ECLI:NL:RBOVE:2013:2657

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 oktober 2013
Publicatiedatum
5 november 2013
Zaaknummer
C/08/132284 / HA ZA 12-366
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Kok
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een borgtochtsovereenkomst door de echtgenote van de borg

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel geoordeeld over de vordering van de Coöperatieve Rabobank Noord Twente U.A. tegen een gedaagde, die zich als borg had verbonden voor een lening aan vennootschappen. De gedaagde heeft de overeenkomst tot borgtocht betwist, stellende dat zijn echtgenote geen toestemming heeft gegeven voor het aangaan van deze overeenkomst, wat volgens artikel 1:88 BW vereist is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtgenote van de gedaagde de overeenkomst op 22 januari 2013 buiten rechte heeft vernietigd, omdat haar toestemming ontbrak. De rechtbank heeft de vordering van Rabobank in conventie afgewezen, omdat de gedaagde niet gehouden was aan de borgtocht. De rechtbank heeft tevens geoordeeld dat de overeenkomst tot borgtocht op rechtsgeldige wijze is vernietigd, waardoor de gedaagde niet aansprakelijk is voor de vordering van Rabobank. De rechtbank heeft Rabobank veroordeeld in de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie. Het vonnis is uitgesproken op 30 oktober 2013 in Almelo.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/132284 / HA ZA 12-366
datum vonnis: 30 oktober 2013
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
de coöperatieve vereniging
Coöperatieve Rabobank Noord Twente U.A.,
gevestigd te Almelo,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
verder te noemen Rabobank,
advocaat: mr. S.J.M. Masselink te Almelo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. M.T. van Daatselaar te Hoogeveen.

1.Het procesverloop

1.1
Rabobank heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding. [gedaagde] is te dienende dagen niet verschenen, waarna tegen hem verstek is verleend. Daarna heeft [gedaagde] het verstek gezuiverd en heeft hij geconcludeerd voor antwoord in conventie tevens eis in reconventie.
1.2
Vervolgens heeft Rabobank geconcludeerd voor antwoord in reconventie en tevens gerepliceerd in conventie. [gedaagde] heeft daarna gedupliceerd in conventie en gerepliceerd in reconventie, waarna Rabobank heeft gedupliceerd in reconventie.
1.3
Het vonnis is bepaald op heden.

2.Vaststaande feiten

In deze zaak staat het volgende vast:
2.1
Rabobank en [gedaagde] zijn een borgtocht overeengekomen, welke op schrift is gesteld en door beide partijen is ondertekend op 18 augustus 2008 (hierna: de overeenkomst tot borgtocht). Hierin staat onder andere het volgende vermeld.
“Debiteur
Naam [X]
(…)
Naam [Y]
(…)
Naam Pulz Lease B.V.
(…)”
2.2
De echtgenote van [gedaagde] heeft geen toestemming gegeven voor het sluiten van de overeenkomst tot borgtocht.

