ECLI:NL:RBONE:2013:BZ3887

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
235249
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstrekking van verstek en gevolgen van niet tijdige betaling griffierecht

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Nederland op 13 februari 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarbij de eiseres een vordering heeft ingesteld tegen de gedaagde. De procedure is gestart met een dagvaarding op 19 september 2012. De advocaat van de gedaagde heeft zich op de rolzitting van 24 oktober 2012 gesteld, maar heeft niet tijdig het verschuldigde griffierecht voldaan. De termijn voor betaling liep af op 21 november 2012. De advocaat heeft een beroep gedaan op de hardheidsclausule van artikel 127a lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), maar de rechtbank oordeelt dat de omstandigheden die door de advocaat zijn aangevoerd niet voldoende zijn om dit beroep te rechtvaardigen. De rechtbank benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de advocaat is om tijdig te zorgen voor de betaling van het griffierecht, en dat hij op de hoogte moet zijn van de relevante termijnen en de gevolgen van overschrijding daarvan.

Uiteindelijk heeft de advocaat op 30 november 2012 het griffierecht alsnog voldaan. De rechtbank oordeelt dat, hoewel verstek tegen de gedaagde verleend had moeten worden wegens de te late betaling, de gevolgen van dit verstek vervallen nu de betaling alsnog heeft plaatsgevonden. De rechtbank houdt echter rekening met de kosten die zijn ontstaan door het verstek, welke aan de zijde van de eiseres worden begroot op € 192,-- voor het salaris van de advocaat. De zaak wordt verwezen naar de rolzitting van 13 maart 2013 voor conclusie van antwoord, waarbij verdere beslissingen worden aangehouden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/235249 / HA ZA 12-738
Vonnis van 13 februari 2013
in de zaak van
[eiseres]
eiseres,
advocaat mr. [...]
tegen
[gedaagde]
gedaagde,
adv[advocaat]mr. [.....]
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte van [gedaagde]
- de antwoordakte van [eiseres].
Daarna is vonnis bepaald.
De motivering van de beslissing
1. [eiseres] heeft bij dagvaarding van 19 september 2012 de onderhavige vordering tegen [gedaagde] ingesteld.
2. Mr. [advocaat] heeft zich op de rolzitting van 24 oktober 2012 als advocaat voor [gedaagde] gesteld. Ingevolge art. 3 lid 3 Wet griffierechten burgerlijke zaken diende [gedaagde] te zorgen dat het door hem verschuldigde griffierecht binnen vier weken nadien zou zijn bijgeschreven op de bankrekening van de rechtbank. Die termijn liep af op 21 november 2012.
3. Mr. [advocaat] heeft niet bestreden dat de betaling te laat is gedaan. Hij heeft een beroep gedaan op het buiten toepassing laten van het bepaalde in artikel 128 lid 6 Rv op de in artikel 127a lid 3 genoemde grond, de zogenoemde hardheidsclausule. Daartoe heeft hij aangevoerd dat per abuis het volledige griffierecht ad € 267,-- in rekening is gebracht, terwijl bij de stelbrief de aanvraag om een toevoeging was meegezonden. Inmiddels is toegezegd dat een creditnota zal worden toegezonden en alsnog het juiste griffierecht ad € 73,-- in rekening zal worden gebracht. Met het oog hierop is alsnog, zij het te laat, betaald.
4. [eiseres] heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5. De door mr. [advocaat] aangevoerde omstandigheden rechtvaardigen een beroep op de hardheidsclausule niet. Het betreft hier omstandigheden die in de risicosfeer van mr. [advocaat] liggen. Het behoort immers tot zijn verantwoordelijkheid in de door hem bedoelde omstandigheden zodanige maatregelen te treffen dat wordt zorggedragen voor de (tijdige) voldoening van het verschuldigde griffierecht. Daarbij dient bedacht te worden dat, volgens inmiddels vaste rechtspraak, de advocaat op grond van zijn deskundigheid en kennis ten aanzien van onder meer de onderhavige procedure zonder meer geacht moet worden op de hoogte te zijn van de hier aan de orde zijnde termijn en van de verstrekkende gevolgen die de wet verbindt aan (ook een geringe) overschrijding daarvan. In dat licht bezien had mr. [advocaat], teneinde te zorgen voor tijdige betaling van het griffierecht, actie kunnen en moeten ondernemen. Zo had hij het volgens hem wel verschuldigde deel van het griffierecht tijdig kunnen voldoen. De omstandigheid dat hij het griffierecht inmiddels heeft betaald leidt er echter toe dat de zaak alsnog zal worden verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord. Daartoe wordt het volgende overwogen.
6. Nu mr. [advocaat] niet tijdig tot betaling van het griffierecht is overgegaan en hem geen beroep op de hardheidsclausule van artikel 127a lid 3 Rv toekomt, moet ingevolge het bepaalde in artikel 128 lid 6 Rv juncto artikel 139 Rv verstek tegen [gedaagde] worden verleend. Omdat mr. [advocaat] evenwel, zo is gebleken, op 30 november 2012 het verschuldigde griffierecht alsnog heeft voldaan, zijn op grond van artikel 142 Rv de gevolgen van het tegen [gedaagde] verleende verstek vervallen, behalve ten aanzien van de daardoor veroorzaakte kosten. Die kosten kunnen aan de zijde van [eiseres] worden begroot op € 192,-- voor salaris van de advocaat (0,5 punt liquidatietarief I). [gedaagde] zal te zijner tijd, bij het eindvonnis, in deze kosten worden veroordeeld.
7. De zaak zal worden verwezen naar de rolzitting voor conclusie van antwoord.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De rechtbank
verwijst de zaak naar de zitting van 13 maart 2013 voor conclusie van antwoord,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2013.
Coll.: ED