ECLI:NL:RBOVE:2013:2886

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 november 2013
Publicatiedatum
27 november 2013
Zaaknummer
C/08/144825 / HA ZA 13-626
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Internationaal privaatrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal privaatrechtelijke rechtsmacht en betekening in EU-lidstaat

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 6 november 2013, staat de rechtsmacht van de Nederlandse rechter centraal in een geschil tussen de besloten vennootschap Apollo Vredestein B.V. en een gedaagde woonachtig in Portugal. Eiseres heeft gedaagde op 8 augustus 2013 gedagvaard voor een zitting op 2 oktober 2013. Gedaagde is echter niet verschenen, wat aanleiding geeft tot het verzoek van eiseres om vonnis. De rechtbank moet beoordelen of de dagvaarding tijdig is betekend, gezien het internationale karakter van de zaak en de toepasselijke Europese regelgeving.

De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding op 19 september 2013 aan gedaagde is betekend, maar dat er minder dan twee weken zaten tussen de betekening en de zittingsdatum. Dit is in strijd met de vereiste termijn van vier weken, zoals vastgelegd in de Herziene EG-Betekeningsverordening (BetVo II). De rechtbank concludeert dat de dagvaarding gedaagde niet tijdig heeft bereikt, waardoor verstek niet kan worden verleend.

Desondanks oordeelt de rechtbank dat er geen formele schending van de voorschriften is, en dat de rechter de mogelijkheid heeft om een nieuwe rechtsdag te bepalen. De rechtbank stelt eiseres in de gelegenheid om gedaagde opnieuw op te roepen, met inachtneming van de eerder genoemde termijn. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling, met de bepaling dat de nieuwe zitting op 15 januari 2014 zal plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
-
zaaknummer: C/08/144825 / HA ZA 13-626
datum vonnis: 6 november 2013
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Apollo Vredestein B.V.,
gevestigd te Enschede,
eiseres,
advocaat: mr. I.K.M. Hoffmann te Enschede,
tegen

[gedaagde],

wonende te [woonplaats] in Portugal,
gedaagde,
niet verschenen.

Het procesverloop

Eiseres heeft gedaagde op 8 augustus 2013 tegen de zitting van 2 oktober 2013 gedagvaard.
Gedaagde is te dienende dage niet in rechte verschenen.
Eiseres heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
Vervolgens heeft eiseres vonnis verzocht.

