergoeding over de maanden januari en februari 2013, te vermeerderen met de wettelijke rente ingaande de dag van verzuim van de betalingsverplichting tot de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt Stafflease en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, des de één betalende de ander zal zijn gekweten, om aan [eiser] tijdig uit te betalen het verschuldigde loon en emolumenten vanaf de maand april 2013 tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze wordt beëindigd.
Veroordeelt Stafflease en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, des de één betalende de ander zal zijn gekweten, om binnen 7 dagen aan [eiser] te overhandigen deugdelijke bruto-netto specificaties van de door hen aan [eiser] verschuldigde bedragen, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor elke dag of gedeelte van een dag dat Stafflease en [gedaagde sub 2] daar niet tijd aan voldoen, een en ander tot een maximum van € 5.000,00.
Veroordeelt Stafflease en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, des de één betalende de ander zal zijn gekweten, in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] gevallen en begroot op € 662,61, waarvan te betalen aan de griffier van deze rechtbank € 139,24 wegens explootkosten en aan de gemachtigde van [eiser] € 523,37 waarin begrepen een bedrag van € 400,00 aan salaris gemachtigde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. E.W. de Groot, kantonrechter, en op 13 mei 2013 in het openbaar uitgesproken door mr. G. van Eerden in tegenwoordigheid van de griffier.