ECLI:NL:RBOVE:2013:4229

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 december 2013
Publicatiedatum
13 februari 2014
Zaaknummer
Awb 13/1911
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ontheffing en bouwvergunning voor woningvergroting in Zwolle

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende te Zwolle, en het college van burgemeester en wethouders van Zwolle. De zaak betreft een ontheffing en bouwvergunning die op 21 november 2012 door de gemeente Zwolle is verleend voor het vergroten van een woning op een perceel in Zwolle. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat op 11 juli 2013 ongegrond is verklaard, waarna hij beroep heeft ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 5 december 2013, waarbij eiser in persoon aanwezig was en de gemeente vertegenwoordigd werd door A. voor ’t Hekke. De rechtbank heeft overwogen dat de aanvraag voor de bouwvergunning vóór de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is ingediend, waardoor de oude regelgeving van toepassing blijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontheffing en bouwvergunning in strijd zijn met het bestemmingsplan "Spoolde Zuid", maar dat de gemeente op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) ontheffing heeft verleend.

Eiser heeft verschillende argumenten aangevoerd, waaronder dat de aanvraag niet had mogen worden vergund met het nieuwe bestemmingsplan, dat eerdere vergunningen onherroepelijk zijn vernietigd, en dat de bouw illegaal is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gemeente in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de ontheffing en bouwvergunning te verlenen, en dat de argumenten van eiser niet opwegen tegen de belangen van de vergunninghouder. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. M. van Bruggen, rechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan hoger beroep open, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 13 / 1911

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser],

wonende te Zwolle, eiser,
en

het college van burgemeester en wethouders van Zwolle,

verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 november 2012 heeft verweerder aan[vergunninghouder], wonende te Zwolle, een ontheffing en bouwvergunning verleend voor het vergroten van een woning op het perceel [adres] te Zwolle.
Het daartegen door eiser gemaakte bezwaar is bij besluit van 11 juli 2013 ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van 5 december 2013 behandeld. Eiser is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A. voor ’t Hekke, medewerker van de gemeente Zwolle.