De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing

1.
Partijen zijn gevestigd op het grondgebied van verschillende staten, waardoor deze zaak een internationaal karakter draagt.
2.
Beoordeeld dient derhalve te worden of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt. Deze vraag moet worden beantwoord aan de hand van de verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning van de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (verder: EEX-verordening).
3.
Daartoe is van belang de stelling van eiseres dat in de tussen partijen op
1 december 2010 gesloten overeenkomst een forumkeuzebeding is opgenomen dat luidt:
’10.2 The courts of Almelo, The Netherlands, have exclusive jurisdiction tot settle any dispute arising out of or in connection with this Guarantee. This Clause is for the benefit of Vredestein only. To the extent allowed by law, Vredestein may take:
  • a)
  • b)
4.
De rechtbank concludeert dat het onderhavige forumkeuzebeding onder het bereik van artikel 23 lid 1 sub a van de EEX-verordening valt en derhalve geldig is. Nu tenminste één van partijen gevestigd is op het grondgebied van een lidstaat en beide partijen bij schriftelijke overeenkomst het gerecht van een lidstaat, zijnde Almelo in Nederland, hebben aangewezen, is conform artikel 23 lid 1 EEX-verordening dat gerecht exclusief bevoegd. Niet is gebleken dat partijen ten aanzien van de exclusiviteit anders zijn overeengekomen.
5.
Vervolgens dient beoordeeld te worden of bij de dagvaarding de wettelijke termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen.
6.
Gedaagde heeft geen bekende woonplaats in Nederland, maar een bekende woonplaats in Portugal. Gelet daarop zal allereerst worden bezien of de betekening van de dagvaarding met inachtneming van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) en de van toepassing zijnde Verordening 1393/2007 (EG), zijnde de zogenaamde Herziene EG-Betekeningsverordening (hierna: BetVo II), opgenomen regels heeft plaatsgevonden.
7.
De dagvaardingstermijn bedraagt ingevolge artikel 115 lid 1 Rv vier weken. Krachtens artikel 56 lid 2 onder a jo lid 3 eerste zin Rv moet de datum van verzending door de als verzendende instantie optredende deurwaarder in aanmerking worden genomen als datum van betekening. Derhalve heeft als datum van betekening als bedoeld in artikel
115 Rv te gelden 8 augustus 2013, zodat tot de datum van de zitting waartegen is gedagvaard, te weten 2 oktober 2013, meer dan vier weken is verstreken.
8.
Uit de aan de dagvaarding gehechte stukken blijkt voorts dat de dagvaarding op het woonadres van gedaagde aan de [adres], [woonplaats], te Portugal in persoon aan gedaagde is betekend door de Adjunct-Griffier Rui Quqresma, optredend namens de ontvangende instantie de Rechtbank van het Arrondissement Montijo. Een en ander blijkt uit het door eiseres overgelegde betekeningscertificaat dat is opgesteld conform het model waarnaar in artikel 10 BetVo II wordt verwezen.
9.
Nu de dagvaarding in persoon aan gedaagde is betekend op 19 september 2013 en gedaagde is opgeroepen te verschijnen tegen de zitting van 2 oktober 2013, rijst de vraag of de – formeel correcte – kennisgeving zodanig tijdig is geschied - als bedoeld in artikel 19 lid 2, slotzin BetVo II - dat gedaagde inderdaad voldoende gelegenheid heeft gehad verweer te voeren.
10.
Naar het oordeel van de rechtbank dient, in het geval een gedaagde in een andere
EU-lidstaat woont, een termijn van tenminste vier weken te zitten tussen het tijdstip van de daadwerkelijke betekening in die lidstaat en het tijdstip van de in de dagvaarding aangezegde roldatum. Eerst dan mag ervan worden uitgegaan dat het doel van de in Betvo II en artikel 56 Rv neergelegde regeling, te weten het waarborgen dat het procesinleidende stuk de in het buitenland gevestigde gedaagde daadwerkelijk tijdig bereikt, opdat deze gelegenheid krijgt om, desgewenst, verweer te voeren, afdoende is nagestreefd. De rechtbank baseert dit oordeel op jurisprudentie van de Hoge Raad met betrekking tot artikel 15 van het Haags Betekeningsverdrag (hierna: het Verdrag). Daarbij tekent de rechtbank aan dat de tekst van artikel 19 leden 1 en 2 BetVo II vrijwel woordelijk is ontleend aan de artikelen 15 en 16 van het Verdrag en dat zowel het Verdrag als de BetVo II niet aangeven wat onder tijdigheid van de betekening moet worden verstaan.
11.
Nu thans minder dan twee weken zaten tussen de betekening ter plaatse en de aangezegde zittingsdatum, heeft de dagvaarding gedaagde niet tijdig bereikt. Gelet hierop kan geen verstek worden verleend.
12.
De tekst noch de strekking van de BetVo II verzet zich ertegen dat de rechter in een geval als het onderhavige, waarin formeel geen van de voorschriften als bedoeld in artikel 115 juncto 56 Rv is geschonden, een nieuwe rechtsdag bepaalt waartegen gedaagde opnieuw kan worden opgeroepen, wederom met inachtneming van de in rechtsoverweging 10 genoemde termijn.
13.
De nadere oproeping van gedaagde dient plaats te vinden met inachtneming van het bepaalde in de BetVo II en hetgeen in rechtsoverweging 10 is overwogen. De opoeping dient vergezeld te gaan van een afschrift van de onderhavige uitspraak.
14.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

De beslissing

De rechtbank:
I. Stelt eiseres in de gelegenheid om gedaagde als voormeld op te roepen tegen de na te noemen zitting.
II. Bepaalt dat de zaak zal worden uitgeroepen ter rolle van 15 januari 2014.
III. Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.M. Lorist en op 6 november 2013 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.