ECLI:NL:RBONE:2013:BZ6425

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
239114
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbestedingsprocedure en technische bekwaamheid van Ploegam B.V. in geschil met Waterschap Valleien en Veluwe

In deze zaak gaat het om de aanbestedingsprocedure van het Waterschap Valleien en Veluwe, waarbij Ploegam B.V. een verzoek tot deelname heeft ingediend. Ploegam heeft als referentiewerk het project 'Vierde Bergboezem' opgegeven, met een uitvoeringsperiode van 10 maart 2009 tot 16 december 2009. Het Waterschap heeft het verzoek van Ploegam ongeldig verklaard, omdat volgens hen niet voldaan was aan de technische bekwaamheidseisen, specifiek dat het referentiewerk een uitvoeringsduur van minimaal één jaar moest hebben. Ploegam betwist deze ongeldigverklaring en stelt dat er sprake is van een kennelijke vergissing, aangezien de totale uitvoeringsperiode van het project van begin 2008 tot begin 2010 liep.

De rechtbank heeft de argumenten van Ploegam overwogen en vastgesteld dat het Waterschap had moeten inzien dat de door Ploegam verstrekte informatie over de uitvoeringsperiode waarschijnlijk berustte op een vergissing. De rechtbank oordeelt dat het Waterschap de discrepantie tussen de ingevulde gegevens en de toelichting had moeten ophelderen voordat zij het verzoek ongeldig verklaarden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het gelijkheidsbeginsel in het aanbestedingsrecht vereist dat alle inschrijvers gelijke kansen krijgen en dat Ploegam, ondanks de ongeldigverklaring, materieel aan de eisen voldeed.

De vorderingen van Ploegam zijn toegewezen. Het Waterschap is verboden de aanbesteding voort te zetten zonder geldigverklaring van Ploegam's verzoek tot deelname. Tevens is het Waterschap veroordeeld tot betaling van proceskosten aan Ploegam, die zijn begroot op € 1.484,21. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het Waterschap onmiddellijk moet voldoen aan de uitspraak, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/239114 / KG ZA 13-50
Vonnis in kort geding van 5 maart 2013
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PLOEGAM B.V.,
gevestigd te Vinkel, gemeente Maasdonk,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres]
eiseressen,
hierna zowel gezamenlijk als afzonderlijk, in vrouwelijk enkelvoud te noemen: Ploegam,
advocaat mr. S. Könemann te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
WATERSCHAP VALLEI EN VELUWE,
zetelend te Apeldoorn,
gedaagde,
hierna te noemen: het Waterschap,
advocaat mr. M. van der Velde te Amsterdam,
waarin heeft gevorderd als voegende partij toegelaten te worden aan de zijde van het Waterschap
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GMB CIVIEL B.V.,
gevestigd te Opheusden, gemeente Neder-Betuwe,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN OORD NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Gorinchem,
eiseressen in het incident tot voeging,
hierna zowel gezamenlijk als afzonderlijk, in vrouwelijk enkelvoud te noemen: GMB,
advocaat mr. A. ter Mors te Enschede.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie tot voeging
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Ploegam
- de pleitnota van het Waterschap
- de pleitnota van GMB.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Het Waterschap heeft op 25 oktober 2012 de aanbestedingsprocedure aangekondigd waarin het waterschap wil komen tot gunning van de opdracht
‘Dijkverlegging Cortenoever Voorsterklei’. Tot de aanbestedingsstukken in die procedure behoort onder meer de selectieleidraad van 25 oktober 2012 (hierna: de selectieleidraad).
2.2. In de selectieleidraad staat onder andere:
‘2.1. Niet openbare aanbestedingsprocedure
Het werk wordt aanbesteed via een Europese niet openbare procedure conform de regelgeving in het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten (het ‘BAO’) en het Aanbestedingsreglement Werken 2005 (het ‘ARW 2005’). Deze selectieleidraad bevat de beschrijving van de selectieprocedure (…)
2.6.7. Voorbehouden van Aanbesteder
De Aanbesteder maakt de volgende voorbehouden:
(…)
2. De Aanbesteder behoudt zich het recht voor de deugdelijkheid van de door de gegadigde referenties te verifiëren bijvoorbeeld door navraag te doen bij de betreffende opdrachtgever. Gegadigde is verplicht hieraan zijn medewerking te verlenen.
