ECLI:NL:RBOVE:2013:CA0213
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake onbevoegdheid en prorogatie in een samenlevingsovereenkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 april 2013 uitspraak gedaan in een incident betreffende de onbevoegdheid van de rechtbank. De partijen, die gedurende vijftien jaar samenwoonden, hadden op 29 augustus 1997 een samenlevingsovereenkomst opgesteld. In deze overeenkomst was bepaald dat geschillen die voortvloeien uit de overeenkomst door de kantonrechter in eerste en hoogste instantie zouden worden beslist. De eiser stelde dat deze bepaling gelijkgesteld kan worden met een vorm van prorogatie in de zin van artikel 96 van de Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De gedaagde vorderde echter dat de rechtbank zich onbevoegd verklaarde en de zaak naar de kantonrechter verwees, op basis van de overeenkomst.
De rechtbank oordeelde dat de afspraak tussen partijen om geschillen aan de kantonrechter voor te leggen, een vorm van prorogatie is. Echter, de rechtbank concludeerde dat deze vorm van prorogatie buiten de grenzen van artikel 96 Rv valt, omdat het niet mogelijk is om vooraf te bepalen dat toekomstige geschillen uitsluitend aan de kantonrechter moeten worden voorgelegd. De rechtbank stelde vast dat de bepaling in de samenlevingsovereenkomst in strijd is met de wet en derhalve nietig is. De vordering in het incident werd afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.
De rechtbank heeft de zaak vervolgens verwezen naar de rol voor beraad comparitie, waarbij de partijen opnieuw in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunten naar voren te brengen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in Almelo door de rechter en de griffier.