RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Parketnummer: 07.662820-11
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 april 2013
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres, woonplaats].
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 19 maart 2013 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Kamper en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 maart 2006 tot en met 29 september 2011 in de gemeente Zeewolde en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk
* geld van de op naam van de [kerk] staande [bankrekening 1] en/of [bankrekening 2] heeft overgeboekt naar zijn, verdachtes, privébankrekening(en) [bankrekening 3] en/of [bankrekening 4] en/of [bankrekening 5] en/of de zakelijke bankrekening van zijn, verdachtes, onderneming [bedrijf] [bankrekening 6], waaronder de volgende overboekingen (bijlage 1):
- een overboeking van 5.000 Euro op 13 juli 2007 naar [bankrekening 5] en/of
- een overboeking van 3.000 Euro op 26 juli 2007 naar [bankrekening 4] en/of
- één of meerdere (10) overboeking(en) van in totaal 70.984,75 Euro, althans één of meerdere geldbedrag(en), in de periode van 7 november 2008 tot en met 6 oktober 2010 naar rekening [bankrekening 6] en/of
- één of meerdere (23) overboeking(en) van in totaal 162.027,32 Euro, althans één of meerdere geldbedrag(en), in de periode van 1 april 2009 tot en met 29 september 2011 naar rekening [bankrekening 3]
* geld van de op naam van de [kerk] staande [bankrekening 1] en/of [bankrekening 2] heeft overgeboekt naar één of meerdere crediteur(en) van hem, verdachte, en/of van zijn [bedrijf] waaronder de volgende overboekingen (bijlage 6)
- één of meerdere (11) overboeking(en) van in totaal 111.508 Euro, althans één of meerdere geldbedrag(en), in de periode van 22 maart 2006 tot en met 22 juni 2010 naar de rekening van De Belastingdienst
- een overboeking van 11.397,38 Euro op 22 juli 2009 naar de rekening van [bedrijf 2],
welk(e) geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van 392.166,45 Euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de [kerk], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, verdachte (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als penningmeester van genoemde [kerk], in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 januari 2009 tot en met 30 september 2011 in de gemeente Zeewolde en/of elders in Nederland meermalen, althans eenmaal, (telkens) één of meerdere bankafschrift(en) behorende bij [bankrekening 1] op naam van de [kerk] en/of [bankrekening 2] op naam van de [kerk], - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte
(telkens) valselijk op die/dat bankafschrift(en) één of meerdere bedrag(en) als bij- en/of afschrijving(en) en/of één of meerdere begunstigde(n) ingevuld en/of aangepast en/of aangegeven, terwijl die bij- en/of afschrijving(en) in werkelijkheid niet heeft/hebben plaatsgevonden en/of die begunstigde(n) in werkelijkheid geen betaling(en) heeft/hebben ontvangen, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Ten gevolge van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging in de 6e regel "[bankrekening 5] " in plaats van "[juiste bankrekening 5] " en in de 10e regel “[bankrekening 5]” in plaats van “[juiste bankrekening 5]”. De rechtbank herstelt deze vergissingen door telkens het laatste te lezen voor het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting wordt de verdachte daardoor in de verdediging niet geschaad.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De verdachte heeft de ten laste gelegde feiten bekend, maar heeft gesteld dat het totale bedrag van de verduisterde gelden zoals opgenomen in de tenlastelegging lager moet zijn. Hierbij heeft hij aangevoerd dat de kerk een bedrag van € 1.000,- betaald heeft in verband met kosten die zijn vrouw gemaakt had bij het vertrek van de toenmalige dominee, dat de bedragen € 3.867,50 en € 4.492,25 kosten zijn van daadwerkelijk door verdachte verricht straatwerk voor de kerk en dit bedrag is goedgekeurd door de kerk, dat hij € 4.087,- heeft teruggestort aan de kerk en dat van de storting van € 5.724,77 een bedrag van € 4.000,- eigen geld van verdachte betrof. Deze bedragen zouden volgens de verdachte van het totaal moeten worden afgetrokken.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en overweegt daarover het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat reeds terugbetaalde gelden niet in mindering moet worden gebracht, omdat verdachte zich dit geld aanvankelijk wel heeft toegeëigend. Het door verdachte genoemde bedrag van € 4.087,- wordt derhalve niet van het ten laste gelegde bedrag afgetrokken.
De rechtbank acht het voorts aannemelijk dat verdachte zich de door hem genoemde bedragen voor het door hem verrichte straatwerk voor de [kerk] van totaal € 8.359,75 en het bedrag van € 1.000,- aan vergoeding van onkosten gemaakt bij het vertrek van de toenmalige dominee, niet heeft toegeëigend, zodat deze bedragen in mindering zullen worden gebracht op het totaalbedrag.
Tevens heeft de rechtbank opgemerkt dat het bedrag van € 5.724,77 op 29 september 2011 door verdachte via een stortingsapparaat op zijn eigen rekening is gestort. De rechtbank stelt tevens vast dat op 29 september 2011 een bedrag van € 4.000,- is opgenomen van de rekening van [bedrijf]. Voorts heeft de rechtbank vastgesteld dat een bedrag van € 1.724,77 op 30 september 2011 door verdachte aan de [kerk] is overgemaakt. Gelet daarop kan niet gesteld worden dat verdachte een bedrag van € 5.724,77 dat aan de [kerk] toebehoorde zich heeft toegeëigend , zodat ook dit bedrag in mindering zal worden gebracht op het ten laste gelegde bedrag.