De Aanbesteder heeft het voornemen om per gegadigde minimaal één referentie na te trekken
(…)
3.1. Doel
De selectie heeft tot doel om maximaal 5 gegadigden te selecteren voor de inschrijvingsfase. Daartoe zal de Aanbesteder de gegadigden die een verzoek tot deelneming indienen, beoordelen aan de hand van ingediende gegevens op basis van de in deze selectieleidraad beschreven uitsluitingscriteria en minimumeisen.
De gegadigde dient aan de in deze leidraad gestelde eisen te voldoen en de in Bijlage 1 opgenomen modelformulieren volledig in te vullen. Onvolledige invulling kan tot uitsluiting van deelname leiden.
(…)
3.5. In te dienen documenten ten behoeve van verzoek tot deelneming
De gegadigden dienen bij hun verzoek tot deelneming de navolgende gegevens met betrekking tot de gegadigde zelf (…) te overleggen:
(…)
- referenties inclusief alle daarbij behorende documenten (Model E).
(…)
3.6. Opening en beoordeling verzoeken tot deelneming
(…)
De verzoeken tot deelneming die aan de gestelde eisen voldoen, worden vervolgens getoetst aan de uitsluitingsgronden en minimumeisen. (Verzoeken tot deelneming van) gegadigden die niet voldoen worden uitgesloten van de onderhavige aanbesteding.
3.7. Nadere selectie
Door de Aanbesteder worden maximaal vijf (5) partijen uitgenodigd voor het doen van een inschrijving. In geval meer dan vijf gegadigden geschikt beoordeeld zijn op basis van 1.) het niet van toepassing zijn van de uitsluitingsgronden en 2.) het voldoen aan de minimumeisen, volgt nadere selectie door middel van rangschikking door de ingediende referenties te beoordelen. Zie hiervoor paragraaf 4.4.
(…)
4.3. Minimumeisen: technische bekwaamheid
Gegadigde toont aan dat hij daadwerkelijk kan beschikken over de hierna volgende ervaring, blijkende uit referentieproject(en) voor elk van de vijf onderstaande technische vakgebieden (…)
4.3.3. Technisch vakgebied C. Inrichtingsmaatregelen
De gegadigde heeft in de afgelopen vijf jaren minstens één referentieopdracht uitgevoerd (mede) inhoudende de realisatie van inrichtingsmaatregelen, zoals recreatievoorzieningen, natuurontwikkeling, wandelpaden, fietspaden, erftoegangswegen, gebiedsontsluitingswegen, onderhoudspaden, kleine civieltechnische werkzaamheden, (…)
4.3.4. Technisch vakgebied D. Instandhouding watersysteem
De gegadigde heeft in de afgelopen vijf jaren minstens één referentieopdracht uitgevoerd (mede) inhoudende de instandhouding van de kwaliteit en kwantiteit van het watersysteem (…) gedurende een minimale en onafgebroken periode van één jaar. (…)
4.3.6. Gegevens t.b.v. minimumeisen aan technische bekwaamheid
De gegadigde moet de eisen van technische bekwaamheid voor bovenbeschreven vijf technische vakgebieden A, B, C, D en E aantonen door middel van het indienen van minimaal één en maximaal vijf referentieproject(en) conform de als Model E bijgevoegde modelverklaring.
Het is mogelijk dat één referentieproject wordt ingediend voor meerdere technische vakgebieden A, B, C, D of E.
Het voldoen aan de minimumeis ten aanzien van een specifiek technisch vakgebied wordt alleen beoordeeld op basis van de daarvoor door gegadigde aangegeven referentie. Er mag maar één referentie per technisch vakgebied worden aangemerkt.
(…)
4.4.1. Over te leggen gegevens m.b.t. rangschikking
Rangschikken vindt plaats op basis van dezelfde referenties die door de gegadigde zijn verstrekt ten behoeve van de minimumeisen voor technische bekwaamheid (zie paragraaf 4.3.)
4.4.2. Beoordelingswijze rangschikking
(…)
De criteria voor nadere selectie / rangschikking
De referentie opdracht betreft een werk waarin de gegadigde verantwoordelijk was/is voor:
a) Detailontwerp en realisatie van een nieuwe primaire waterkering (30 punten)
b) Hinderbeperking voor stof, geluid e.d. voor (agrarische) bedrijven en/of bewoners die permanent
verblijven en/of werken in het projectgebied (25 punten)
c) Het uitvoeren van en omgaan met de voorwaarden vanuit besluiten uit de Natuurbeschermingswet,
Flora- en Faunawet, de provinciale richtlijn vanuit EHS en de Boswet (20 punten)
d) Een detailontwerp en de realisatie van een permanent uitwateringsgemaal inclusief uitlaatwerk, als
onderdeel van dat gemaal (15 punten)
e) uitvoering onder UAV-GC (10 punten).
