ECLI:NL:RBOVE:2013:1493

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 juni 2013
Publicatiedatum
19 juli 2013
Zaaknummer
C/08/132455 / HA ZA 12-375
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Nederlandse rechter in internationale aansprakelijkheidszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel zich gebogen over de bevoegdheid om kennis te nemen van een vordering van eiser tegen gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2. Eiser heeft een vordering ingesteld naar aanleiding van een verkeersongeval dat in Duitsland heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 13 december 2007 (FBTO/Jack Odenbreit), geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van de vordering van eiser jegens gedaagde sub 1, de verzekeraar van gedaagde sub 2. Dit is gebaseerd op de EEX-verordening, die bepaalt dat de rechter van de woonplaats van de eiser bevoegd is in gevallen van onrechtmatige daad.

Met betrekking tot de vordering van eiser jegens gedaagde sub 2, heeft de rechtbank vastgesteld dat de Duitse rechter op basis van artikel 5 lid 3 van de EEX-verordening bevoegd is. Echter, de rechtbank heeft ook geoordeeld dat de belangen van gedaagden sub 1 en sub 2 zodanig identiek en onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, dat zij als één partij moeten worden beschouwd. Hierdoor is de rechtbank van mening dat zij zich bevoegd kan verklaren om kennis te nemen van zowel de vordering jegens gedaagde sub 1 als gedaagde sub 2.

