ECLI:NL:RBOVE:2013:1492

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juli 2013
Publicatiedatum
19 juli 2013
Zaaknummer
C/08/133084 / HA ZA 12-408
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in geschil over onderaanneming en toepasselijkheid van UAV 1989

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 3 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee besloten vennootschappen, waarbij de eiseres, vertegenwoordigd door mr. H.G.M. van Zutphen, een vordering heeft ingesteld tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. E. Nijhoff. De eiseres vorderde betaling van onbetaalde facturen ten bedrage van € 194.927,78, voortvloeiend uit een overeenkomst van onderaanneming voor metselwerkzaamheden. De gedaagde heeft echter de onbevoegdheid van de rechtbank ingeroepen, stellende dat de overeenkomst onderhevig was aan arbitrage op basis van de UAV 1989.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de gedaagde een beroep deed op de toepasselijkheid van de UAV 1989 en de STABU-standaard 2007, en dat er een arbitraal beding in de overeenkomst was opgenomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiseres stilzwijgend had ingestemd met de toepasselijkheid van deze voorwaarden door haar offerte op het bestek te baseren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat zij onbevoegd was om van het geschil kennis te nemen, omdat het arbitraal beding geldig was en de partijen aan de UAV 1989 gebonden waren.

De rechtbank heeft de vordering van de gedaagde toegewezen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding. De uitspraak benadrukt het belang van de geldigheid van arbitragebedingen en de toepasselijkheid van algemene voorwaarden in contractuele relaties, vooral in de bouwsector. De rechtbank heeft de kosten van het geding aan de zijde van de gedaagde begroot op € 678,- aan salaris van de advocaat en € 3.621,00 aan verschotten, en verklaarde de onderdelen van het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/133084 / HA ZA 12-408
datum vonnis: 3 juli 2013
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres in de hoofdzaak,
incidenteel verweerster,
verder te noemen [eiseres],
advocaat: mr. H.G.M. van Zutphen te Almelo,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
incidenteel eiseres,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. E. Nijhoff te Almelo.

Het procesverloop

In de hoofdzaak en in het incident

[eiseres] heeft gevorderd als vermeld in dagvaarding.
[gedaagde] heeft de onbevoegdheid van de rechtbank ingeroepen.
[eiseres] heeft geantwoord op de exceptie van onbevoegdheid en geconcludeerd tot afwijzing.
Vervolgens hebben partijen ieder nog een akte uitlating producties genomen en hebben partijen vonnis gevraagd in het incident.

De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing

In de hoofdzaak

1.
Bij dagvaarding vordert [eiseres] - kort samengevat - om [gedaagde], uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 194.927,78, ten titel van onbetaald gelaten facturen en meerwerk tegen deugdelijk bewijs van kwijting, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten ad € 29.239,17 en de wettelijke rente ex artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) over een bedrag van € 194.927,78, vanaf de datum van opeisbaarheid van de facturen, dan wel de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding, de kosten van het gelegde conservatoir (derden) beslag daaronder begrepen, onder de bepaling dat gedaagde de rente over die proceskosten verschuldigd raakt wanneer deze proceskosten niet binnen twee dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald.
2.
[eiseres] stelt daartoe dat zij krachtens een tussen partijen gesloten overeenkomst van onderaanneming metselwerkzaamheden voor [gedaagde] heeft verricht ten behoeve van het project ‘Kerk te Scherpenzeel’, welk project meer in het bijzonder inhoudt de bouw van een kerk door [gedaagde] in opdracht van de Kerkenraad van de Gereformeerde Gemeente Scherpenzeel. [eiseres] heeft - met instemming van [gedaagde] - op haar beurt de werkzaamheden op de bouwplaats in opdracht gegeven aan [L] (hierna: [L]). Omtrent de werkzaamheden is discussie ontstaan, omdat het werk is aangenomen op basis van tekeningen en specificaties die door [gedaagde] waren aangeleverd, welke niet juist bleken te zijn, waardoor het werk anders moest worden uitgevoerd, hetgeen geleid heeft tot meerwerk. In verband hiermee heeft [eiseres] meerdere facturen aan [gedaagde] verstuurd, welke tot een bedrag van in totaal € 194.927,78 ten titel van achterstallige reguliere termijnen en
meer-/wijzigingswerk, ondanks herhaalde sommaties, tot op heden onbetaald zijn gebleven.