(…)
Het voldoen aan de criteria voor nadere selectie / rangschikking (…) wordt door Aanbesteder alleen beschouwd als deze criteria als zodanig door gegadigde zijn opgevoerd en beschreven in de toelichting bij de referentie (Model E).’
2.3. Op het ‘Modelformulier E: Verklaring technische bekwaamheid’ (hierna: Modelformulier E) staat voorgedrukt:
‘Gegadigde toont de technische bekwaamheid op de technische vakgebieden A, B, C, D en E aan met de volgende (minimaal 1, maximaal 5 referentie(s)). Deze referenties worden ook beschouwd als ingediende referenties ten behoeve van de rangschikking. Per technisch vakgebied is één referentie toegestaan en elk(…) technisch vakgebied mag maximaal één keer worden aangevinkt.’
2.4. Onder andere Ploegam en GMB hebben een verzoek tot deelneming aan de onderhavige aanbestedingsprocedure gedaan. Ploegam heeft haar verzoek tot deelname gedaan op 30 november 2012 en in dat verband op Modelformulier E onder meer als referentiewerk opgegeven ‘Vierde Bergboezem’ welke opdracht door Ploegam is uitgevoerd voor het Waterschap Brabantse Delta. Ploegam heeft daarbij op Modelformulier E aangevinkt, door middel van het zetten van een kruisje in de desbetreffende vakjes, dat project Vierde Bergboezem het referentiewerk is voor technisch vakgebied C en voor technisch vakgebied D.
2.5. Op de model-toelichting die bij Modelformulier E hoort, heeft Ploegam voor wat betreft referentieproject Vierde Bergboezem achter de voorgedrukte tekst ‘periode van uitvoering’ ingevuld ‘10-3-2009 - 16-12-2009’.
Verder heeft zij op die toelichting onder de voorgedrukte tekst:
‘Toelichting waarom gegadigde meent dat deze referentie voldoet aan de minimum technische bekwaamheidseisen (cf. paragraaf 4.3.) voor de hierboven aangevinkte vakgebieden’
geschreven:
‘In genoemd referentieproject heeft opdrachtnemer in een projectgebied van ca 280 ha het ontwerp en de realisatie verzorgt m.b.t. natuurontwikkeling, infra (zoals fietspaden en wegen), gemalen, stuwen en primaire waterkering De totale omvang van de realisatie inrichtingsmaatregelen bedroeg ca. 60% van de omzet’.
Voorts heeft Ploegam op die toelichting onder de voorgedrukte tekst:
‘Toelichting waarom gegadigde meent dat voorgesteld referentieproject overeenkomsten vertoont met project Ruimte voor Rivier – Cortenoever Voorsterklei (zie beoordelingscriteria voor rangschikking in paragraaf 4.4)’
ingevuld:
‘In dit UAV-GC contract (criterium e) heeft Ploegam BV zorg gedragen voor het detailontwerp en de realisatie van de nieuwe primaire waterkering (criterium a.). In het projectgebied zijn de werkzaamheden uitgevoerd waarbij rekening is gehouden met overlast en bereikbaarheid belanghebbenden (criterium b). Vanwege de kwetsbaarheid van het gebied is rekening gehouden met de vigerende wet en regelgeving m.b.t. natuurbescherming en flora en fauna (criterium c). Om de waterhuishouding te borgen zijn diverse in- en uitlaatconstructies ontworpen en gerealiseerd (criterium d).’
2.6. Bij brief van 17 december 2012 heeft het Waterschap aan Ploegam onder meer geschreven:
‘Door uw onderneming is als gegadigde een verzoek tot deelname ingediend (…) In totaal zijn acht verzoeken tot deelname ontvangen.
Na evaluatie van alle verzoeken is geconstateerd dat meer dan vijf gegadigden voldoen aan de in de selectieleidraad gestelde minimumeisen. Hierom heeft overeenkomstig het bepaalde in de selectieleidraad een nadere selectie plaatsgevonden door de ingediende referenties te beoordelen.
Op basis van deze beoordeling is door de Aanbesteder besloten de volgende vijf partijen te selecteren:
(…)
Combinatie Van Oord-GMB (…)
(…)
Uw onderneming behoort niet tot de geselecteerde gegadigden. Uw verzoek tot deelname voldoet niet aan de technische minimumeisen en is daarmee ongeldig.