De rechtbank heeft de vordering van Provinzial en gedaagde sub 2 om zich onbevoegd te verklaren afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord op 10 juli 2013.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/132455 / HA ZA 12-375
datum vonnis: 12 juni 2013 (n)
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in de hoofdzaak,
incidenteel verweerder,
verder te noemen [eiser],
advocaat: mr. A.J.R. Oude Middendorp te Enschede,
tegen
1. de buitenlandse vennootschap naar Duits recht,
Westfälische Provinzial Versicherung Aktiengesellschaft,
gevestigd te Münster (Duitsland),
verder te noemen Provinzial,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ([land]),
verder te noemen [gedaagde sub 2],
gedaagden in de hoofdzaak,
incidenteel eisers,
procesadvocaat: mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,
behandelend advocaat: mr. P.C. Knijp te Rotterdam.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
1.2.
Aan Provinzial en [gedaagde sub 2] is op 10 januari 2013 verstek verleend. Dat verstek is nadien gezuiverd doordat Provinzial en [gedaagde sub 2] zich hebben gesteld.
1.3.
Op 15 maart 2013 hebben Provinzial en [gedaagde sub 2] bij incidentele conclusie de onbevoegdheid van de rechtbank ingeroepen.
1.4.
[eiser] heeft op 21 april 2013 geconcludeerd voor antwoord in het bevoegdheidsincident.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
Provinzial en [gedaagde sub 2] vorderen in dit incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [eiser] in de kosten van de procedure.
2.2.
Provinzial en [gedaagde sub 2] stellen daartoe - samengevat weergegeven - dat de Duitse rechter op grond van artikel 2 van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Verordening) bevoegd is. Toepassing van artikel 5 lid 3 van de EEX-Verordening brengt met zich dat eveneens de Duitse rechter bevoegd is, aangezien het ongeval in Duitsland heeft plaatsgevonden. Provinzial en [gedaagde sub 2] stellen dat Afdeling 3 van de EEX-Verordening niet van toepassing is, aangezien het in het onderhavige geval niet een verzekeringszaak als bedoeld in artikel 8 van de EEX-Verordening, doch een onrechtmatige daad dan wel verkeersaansprakelijkheid betreft.
2.3.
[eiser] voert verweer. Volgens hem is de Nederlandse rechter bevoegd. Hij verwijst in dit verband naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: HvJ EG) van 13 december 2007 (FBTO/Jack Odenbreit, LJN: BC3910).
2.4.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.5.
De rechtbank stelt vast dat de exceptie van onbevoegdheid tijdig en op de juiste wijze is voorgesteld.
2.6. Het geschil betreft een burgerlijke of handelszaak als bedoeld in artikel 1 van de EEX-Verordening.
2.7.
Het geding spitst zich toe op de vraag of [eiser], die als slachtoffer betrokken is geweest bij een verkeersongeval in Duitsland, bij de rechter van zijn eigen woonplaats een vordering uit onrechtmatige daad kan instellen tegen Provinzial, verzekeraar van [gedaagde sub 2], en [gedaagde sub 2].
2.8.
Afdeling 3 van Hoofdstuk II van de EEX-Verordening bevat bevoegdheidsregels voor geschillen in verzekeringszaken.
2.9. Artikel 9 van de EEX-Verordening luidt, voor zover van belang, als volgt.
“1. De verzekeraar met woonplaats op het grondgebied van een lidstaat kan worden opgeroepen:
) voor de gerechten van de lidstaat waar hij zijn woonplaats heeft, of
) in een andere lidstaat, indien het een vordering van de verzekeringnemer, de verzekerde of een begunstigde betreft, voor het gerecht van de woonplaats van de eiser (…)”
2.10.
Artikel 11 van de EEX-Verordening luidt als volgt.
“1. Terzake van aansprakelijkheidsverzekering kan de verzekeraar ook in vrijwaring worden opgeroepen voor het gerecht waar de rechtsvordering van de getroffene tegen de verzekerde aanhangig is, indien de voor dit gerecht geldende wetgeving het toelaat.
2. De artikelen 8, 9 en 10 zijn van toepassing op de vordering die door de getroffene rechtstreeks tegen de verzekeraar wordt ingesteld, indien de rechtstreekse vordering mogelijk is.
3. Indien de wettelijke bepalingen betreffende deze rechtstreekse vordering het in het geding roepen van de verzekeringnemer of de verzekerde regelen, is hetzelfde gerecht ook te hunnen opzichte bevoegd.”
2.11. De rechtbank is, onder verwijzing naar het eerdergenoemde arrest van het HvJ EG van 13 december 2007, van oordeel dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van de vordering van [eiser] jegens Provinzial. In dit arrest heeft het HvJ EG immers geoordeeld dat de verwijzing in artikel 11, lid 2, van de EEX-Verordening naar de artikelen 8 tot en met 10 van deze Verordening ertoe leidt dat de werkingssfeer van artikel 9 van de EEX-Verordening wordt uitgebreid tot andere categorieën eisers dan de verzekeringnemer, de verzekerde en de begunstigde van de verzekeringsovereenkomst, namelijk de personen die schade hebben geleden en beschikken over een directe actie tegen de verzekeraar van de aansprakelijke persoon. Nu uit artikel 9 van het, in Nederland van toepassing zijnde, Verdrag inzake de wet welke van toepassing is op verkeersongevallen op de weg van 4 mei 1971 (het Haags Verkeersongevallenverdrag) volgt dat voor verkeersongevallen een directe actie kan worden ingesteld voor de Nederlandse rechter, kan [eiser] Provinzial voor het gerecht van zijn woonplaats te dagen. Voor zover is gesteld dat afdeling 3 van hoofdstuk II van de EEX-Verordening toepassing mist, omdat het volgens Provinzial en [gedaagde sub 2] geen verzekeringsclaim betreft, volgt de rechtbank dit betoog niet. Uit rechtsoverweging 30 van voornoemd arrest blijkt immers dat het HvJ EG heeft geoordeeld dat de aard van de vordering naar nationaal recht irrelevant is voor de toepassing van artikel 11 lid 2 van de EEX-Verordening.
2.12.
Met betrekking tot de bevoegdheid van de rechtbank ten aanzien van de vordering van [eiser] jegens [gedaagde sub 2] is de rechtbank van oordeel dat uit artikel 5 lid 3 van de EEX-Verordening volgt dat niet zij doch de Duitse rechter bevoegd is om hiervan kennis te nemen.
2.13.
Gelet op het vorenoverwogene komt de rechtbank tot de conclusie dat sprake is van cumulatie van bevoegdheden. Dit is een onwenselijke situatie. Indien de rechtbank zich onbevoegd zou verklaren om kennis te nemen van de vordering van [eiser] jegens [gedaagde sub 2] zou [eiser] deze vordering aanhangig dienen te maken voor de Duitse rechter. Naar het oordeel van de rechtbank zijn in het onderhavige geval de belangen van Provinzial en [gedaagde sub 2] zodanig identiek en onlosmakelijk met elkaar verbonden, althans is gesteld noch gebleken dat dit niet het geval is, dat zij als één en dezelfde partij in de zin van artikel 27 van de EEX-Verordening moeten worden beschouwd. Nu voorts aan de overige voorwaarden van artikel 27 EEX-Verordening is voldaan, zou dit naar het oordeel van de rechtbank betekenen dat de Duitse rechter zich op grond van artikel 27 lid 2 van de EEX-Verordering onbevoegd dient te verklaren. Gelet hierop en gelet op de ratio van de autonome bevoegdheidsbepalingen als bedoeld in artikel 8 e.v. van de EEX-Verordening, namelijk bescherming van de zwakke(re) partij ten opzichte van de verzekeraar, ziet de rechtbank aanleiding om zich bevoegd te verklaren om kennis te nemen van zowel de vordering jegens Provinzial als de vordering jegens [gedaagde sub 2].
2.14.
Gelet op het vorenstaande wordt de door Provinzial en [gedaagde sub 2] ingestelde vordering in het incident afgewezen.
2.15.
Nu het bevoegdheidsincident deels terecht is opgeworpen ziet de rechtbank, alles afwegende, aanleiding om de proceskosten te compenseren, aldus dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
3. Beslissing
In het incident
De rechtbank:
I. Wijst de vordering van Provinzial en [gedaagde sub 2] af.
II. Compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In de hoofdzaak
De rechtbank:
III. Verwijst de zaak naar de rol van woensdag 10 juli 2013 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.M. Lorist en op 12 juni 2013 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.