Overwegingen

In geschil is de vraag of het bestreden besluit, waarbij verweerder het bezwaar van eiser tegen de verleende ontheffing en bouwvergunning voor het vergroten van een woning ongegrond heeft verklaard, in rechte in stand kan worden gelaten.
Op 1 juli 2008 is de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) ingetrokken en is de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) in werking getreden.
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 1:2, tweede lid, van de Invoeringswet Wabo volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding, omdat de aanvraag van de bouwvergunning vóór het tijdstip van inwerkingtreden van de Wabo is ingediend. Op de aanvraag is derhalve het recht dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wabo van toepassing.
Ingevolge artikel 40 van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende bouwvergunning.
Op grond van artikel 44, eerste lid, van de Woningwet kan en moet een reguliere bouwvergunning worden geweigerd indien, kort gezegd, het bouwplan in strijd is met (onder meer) het geldende bestemmingsplan, het Bouwbesluit of de Bouwverordening.
Op 29 december 2008 heeft[vergunninghouder] een aanvraag ingediend voor het vergroten van een woning op het perceel [adres] te Zwolle. Het bouwplan was in strijd met het destijds geldende bestemmingsplan “Spoolde Zuid”.
Verweerder heeft echter besloten mee te werken aan het bouwplan door op grond van artikel 3.23 van de Wro juncto artikel 4.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) ontheffing te verlenen van het bestemmingsplan en een bouwvergunning te verlenen.
Tegen het ontwerpbesluit is door eiser een zienswijze ingediend, welke verweerder geen aanleiding heeft gegeven af te zien van het verlenen van medewerking aan het bouwplan.
Op 5 juni 2009 heeft verweerder ontheffing en bouwvergunning verleend.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld bij de voormalige rechtbank Zwolle-Lelystad alsmede een voorlopige voorziening gevraagd. De voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft het beroep bij uitspraak van 8 juli 2009 gegrond verklaard, aangezien aan de vergunning niet expliciet de voorwaarde was verbonden dat de schuur op het erf moest worden afgebroken. De voorzieningenrechter heeft het beroep voor het overige ongegrond verklaard en alsnog de voorwaarde tot sloop verbonden aan het besluit.
Tegen de uitspraak is door eiser hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS). De ABRvS heeft het beroep bij uitspraak van
10 maart 2010 gegrond verklaard en het besluit van 5 juni 2009 vernietigd, omdat in daarin onvoldoende was gemotiveerd dat het bouwplan past in de Algemene bijgebouwenregeling 2007 voor wat betreft het aantal vierkante meters aan bijgebouwen.
Verweerder heeft naar aanleiding van de uitspraak een nieuw, uitgebreider gemotiveerd, ontwerpbesluit opgesteld, waartegen eiser een zienswijze heeft ingediend. Deze zienswijze heeft verweerder geen aanleiding gegeven af te zien van medewerking aan het bouwplan.
Bij besluit van 17 januari 2011 heeft verweerder ontheffing en bouwvergunning verleend.
Tegen dit besluit heeft eiser wederom beroep ingesteld bij de voormalige rechtbank Zwolle-Lelystad. Deze rechtbank heeft het besluit bij uitspraak van 8 september 2011 vernietigd, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat ten onrechte toepassing was gegeven aan de Algemene bijgebouwenregeling 2007, omdat die regeling niet van toepassing is verklaard op het gebied waarop het bestemmingsplan “Spoolde Zuid” van toepassing was. Ook was naar het oordeel van de rechtbank niet gemotiveerd waarom de vergroting van de woning past binnen de op grond van het gevoerde beleid maximaal toelaatbare oppervlakte aan bijgebouwen.
Het door verweerder tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is door de ABRvS bij uitspraak van 20 december 2011 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gronden niet tijdig zijn ingediend. Tegen dit uitspraak is door verweerder geen verzet gedaan, zodat de uitspraak van de ABRvS van 20 december 2011 onherroepelijk is.
Op 23 augustus 2012 is het nieuwe bestemmingsplan “Spoolde Zuid” in werking getreden.
Verweerder heeft de aanvraag van 29 december 2008 getoetst aan dit bestemmingsplan.
Op 24 oktober 2012 heeft verweerder in het huis-aan-huisblad “De Peperbus” gepubliceerd dat hij voornemens is ontheffing te verlenen van het bestemmingsplan. Naar aanleiding hiervan is door eiser een zienswijze ingediend. Deze zienswijze heeft verweerder geen aanleiding gegeven alsnog af te zien van het verlenen van ontheffing.
Bij besluit van 21 november 2012 heeft verweerder ontheffing en bouwvergunning verleend.
Tegen dit besluit heeft eiser op 27 december 2012 bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Blijkens het beroepschrift kan eiser zich niet met verweerders besluit verenigen. In beroep heeft hij –kort samengevat- aangevoerd dat:
. de aanvraag van 29 december 2008 niet is aangehouden en ook niet aangehouden kon worden en daarom niet mag worden vergund met het nieuwe bestemmingsplan;
. de bouwvergunning van 17 november 2011 onherroepelijk is vernietigd en daarom nu niet meer verleend kan worden;
. grond die al is gebruikt voor het verlenen van een bouwvergunning daarvoor niet nogmaals gebruikt kan worden op grond van de anti-dubbeltelregel van artikel 3.2.4. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In 1990 heeft verweerder voor hetzelfde perceel al ontheffing en een bouwvergunning verleend voor een juridische praktijkruimte met archief;
. het gerealiseerde gebouw is zonder vergunning gebouwd en is daarom illegaal en kan niet gelegaliseerd worden op grond van het nieuwe bestemmingsplan;
. de aanvraag had moeten worden getoetst aan de regelgeving zoals die gold voor 1 oktober 2010 (inwerkingtreding Wabo) en aan het toenmalige bestemmingsplan “Spoolde Zuid” met aanvullende voorschriften voor o.a. bijgebouwen;
. zowel de Bouwverordening 2008 als de Bouwverordening 2012 staan ingevolge de daarop gebaseerde Algemene bijgebouwenregeling niet meer dan 75 m² aan bijgebouwen toe. De afbraak van de schuur is nog steeds niet volledig gebeurd;
. verweerder heeft gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waarvan met name het rechtszekerheidsbeginsel, door de procedure steeds op te rekken en te proberen de al gerealiseerde bouw vergund te krijgen via het nieuwe bestemmingsplan.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