3.Standpunt partijen

In conventie
Rabobank
3.1
Rabobank vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om aan haar een bedrag van € 100.000,-- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 september 2012 tot aan de dag van betaling, zulks met veroordeling van [gedaagde] in de buitengerechtelijke kosten van € 1.775,--, de proceskosten, nakosten en beslagkosten.
3.2
Hiertoe stelt Rabobank dat zij aan de vennootschappen [X], [Y] en Pulz Lease B.V. financieringen heeft verstrekt uit hoofde waarvan zij thans een bedrag van € 656.966,-- heeft te vorderen. [gedaagde] is (in)direct bestuurder/aandeelhouder van deze vennootschappen en heeft zich middels de overeenkomst tot borgtocht, voor maximaal € 100.000,-- borg gesteld ter zake de verstrekte financieringen. De hiervoor genoemde vennootschappen zijn hun betalingsverplichtingen jegens Rabobank niet nagekomen, zodat Rabobank de borg van € 100.000,-- heeft opgeëist van [gedaagde]. Ondanks sommatie heeft [gedaagde] de borg niet betaald, zodat [gedaagde] vanaf
5 september 2012 wettelijke rente verschuldigd is. Subsidiair maakt Rabobank aanspraak op buitengerechtelijke kosten. Rabobank betwist dat voor de overeenkomst tot borgtocht toestemming van de echtgenote van [gedaagde] benodigd was. Voorts betwist zij dat zij een zorgplicht jegens [gedaagde] heeft geschonden.
[gedaagde]
3.3
[gedaagde] voert verweer tegen de vorderingen van Rabobank en concludeert tot
niet-ontvankelijkheidverklaring van Rabobank in haar vorderingen, althans afwijzing van de vorderingen, zulks met veroordeling van Rabobank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
3.4
[gedaagde] stelt dat voor het aangaan van de overeenkomst tot borgtocht toestemming van zijn echtgenote is vereist en dat deze toestemming ontbreekt, zodat [gedaagde] zich beroept op de vernietiging van de overeenkomst tot borgtocht. Hij betwist dat sprake is van een borgstelling in de normale uitoefening van zijn beroep of bedrijf, zodat wel degelijk sprake is van een borgstelling als bedoeld in artikel 1:88 lid 1 sub c BW. Evenmin is de uitzondering van artikel 1:88 lid 5 BW van toepassing. Voor zover de vernietiging geen stand houdt, stelt [gedaagde] dat Rabobank haar zorgplicht heeft geschonden, zodat [gedaagde] de overeenkomst tot borgtocht zelf kan vernietigen.
In reconventie
[gedaagde]
3.5
[gedaagde] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad;
Primair: bepaalt dat de tussen partijen gesloten overeenkomst van borgtocht d.d.
18 augustus 2008 buiten rechte is vernietigd;
Subsidiair: de tussen partijen gesloten overeenkomst van borgtocht d.d. 18 augustus 2008 vernietigt;
zulks met veroordeling van Rabobank in de proceskosten.
3.6
[gedaagde] stelt hiertoe dat zijn echtgenote de overeenkomst tot borgtocht op
22 januari 2013 buiten rechte heeft vernietigd, omdat haar toestemming, welke benodigd was voor het aangaan van deze overeenkomst, ontbreekt. Indien de rechtbank deze vernietiging niet accepteert, dan stelt [gedaagde] dat er voldoende sprake is van (diverse) redenen die maken dat de overeenkomst tot borgtocht door de rechtbank kan worden vernietigd.
3.7
Rabobank voert verweer tegen de vorderingen van [gedaagde] en concludeert tot
niet-ontvankelijkheidverklaring van [gedaagde] in haar vorderingen, dan wel ontzegging van de vorderingen, zulks met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.8
Rabobank betwist dat de overeenkomst tot borgtocht door de echtgenote van [gedaagde] vernietigd kan worden, omdat voor het sluiten van deze overeenkomst geen toestemming van de echtgenote van [gedaagde] benodigd was. Voorts kan [gedaagde] zelf deze overeenkomst niet vernietigen op grond van artikel 1:89 BW.