In het incident

3.
De exceptie van onbevoegdheid is tijdig en op de juiste wijze voorgesteld.
4.
In het incident staat ter beoordeling de vraag of deze rechtbank bevoegd is van het geschil kennis te nemen. [gedaagde] heeft daarvoor een beroep gedaan op het bestek, waarop de STABU-standaard 2007 en de UAV 1989 van toepassing zijn verklaard, alsmede op artikel g van de algemene inkoopvoorwaarden [gedaagde], zoals die door [gedaagde] bij de overeenkomst van onderaanneming op de tussen partijen gesloten overeenkomst van toepassing zijn verklaard. [gedaagde] heeft, meer specifiek, aangevoerd dat de civiele rechter niet bevoegd is kennis te nemen van geschillen die naar aanleiding van de tussen partijen gesloten overeenkomst mochten ontstaan. In dat geval dient een dergelijk geschil te worden beslecht door arbitrage. Gezien het voorgaande heeft [gedaagde] geconcludeerd dat de rechtbank te Almelo onbevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.
[eiseres] brengt hier tegen in dat juist is dat tussen partijen een overeenkomst tot onderaanneming tot stand is gekomen, maar dat, in tegenstelling tot hetgeen [gedaagde] stelt, de overeenkomst mondeling tot stand is gekomen en het werk reeds was aangevangen voordat [eiseres] de schriftelijke overeenkomst in juni 2011 heeft ontvangen. Reeds hierom zijn de algemene inkoopvoorwaarden van [gedaagde] niet van toepassing, nu deze niet (tijdig) ter hand zijn gesteld, aldus [eiseres].
Hoewel [gedaagde] stelt dat het ontbreken van een handtekening onder de door [eiseres] als productie 4 overgelegde overeenkomst niets aan de gebondenheid van partijen aan de inhoud van die overeenkomst af doet, ontbreekt echter een geschrift in de zin van artikel 1021 Rv, zodat er geen bewijs van een overeenkomst tot arbitrage is, aldus [eiseres]. Voorts geldt, dat de vermelding in de bijlagen van de van toepassing zijnde standaard bepalingen, zoals de STABU-standaard 2007 en UAV 1989, volgens [eiseres] niet zonder meer betekent dat de Raad van Arbitrage voor de Bouw bevoegd is kennis te nemen van dit geschil. De van toepassing verklaring van dergelijke regels brengt niet automatisch met zich dat de arbiter bevoegd is, maar vereist dat partijen in de opdracht overeenkomen dat geschillen zullen worden beslecht door middel van arbitrage. Partijen zijn dit niet overeengekomen, meer in het bijzonder is in geen enkel stuk dat tussen partijen is uitgewisseld voor aanvang van de werkzaamheden een regeling van geschilbeslechting opgenomen, en voor zover [gedaagde] een beroep doet op de standaardbepalingen faalt dit beroep volgens [eiseres] temeer, omdat deze bepalingen niet zien op de relatie tussen hoofdaannemer en onderaannemer, maar op de relatie opdrachtgever (Kerkenraad) en hoofdaannemer.
Overwegingen van de rechtbank
6.
De rechtbank oordeelt hieromtrent als volgt. Of het bestek onderdeel is geworden van de overeenkomst, wordt beantwoord aan de hand van de bepalingen van de artikelen 3:33 en 3:35 BW in combinatie met die van de artikelen 6:217 BW e.v. Vast staat dat [gedaagde] (onder)aannemers heeft uitgenodigd tot het doen van een aanbieding op basis van een door hen aan die aannemers ter beschikking gesteld bestek. Vast staat eveneens dat [eiseres] op
11 mei 2010 een offerte heeft uitgebracht op basis van dit bestek, ook al staat dit niet expliciet in haar offerte, nu [eiseres] zelf stelt dat het bestek en de bestektekening die door [gedaagde] aan [eiseres] zijn gestuurd, de grondslag voor de offerte hebben gevormd. Dit verzoek van [gedaagde] dient te worden aangemerkt als een uitnodiging van de opdrachtgever [gedaagde] aan de aannemer [eiseres] tot het doen van een aanbieding voor de realisering van het door [gedaagde] gewenste in het bestek omschreven werk. [gedaagde] heeft genoemde offerte van 11 mei 2010 aanvaard en partijen zijn het erover eens dat tussen partijen een overeenkomst tot aanneming van werk is overeengekomen op basis van deze offerte. Dat de overeenkomst zélf niet door [eiseres] is ondertekend doet daaraan niet af. Onder deze omstandigheden moet ervan uit worden gegaan dat de bepalingen van het bestek onderdeel zijn geworden van de inhoud van de overeenkomst.
7.   Bij de beantwoording van de vraag of de standaardbepalingen zoals opgenomen in de STABU Standaard 2007 en de algemene voorwaarden UAV 1989 van toepassing zijn, dienen eveneens de maatstaven te worden aangelegd die in het algemeen gelden bij de totstandkoming van overeenkomsten. De toepasselijkheid van algemene voorwaarden kan dus worden aangenomen indien zij door de gebruiker is voorgesteld en door de wederpartij is aanvaard, waaronder begrepen het geval dat de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt met de toepasselijkheid in te stemmen. Deze aanvaarding kan ook uit een stilzwijgen van de wederpartij worden afgeleid. Hierbij is het niet noodzakelijk dat de wederpartij de inhoud van de algemene voorwaarden kent. Voldoende is dat voor of bij het sluiten van de overeenkomst naar de algemene voorwaarden wordt verwezen.