Van de onder 1 ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid dat de verduistering uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking heeft plaatsgevonden, is in de ogen van rechtbank geen sprake. Verdachte verrichte zijn werkzaamheden als penningmeester voor de [kerk] niet in dienstverband en werd daar ook niet voor betaald. De kerkelijke organisatie, zoals deze uit het dossier blijkt, hield ook niet in dat verdachte als penningmeester in een hiërarchische verhouding tot een of meer anderen binnen de kerk stond, die noodzakelijk is voor het aanwezig achten van een persoonlijke dienstbetrekking in de zin van artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte zal derhalve van het onder feit 1 impliciet primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op tijdstippen omstreeks de periode van 22 maart 2006 tot en met 29 september 2011 in de gemeente Zeewolde, telkens opzettelijk
* geld van de op naam van de [kerk] staande [bankrekening 1] en [bankrekening 2] heeft overgeboekt naar zijn, verdachtes, privébankrekeningen [bankrekening 3] en [bankrekening 4] en [bankrekening 5] en de zakelijke bankrekening van zijn, verdachtes, onderneming [bedrijf] [bankrekening 6], waaronder de volgende overboekingen:
- een overboeking van 5.000 Euro op 13 juli 2007 naar [bankrekening 5] en
- een overboeking van 3.000 Euro op 26 juli 2007 naar [bankrekening 4] en
- overboekingen van in totaal 62.625 Euro in de periode van 7 november 2008 tot en met 6 oktober 2010 naar [bankrekening 6] en
- meerdere overboekingen van in totaal 158.282,43 Euro, in de periode van 1 april 2009 tot en met 29 september 2011 naar [bankrekening 3]
* geld van de op naam van de [kerk] staande [bankrekening 1] en/of [bankrekening 2] heeft overgeboekt naar één of meerdere crediteuren van hem, verdachte, en/of van zijn bedrijf [bedrijf], waaronder de volgende overboekingen
- 11 overboekingen van in totaal 111.508 Euro naar de rekening van De Belastingdienst
- een overboeking van 11.397,38 Euro op 22 juli 2009 naar de rekening van [bedrijf 2],
welke geldbedragen tot een totaalbedrag van 377.081,93 Euro, toebehorende aan de [kerk], verdachte als penningmeester van genoemde [kerk], onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 8 januari 2009 tot en met 30 september 2011 in de gemeente Zeewolde meermalen telkens bankafschriften behorende bij [bankrekening 1] op naam van de [kerk] en [bankrekening 2] op naam van de [kerk], - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - heeft vervalst, immers heeft verdachte
telkens valselijk op die bankafschriften één of meerdere bedragen als bij- en/of afschrijvingen en/of één of meerdere begunstigden ingevuld en/of aangepast en/of aangegeven, terwijl die bij- en/of afschrijvingen in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden en/of die begunstigden in werkelijkheid geen betalingen hebben ontvangen, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken.
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 1 impliciet subsidiair:
Verduistering, meermalen gepleegd.
Feit 2:
Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden reclasseringscontact, ook indien dit inhoudt een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf verzocht de eis van de officier van justitie te volgen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verduisteren van gelden en valsheid in geschrift. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij dit heeft gedaan gedurende een lange periode. In die periode van ruim vijf jaren heeft hij telkens opnieuw de beslissing genomen zich geld toe te eigenen, waarbij keer op keer het vertrouwen is beschaamd van de kerk die dacht aan verdachte een goede en betrouwbare penningmeester te hebben.
Het bedrog dat hij pleegde is gedurende lange tijd onopgemerkt gebleven waardoor de hoogte van het totaal verduisterde geldbedrag aanmerkelijk is opgelopen.
De rechtbank houdt als aanknopingspunt voor de op te leggen straf rekening met de richtlijnen van het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren (LOVS) met betrekking tot fraude, waaronder tevens valsheid in geschrift en verduistering zijn geschaard. Voor dergelijke delicten waarbij het benadelingsbedrag € 250.000,- tot € 500.000,- bedraagt, wordt in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 12 tot 18 maanden onvoorwaardelijk opgelegd.
Gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht brengt de rechtbank bij het opleggen van de hierna te melden straf in rekening de straf die de verdachte bij de kantonrechter te Utrecht d.d. 10 november 2011 ter zake van een overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is opgelegd.
Bij de hoogte van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder een reclasseringsadvies over de persoon van verdachte d.d. 15 januari 2013, opgemaakt door A. Buiten en A. van de Boer, respectievelijk reclasseringswerker en leidinggevende van Reclassering Nederland, een nagenoeg blanco strafblad d.d. 18 februari 2013 en het feit dat verdachte oprecht berouw heeft getoond en zich bereid heeft verklaard het verduisterde bedrag terug te betalen, voor zover dat maar enigszins mogelijk is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de maximale werkstraf en een forse gevangenisstraf moet worden opgelegd. De rechtbank ziet geen ruimte voor een lichtere of andere sanctie. Wel ziet zij aanleiding de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk op te leggen, met de bedoeling verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken. Voorts zal verdachte reclasseringstoezicht worden opgelegd en de verplichting zich (verder) te laten behandelen voor zijn problemen op emotioneel en praktisch vlak - waaronder de wijze waarop verdachte problemen oplost - die mede ten grondslag hebben gelegen aan de bewezenverklaarde feiten.
8 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57, 63, 225 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 1 impliciet primair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 impliciet subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- legt aan verdachte op een werkstraf voor de duur van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren werkstraf per dag;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of omdat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of wanneer de verdachte gedurende een proeftijd van 2 jaren de volgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de verdachte zich op eerste uitnodiging van de reclassering aldaar zal melden en zich vervolgens zal blijven melden zo frequent als de reclassering dat gedurende de proeftijd nodig acht;
- de verdachte zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van of namens de reclassering gedaan, zolang de reclassering of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht;
- onder behandeling zal stellen van De Waag, of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, mrs. C.A. de Beaufort en M.C. Stoové, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2013.