In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 26 juli 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen LBP Sight B.V. en Kampereiland Vastgoed N.V. De zaak betreft de intrekking van een lopende aanbestedingsprocedure door Kampereiland Vastgoed, die de opdracht voor het beheer van het Kampereiland wilde verstrekken. LBP Sight, die niet voor gunning in aanmerking kwam, heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking en vorderde onder andere dat de voorlopige gunning aan Noorderstaete ongeldig werd verklaard en dat de opdracht aan haar zou worden gegund.
De rechtbank oordeelde dat Kampereiland Vastgoed gerechtigd was om de aanbestedingsprocedure te staken. De voorzieningenrechter stelde vast dat er geen definitieve gunning was gedaan en dat Kampereiland Vastgoed, gelet op haar contractsvrijheid, de procedure mocht beëindigen. De rechter oordeelde dat de redenen die Kampereiland Vastgoed had aangevoerd voor de intrekking van de aanbesteding, voldoende waren en dat er geen sprake was van een wezenlijke wijziging die de intrekking onrechtmatig zou maken.
De vorderingen van LBP Sight werden afgewezen, en de rechtbank oordeelde dat de kosten van de procedure voor iedere partij voor eigen rekening kwamen. Tevens werd de incidentele vordering tot tussenkomst van [eiseres in incident sub 1] en Noorderstaete toegewezen, waardoor zij als tussenkomende partijen in de procedure werden toegelaten. Dit vonnis benadrukt de contractsvrijheid van aanbestedende diensten en de voorwaarden waaronder zij een aanbestedingsprocedure kunnen beëindigen.