De rechtbank is van oordeel dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn op de onderhavige overeenkomst, nu [eiseres] dit onderdeel van de bepalingen van het bestek op geen enkel moment heeft uitgesloten of gewijzigd. Dit klemt temeer nu op pagina 13 van de door [eiseres] als productie 5 overgelegde bestek-calculatietekeningen specifiek een bepaling over beslechting van geschillen is opgenomen, en meer specifiek ook wordt verwezen naar artikel 49 van de UAV 1989. Daaruit heeft [gedaagde] kunnen en redelijkerwijs mogen afleiden dat [eiseres] kennelijk met de toepasselijkheid van de UAV 1989 instemde. De omstandigheid dat in de opdrachtbevestiging niet expliciet wordt gerefereerd aan de UAV 1989 maakt dit niet anders. Niet valt in te zien waarom [gedaagde] zich er niet op zou kunnen beroepen dat [eiseres] de UAV 1989, door haar offerte op het bestek te baseren, stilzwijgend heeft aanvaard. De omstandigheid dat [eiseres] voor wat betreft de totstandkoming van de overeenkomst als eigenlijke aanbieder moet worden beschouwd, neemt niet weg dat voor wat betreft de gelding van de algemene voorwaarden [gedaagde] in de rol van aanbieder is opgetreden. In dit geval moet het van [gedaagde] afkomstige bestek immers als een uitnodiging tot het doen van een aanbod worden gezien maar kan zij tevens als aanbod tot inschakeling van de UAV 1989 worden geduid. Dit aanbod is door [eiseres] (stilzwijgend) aanvaard, waarna beide partijen aan de UAV 1989 gebonden zijn geworden. De conclusie van het voorgaande is dan ook dat de UAV 1989 van toepassing zijn op de overeenkomst.
8.
.  Tenslotte ligt nog ter beoordeling voor of het arbitraal beding, dat deel uitmaakt van de toepasselijke UAV, voldoet aan de vereisten van artikel 1021 Rv en de rechtbank zich op basis van artikel 1022 Rv onbevoegd dient te verklaren. Met het bestek dat verwijst naar de UAV is voldaan aan het vereiste van een geschrift dat in arbitrage voorziet of dat verwijst naar algemene voorwaarden die in arbitrage voorzien. De UAV dienen immers te worden aangemerkt als algemene voorwaarden en in paragraaf 49 van de UAV wordt voorzien in arbitrage. Ook aan het vereiste dat dit geschrift door of namens de wederpartij uitdrukkelijk of stilzwijgend is aanvaard, is voldaan, zoals onder rechtsoverweging 7. reeds is overwogen. Dit brengt mee dat op grond van het geldig tussen partijen overeengekomen arbitraal beding, de rechtbank zich in beginsel onbevoegd dient te verklaren.
9.
Het standpunt van [eiseres] dat het bestek in de overeenkomst met [gedaagde] geen gelding heeft omdat het is geschreven voor de verhouding tussen de opdrachtgever en de hoofdaannemer en niet voor de verhouding hoofd- en onderaannemer, wordt verworpen. Het doel van het bestek en de bestektekening is immers dat de aannemer een nauwkeurige offerte kan maken van het uit te voeren werk en tevens om de op de te sluiten overeenkomst toepasselijke administratieve, juridische en technische bepalingen en uitvoeringsvoorwaarden vast te leggen, en richt zich dus tot de (tevens onder-)aannemer.
10.
Omdat de UAV 1989 een arbitragebeding bevatten, zal de rechtbank zich onbevoegd verklaren van het onderhavige geschil kennis te nemen. Gelet hierop kunnen de overige verweren onbesproken blijven. [eiseres] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding te worden veroordeeld.

In de hoofdzaak

11.
Gelet op hetgeen is overwogen in het incident, is de rechtbank niet bevoegd van de vordering kennis te nemen.
12.
[eiseres] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding in de hoofdzaak te worden veroordeeld.

De beslissing

In het incident

De rechtbank:
I. wijst de vordering van [gedaagde] toe;
II. veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, tot op de uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 678,- aan salaris van de advocaat.

In de hoofdzaak

De rechtbank:
III. verklaart zich onbevoegd van de vordering kennis te nemen.
IV. veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, tot op de uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 3.621,00 aan verschotten.

In de hoofdzaak en in het incident

V. verklaart de onderdelen II. en IV. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.M. Lorist en op 3 juli 2013 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.