Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
Inspectie voor de Gezondheidszorg,
Stichting de Twentse zorgcentra, Raad van bestuur,
[belanghebbende],
advocaat: mr. R.M. Hendriksen.
Het procesverloop
- [V] en [J], namens de inspectie,
[G], namens de instelling,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 26 april 2013 uitspraak gedaan over een klacht die was ingediend door de Inspectie voor de Gezondheidszorg tegen de Stichting de Twentse Zorgcentra. De klacht betrof de dwangbehandeling van een betrokkene met een geestelijke handicap, die sinds 1989 in een beschermde woonvoorziening verbleef. De betrokkene, geboren in 1963 en gediagnosticeerd met het syndroom van Down, werd frequent tegen zijn wil in zijn kamer opgesloten en kreeg medicatie toegediend. De zus van de betrokkene had eerder een klacht ingediend bij de klachtencommissie van de instelling, die deze ongegrond verklaarde. De zus verzocht de inspectie om de zaak voor de rechtbank te brengen.
De rechtbank heeft de klacht ongegrond verklaard, na beoordeling van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling. De rechtbank oordeelde dat de maatregelen die door de instelling waren genomen, niet in strijd waren met de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De rechtbank concludeerde dat de instelling voldoende had aangetoond dat de genomen maatregelen noodzakelijk waren om gevaar voor de betrokkene en anderen af te wenden. De rechtbank erkende dat de betrokkene zich tegen de insluiting had verzet, maar oordeelde dat de insluiting in dit geval volstrekt noodzakelijk was.
De rechtbank benadrukte dat de instelling de noodzaak van de vrijheidsbeperkende maatregelen had overwogen en dat er geen alternatieven beschikbaar waren om het gevaar effectief af te wenden. De rechtbank concludeerde dat de instelling de maatregelen had ingezet op basis van een zorgvuldig opgesteld behandelingsplan en dat de uitvoering van de maatregelen voldoende was gedocumenteerd. De klacht werd daarom ongegrond verklaard, en het verzoek van de zus om het medisch dossier in het geding te brengen werd afgewezen, omdat zij niet de verzoekende partij was in deze procedure.