4.De beoordeling

4.1
Gelet op het verweer in conventie en de vordering in reconventie acht de rechtbank het opportuun om eerst de vordering in reconventie te beoordelen en daarna de vordering in conventie.
In reconventie
4.2
Tussen partijen is in geschil of de overeenkomst tot borgtocht is vernietigd door de echtgenote van [gedaagde] op grond van artikel 1:89 lid 1 BW.
4.3
Artikel 1:88 lid 1 aanhef en onder c BW bepaalt, voor zover hier van belang, dat een echtgenoot toestemming behoeft van de andere echtgenoot voor overeenkomsten die ertoe strekken dat hij, anders dan in de normale uitoefening van zijn beroep of bedrijf, zich als borg verbindt. Deze bepaling heeft betrekking op een door de wetgever als uitzonderlijk en riskant aangemerkte categorie van handelingen, namelijk het verstrekken van borgtocht en andere zekerheden voor schulden van derden. In lijn hiermee heeft de Hoge Raad aanvaard dat de in deze bepaling gemaakte uitzondering op het toestemmingsvereiste restrictief moet worden uitgelegd (zie onder meer ECLI:NL:HR:2000:AA5526). Deze uitzondering ziet op rechtshandelingen die voor het door de betrokkene uitgeoefende beroep of bedrijf kenmerkend zijn in die zin dat zij in de normale uitoefening daarvan plegen te worden verricht (zie onder meer ECLI:NL:HR:1991:ZC0260). Rabobank stelt enkel dat de borgstelling door [gedaagde] is gedaan, teneinde een financiering te verkrijgen voor zijn ondernemingen. Rabobank heeft echter niet gesteld, althans onvoldoende gemotiveerd onderbouwd, dat borgstellingen als de onderhavige gebruikelijk zijn voor het beroep of bedrijf van [gedaagde]. Gelet hierop heeft de rechtbank er vanuit te gaan dat de overeenkomst tot borgtocht niet is aangegaan in de normale uitoefening van het beroep of bedrijf van [gedaagde], zodat de in artikel 1:88 lid 1 aanhef en onder c BW gemaakte uitzondering in het onderhavige geval niet van toepassing is.
4.4
Vervolgens dient beoordeeld te worden of de in artikel 1:88 lid 5 BW gemaakte uitzondering op het toestemmingsvereiste van toepassing is. Uit artikel 1:88 lid 5 BW vloeit, toegespitst op het onderhavige geval, voort dat geen toestemming is vereist als de borgstelling is verricht (1) door een bestuurder van [X],
[Y] en Pulz Lease B.V., die alleen of met zijn medebestuurders de meerderheid van de aandelen houdt, en (2) mits de borgstelling is geschied ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van [X],
[Y] en Pulz Lease B.V.
4.5
Rabobank stelt enkel dat [gedaagde] (in)direct bestuurder/aandeelhouder c.q. directeur-grootaandeelhouder is van de hiervoor genoemde vennootschappen. Zij heeft echter niet gesteld, althans onvoldoende gemotiveerd onderbouwd, dat [gedaagde] alleen of met zijn (eventuele) medebestuurders de meerderheid van de aandelen van deze vennootschappen houdt. Gelet hierop heeft de rechtbank er vanuit te gaan dat hiervan geen sprake is, zodat de in artikel 1:88 lid 5 BW gemaakte uitzondering in het onderhavige geval evenmin van toepassing is. De rechtbank komt derhalve niet toe aan de beoordeling van de vraag of de borgstelling is geschied ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van deze vennootschappen.
4.6
Nu er in de onderhavige procedure van moet worden uitgegaan dat de uitzonderingen van artikel 1:88 lid 1 aanhef en onder c en lid 5 BW niet van toepassing zijn, geldt de hoofdregel van artikel 1:88 lid sub c BW, zodat [gedaagde] de toestemming van zijn echtgenote behoefde voor het aangaan van de overeenkomst tot borgtocht. Vast staat dat de echtgenote van [gedaagde] deze toestemming niet heeft verleend. Tevens stelt [gedaagde] dat zijn echtgenote bij brief van 22 januari 2013 de vernietiging van de overeenkomst tot borgtocht heeft ingeroepen. Ter onderbouwing hiervan heeft [gedaagde] een kopie van deze brief in het geding gebracht. Nu Rabobank in de conclusie van dupliek in reconventie hierop reageert met “
de echtgenote van [gedaagde] heeft blijkbaar de vernietiging van de borgtochtovereenkomst ingeroepen”, is de rechtbank van oordeel dat Rabobank niet, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft betwist dat de echtgenote van [gedaagde] de vernietiging van de overeenkomst tot borgtocht heeft ingeroepen, zodat de rechtbank hiervan heeft uit te gaan. Gelet hierop zal de rechtbank hierna de primaire reconventionele vordering toewijzen en bepalen dat de tussen [gedaagde] en Rabobank gesloten overeenkomst van borgtocht buiten rechte is vernietigd.
In conventie
4.7
Nu de rechtbank hiervoor in reconventie heeft geoordeeld dat de echtgenote van [gedaagde] rechtsgeldig de vernietiging van de overeenkomst tot borgtocht heeft ingeroepen, heeft de rechtbank er vanuit te gaan dat Rabobank het door haar gevorderde bedrag van
€ 100.000,-- niet op deze overeenkomst tot borgtocht kan gronden. Dit betekent dat de vorderingen van Rabobank dienen te worden afgewezen.
4.8
Rabobank zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie. De rechtbank begroot de advocaatkosten aan de zijde van [gedaagde] op € 2.842,--, zijnde 2 punten x liquidatietarief V ad € 1.421,--, en de verschotten op € 73,-- aan betaalde griffierechten.
In reconventie
4.9
Rabobank zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in reconventie. De rechtbank begroot de advocaatkosten aan de zijde van [gedaagde] op € 1.421,--, zijnde 1 punt x liquidatietarief V ad € 1.421,--.

5.De beslissing

De rechtbank:
In conventie
I. Wijst de vorderingen af.
II. Veroordeelt Rabobank, als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding in conventie, welke aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 73,-- aan verschotten en € 2.842,-- aan salaris van de advocaat.
III. Verklaart het onderdeel II uitvoerbaar bij voorraad.
In reconventie
IV. Bepaalt dat de tussen [gedaagde] en Rabobank gesloten overeenkomst van borgtocht d.d. 18 augustus 2008 buiten rechte is vernietigd.
V. Veroordeelt Rabobank, als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding in reconventie, welke aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 1.421,-- aan salaris van de advocaat.
VI. Verklaart het onderdeel V uitvoerbaar bij voorraad.
VII. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Kok en op 30 oktober 2013 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.