In de eerste plaats stelt de rechtbank vast dat door de niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep van verweerder tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van
8 september 2011, deze laatstgenoemde uitspraak onherroepelijk is geworden.
Bij die uitspraak heeft de rechtbank het besluit van 17 november 2011 vernietigd en bepaald dat verweerder opnieuw op de aanvraag diende te beslissen met inachtneming van hetgeen de rechtbank had overwogen.
Anders dan eiser stelt diende verweerder dus wel degelijk een nieuw besluit op de bouwaanvraag van 29 december 2008 te nemen naar aanleiding van de uitspraak van
8 september 2011.
Bij het besluit van 21 november 2012 heeft verweerder met toepassing van artikel 3.6, lid 1, sub c, van de Wro juncto artikel 19.3.1 van de voorschriften van het nieuwe bestemmings-plan “Spoolde Zuid” ontheffing verleend van artikel 19.2.1 van dat bestemmingsplan voor het vergroten van de woning [adres] en bouwvergunning verleend onder de voorwaarden dat het bouwwerk moet worden verleend overeenkomstig de voorschriften van het Bouwbesluit 2003, en dat binnen 4 weken na inwerkingtreding van het besluit de schuur met een oppervlakte van 15,9 m² gesloopt dient te worden.
Volgens vaste jurisprudentie van de ABRvS, zie uitspraken van 16 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY8548, en 27 maart 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ7470, moet een bouwaanvraag getoetst worden aan het ten tijde van de beslissing op de aanvraag geldende regelgeving en beleid, tenzij de aanvrager hierdoor in een nadeliger positie wordt gebracht.
Nu op 23 augustus 2012 het nieuwe bestemmingsplan “Spoolde Zuid” in werking is getreden en niet is gebleken dat aanvrager daardoor niet in een nadeliger positie wordt gebracht, heeft verweerder bij zijn besluit van 21 november 2012, anders dan eiser meent, de aanvraag terecht getoetst aan dat nieuwe bestemmingsplan.
Anders dan eiser meent bestond in casu voor verweerder geen aanhoudingsplicht als bedoeld in artikel 50 van de Woningwet (oud). Ten tijde van de bouwaanvraag gold voor het gebied waarbinnen het perceel [adres] is gelegen immers geen voorbereidingsbesluit en was evenmin een ontwerp-bestemmingsplan ter inzage gelegd.
Onder verwijzing naar de genoemde uitspraken van de Afdeling van 16 januari 2013 en
27 maart 2013 overweegt de rechtbank dat ten tijde van het nemen van de nieuwe beslissing op de aanvraag de Bouwverordening 2012 en het Bouwbesluit 2012 van kracht waren.
Ingevolge het overgangsrecht van de artikelen 12.6, derde lid, van de Bouwverordening 2012 en 12.6, derde lid, van de Bouwverordening 2010 blijven echter op de onderhavige bouwaanvraag van 29 december 2008 de bepalingen van de Bouwverordening 2008 van toepassing, welke gold van 24 januari 2008 tot 1 oktober 2010. Verweerder heeft de bouwaanvraag daarom terecht getoetst aan de Bouwverordening 2008
.
Ingevolge artikel 9.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012 blijven op een aanvraag om bouwvergunning die is ingediend voor de inwerkingtreding van dat besluit (1 januari 2012) de voorschriften van het Bouwbesluit 2003 van toepassing. Verweerder heeft daarom bij het bestreden besluit terecht getoetst aan het Bouwbesluit 2003.
Wat betreft de Algemene bijgebouwenregeling 2007 heeft de rechtbank in haar uitspraak van
8 september 2011 al overwogen dat deze een herziening is van de voorschriften van de bestemmingsplannen Aalanden, Westenholte en Zwolle-zuidwest en ziet op aanpassing van deze bestemmingsplannen aan een gewijzigde opvatting over archeologie en bijgebouwen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de regeling daarom niet van toepassing is voor andere bestemmingsplannen en dus niet als bijgebouwenregeling mag worden gebruikt voor andere gebieden. De Algemene bijgebouwenregeling 2007 is daarom niet van toepassing op het bestemmingplan “Spoolde Zuid”. Er is ook geen besluit genomen waaruit volgt dat de bijgebouwenregeling in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan “Spoolde Zuid” als beleidsregel zou hebben te gelden (zie ABRvS 24 april 2012, ECLI:NL:RVS:2013: BZ8450).
Ingevolge artikel 10.2.2, onder a, van het nieuwe bestemmingsplan “Spoolde Zuid” mogen er uitbreidingen van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak tot een maximum van 100 m² aan uitbreidingen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. Het bouwvlak is in dit nieuwe bestemmingplan 11 meter diep. De totale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak inclusief de schuur bedraagt 110,7 m². Op grond van hetgeen partijen in dit verband ter zitting hebben verklaard, neemt de rechtbank als voldoende vaststaand aan dat de schuur op het perceel [adres] inmiddels is gesloopt, zodat met de oppervlakte daarvan (15,9 m²) geen rekening meer hoeft te worden gehouden. Hierdoor is het aantal vierkante meters dat buiten het bouwvlak gebouwd wordt 94,8 m². Het bouwplan past daarom wat de toegestane oppervlakte betreft binnen de bouwvoorschriften van het vigerende bestemmingsplan.
Eiser heeft een beroep gedaan op de anti-dubbeltelregel van artikel 16 van de planvoor-schriften. Hij verwijst naar een vrijstelling en bouwvergunning voor de bouw van een praktijkruimte op het perceel die in 1990 is verleend. Genoemd artikel bepaalt dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft. Deze anti-dubbeltelregel moet op grond van het Bro worden opgenomen in de planvoorschriften om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Bij de praktijkruimte in 1990 is alleen vrijstelling is verleend voor het gebruik als in afwijking van de woonbestemming en niet voor het bouwen. Er is dus geen sprake van dat bij het verlenen van de onderhavige bouwvergunning grond is meegeteld die in 1990 al in aanmerking is genomen bij de toen verleende vrijstelling. De anti-dubbeltelregel is in casu dan ook niet van toepassing.
Resumerend is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten de gevraagde de gevraagde ontheffing en bouwvergunning te verlenen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit in rechte in stand kan worden gelaten. Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Bruggen, rechter, en door haar en G. Kootstra als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk opwww.raadvanstate.nlvoor meer informatie over het indienen van digitaal beroep