In de door u overgelegde referentieopdracht “(…) vierde bergboezem” wordt niet aangetoond dat deze voldoet aan criterium D de “instandhouding van de kwaliteit en kwantiteit van het watersysteem (…) gedurende een minimale en onafgebroken periode van één jaar (…)”
Uit uw ingevulde referentie blijkt een uitvoeringsperiode van 9 maanden.’
2.7. Bij brief van 21 december 2012 aan het Waterschap heeft de advocaat van Ploegam bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Waterschap dat het verzoek tot deelname van Ploegam ongeldig is. In dat verband staat in de brief:
‘De veronderstelling dat de referentie opdracht “(…) vierde bergboezem” slechts een uitvoeringsperiode van 9 maanden heeft gekend berust op een kennelijke schrijffout.
Het werk werd opgedragen in 2007 en de uitvoering ving aan in 2008. Bijgaand zend ik u een accountantsverklaring, waaruit blijkt dat de uitvoeringsperiode in werkelijkheid (ruimschoots) meer dan een jaar bedroeg. Ik merk op dat de regel ‘Datum opdracht bestek 525: 10-03-2009’ verwijst naar de opdracht voor meerwerk op het hoofdbestek. Per abuis heeft de Combinatie (Ploegam, vzr) die datum als startdatum genoteerd. Volledigheidshalve zend ik u ook de tevredenheidsverklaring van de opdrachtgever.
Dat de uitvoeringsperiode in werkelijkheid langer dan een jaar was is ook vóór het nemen van de selectiebeslissing bekend geweest bij de commissie die met de beoordeling van de verzoeken tot deelname belast was. Bijgaand zend ik u de e-mailcorrespondentie tussen mevrouw [.] [betrokkene 1] die naar eigen zeggen door uw Waterschap is ingehuurd om de aanbesteding te begeleiden en de heer Th.G. [betrokkene 2] die voor het Waterschap Brabantse Delta het referentieproject tijdens de uitvoering heeft begeleid. Mevrouw [betrokkene 1] heeft kennelijk in het kader van 2.6.7 van de Selectieleidraad contact met de heer [betrokkene 2] gezocht. De heer [betrokkene 2] heeft haar op 6 december mondeling en
op 7 december per e-mail bevestigd dat Ploegam in het referentieproject verantwoordelijk is geweest voor de instandhouding van het watersysteem vanaf begin 2008 tot begin 2010.
Het feit dat het Waterschap van deze informatie op de hoogte was, heeft zij ten onrechte niet bij haar beoordeling betrokken (…) Ik verzoek u dan ook om mij (…) te bevestigen dat de Combinatie alsnog wordt geselecteerd.’
2.8. Het Waterschap heeft niet voldaan aan het verzoek van de advocaat van Ploegam.
3. Het geschil
3.1. Ploegam vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, met veroordeling van het Waterschap in de proceskosten, het Waterschap te verbieden, op straffe van een dwangsom, de aanbesteding van de opdracht voort te zetten anders dan na geldigverklaring van het verzoek tot deelneming van Ploegam en bepaling van een nieuwe rangorde en nadere selectie op de wijze als bedoeld in paragraaf 3.7 van de selectieleidraad.
3.2. Het Waterschap en GMB voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
In het incident
4.1. Tegen voeging door GMB aan de zijde van het Waterschap is geen verweer gevoerd. GMB zal daarom als zodanig toegelaten worden.
4.2. Op grond van het navolgende zullen GMB en het Waterschap in de kosten van dit incident worden veroordeeld. Deze kosten in dit incident zullen aan de zijde van Ploegam tot op heden worden begroot op nihil.
In de hoofdzaak
4.3. Het spoedeisend belang bij de vorderingen volgt genoegzaam uit het gegeven dat het hier om een aanbestedingsprocedure gaat.
4.4. Deze zaak draait om de opgave van Ploegam van een referentiewerk op (de model-toelichting bij) Modelformulier E en dan vooral om de mededeling van Ploegam op die model-toelichting dat zij het door haar opgegeven referentiewerk Vierde Bergboezem heeft uitgevoerd in de periode ‘10-3-2009 - 16-12-2009’. Het Waterschap heeft in verband daarmee het verzoek van Ploegam tot verdere deelname aan de aanbestedingsprocedure ongeldig verklaard omdat Ploegam met haar opgave niet heeft aangetoond dat zij beschikt over de technische bekwaamheid die in art. 4.3.4 selectieleidraad voor vakgebied D werd vereist, nu één van de daar gestelde minimumeisen immers was dat het referentiewerk een uitvoeringsduur had van minimaal één jaar, aldus het Waterschap. De vraag is of deze opstelling van het Waterschap hier de juiste is. Volgens Ploegam is er namelijk sprake van een kennelijke vergissing. Zij heeft, aldus Ploegam, per abuis op de model-toelichting bij Modelformulier E alleen de periode genoemd waarin zij meerwerk heeft verricht aan het project Vierde Bergboezem en niet de totale uitvoeringsperiode opgegeven van begin 2008 tot begin 2010.
4.5. Niet in geschil is dat in het kader van de selectiefase in de onderhavige aanbestedingsprocedure gegadigden op Modelformulier E één of meer referentiewerken konden invullen en daarbij aanvinken/aankruisen voor welke technische vakgebieden
(A tot en met E) als bedoeld in art. 4.3 selectieleidraad het genoemde werk als referentiewerk werd opgegeven. Ploegam heeft op het door haar ingevulde Modelformulier E onder andere als referentiewerk het project Vierde Bergboezem genoemd en daarbij aangevinkt dat dit de referentie is voor de technische vakgebieden C en D. De inrichting en de tekst van Modelformulier E laten geen andere conclusie toe dan dat met het opgeven van de naam van het referentieproject en het aankruisen van de technische vakgebieden de inschrijver verklaart dat dit referentiewerk voldoet aan de eisen die ten aanzien van technisch vakgebied C en technisch vakgebied D in de selectieleidraad zijn gesteld en dus ook dat dit referentiewerk voldoet aan de voor technisch vakgebied D in art. 4.3.4 selectieleidraad gestelde eis dat het werk een uitvoeringsduur had van minimaal één jaar. Omdat Ploegam op Modelformulier E achter het door haar ingevulde referentiewerk Vierde Bergboezem de vakjes C en D heeft aangekruist, had het Waterschap dan ook moeten begrijpen dat Ploegam hiermee heeft verklaard dat zij aan die eisen voldoet.
4.6. Verder heeft op grond van het vorenstaande te gelden dat, anders dan het Waterschap heeft betoogd, uit de door Ploegam ingevulde model-toelichting bij
Modelformulier E niet volgt dat Ploegam (eigenlijk) geen referentiewerk heeft opgegeven voor vakgebied D. Weliswaar blijkt uit het antwoord op de vraag in de model-toelichting waarom de referentie voldoet aan de minimum technische bekwaamheidseisen voor de aangevinkte vakgebieden, zoals hiervóór in rov. 2.5 weergegeven, dat dit antwoord (vooral) betrekking heeft op technisch vakgebied C (inrichtingsmaatregelen), maar daaruit kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat Ploegam geen referentiewerk voor vakgebied D heeft opgegeven. Immers dat volgt wel uit Modelformulier E zelf, door het op dat formulier noemen van een referentiewerk en aankruisen voor welke vakgebieden (A, tot en met E) dit werk als referentie heeft te gelden.
4.7. In het licht van het vorenstaande had het Waterschap dan ook moeten inzien dat de door Ploegam verstrekte nadere informatie over referentiewerk Vierde Bergboezem in de toelichting bij Modelformulier E, te weten dat dit referentiewerk een uitvoeringsperiode had
van 10 maart tot 16 december 2009, waarschijnlijk berustte op een vergissing.
Geen weldenkende inschrijver zal immers – door Modelformulier E in te vullen – enerzijds verklaren dat het door hem opgegeven referentiewerk voldoet aan de daaraan in de aanbestedingsstukken gestelde eisen, waaronder in dit geval dus ook het vereiste voor vakgebied D dat het referentiewerk een minimale uitvoeringsperiode van één jaar had, en zichzelf anderzijds buitenspel zetten door in de nadere toelichting vervolgens een uitvoeringsperiode te noemen die korter is dan het vereiste minimum om door te mogen naar de volgende ronde. Datzelfde geldt voor het technische vakgebied waarvoor het referentiewerk is opgegeven. Het ligt niet voor de hand dat een inschrijver die verklaart dat hij met een opgegeven referentiewerk aan de verlangde technische bekwaamheidseisen op een bepaald vakgebied voldoet, die verklaring terugneemt door een (summiere) toelichting achterwege te laten. Het had het Waterschap uit de innerlijke tegenstrijdigheid van het door Ploegam ingediende Modelformulier E en de toelichting duidelijk moeten zijn dat het hier om een kennelijke vergissing ging. Die vergissing is dus kenbaar uit de ingediende stukken zelf en daarmee objectief kenbaar. Bovendien gaat het om een gebrek dat eenvoudig te herstellen zou zijn, zonder dat dit verzoek tot deelneming daardoor inhoudelijk een wijziging zou ondergaan. Blijkens HvJ EG 29 maart 2012 C-599/10 verzet het communautaire recht zich hier niet tegen.
4.8. Het aan het aanbestedingsrecht ten grondslag liggende gelijkheidsbeginsel, dat mede beoogt te waarborgen dat alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers gelijke kansen hebben om – uiteindelijk – de opdracht te verwerven, brengt in de gegeven omstandigheden ook mee dat het op de weg van het Waterschap had gelegen om de genoemde discrepantie tussen hetgeen Ploegam met Modelformulier E heeft verklaard en haar nadere toelichting op die verklaring, aan de orde te stellen bij Ploegam. Dat geldt te meer omdat het Waterschap kort na de indiening en ruim vóór haar beslissing tot ongeldigverklaring van het verzoek tot deelname van Ploegam, wist dat er (hoogst waarschijnlijk) een vergissing was gemaakt bij het noemen van de uitvoeringsperiode en dat project Vierde Bergboezem (ook) voldeed als referentie voor wat betreft technisch vakgebied D. Het Waterschap heeft namelijk niet de juistheid van
de e-mailcorrespondentie van 7 december 2012 betwist van vóór de selectiebeslissing, tussen mevrouw [betrokkene 1] van het Waterschap en de heer [betrokkene 2] die de opdrachtgeefster Waterschap Brabantse Delta heeft begeleid bij de uitvoering van project Vierde Bergboezem, naar welke e-mailcorrespondentie verwezen wordt in de voornoemde brief
van 21 december 2012 van de advocaat van Ploegam. Naar aanleiding van die mailwisseling had het Waterschap vrij eenvoudig en in een kort tijdsbestek vóór het nemen van een beslissing opheldering kunnen krijgen van Ploegam over de opgegeven uitvoeringsduur met betrekking tot referentieproject Vierde Bergboezem en het ontbreken van een toelichting op technische bekwaamheidseis D. Daar komt nog bij dat het hier niet gaat om een inschrijving, dus een aanbieding, maar om een verzoek tot deelname aan de aanbestedings-procedure. In die voorfase is aanmerkelijk minder kans op vervalsing van concurrentie dan in de nog komende inschrijf- en gunningsfase. Het Waterschap had het verzoek tot deelname van Ploegam aan de aanbestedingsprocedure dan ook niet ongeldig mogen verklaren zoals zij heeft gedaan. Het terugdraaien van die beslissing kan weliswaar negatieve gevolgen hebben voor de uiteindelijke gunningskansen van GMB, maar onder de gegeven omstandigheden verzet het gelijkheidsbeginsel zich er tegen dat Ploegam door ongeldigverklaring van haar verzoek tot deelname (hoewel zij materieel aan de gestelde eisen voldoet) sowieso geen kans meer heeft op gunning van de opdracht en dat GMB daar profijt van kan hebben.
4.9. De slotsom is daarom dat de vorderingen van Ploegam toegewezen zullen worden, op de navolgende wijze.
4.10. Het Waterschap en GMB zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Ploegam worden begroot op:
- dagvaarding € 79,21
- griffierecht 589,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.484,21
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
in incident
5.1. laat GMB toe in dit kort geding, als voegende partij aan de zijde van het Waterschap;
5.2. veroordeelt GMB en het Waterschap in de kosten van het incident, aan de zijde van Ploegam tot op heden begroot op nihil;
in de hoofdzaak
5.3. verbiedt het Waterschap de aanbesteding van de opdracht voort te zetten anders dan na geldigverklaring van het verzoek tot deelneming van Ploegam en bepaling van een nieuwe rangorde en nadere selectie op de wijze als bedoeld in paragraaf 3.7 van de selectieleidraad;
5.4. veroordeelt het Waterschap om aan Ploegam een dwangsom te betalen van € 100.000,00 ingeval van overtreding van het sub 5.3 opgelegde verbod;
5.5. veroordeelt het Waterschap en GMB in de proceskosten, aan de zijde van Ploegam tot op heden begroot op € 1.484,21;
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken
op 5 maart 2013.
Coll: MJD