ECLI:NL:RBONE:2013:BZ3887
Rechtbank Oost-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verstrekking van verstek en gevolgen van niet tijdige betaling griffierecht
In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Nederland op 13 februari 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarbij de eiseres een vordering heeft ingesteld tegen de gedaagde. De procedure is gestart met een dagvaarding op 19 september 2012. De advocaat van de gedaagde heeft zich op de rolzitting van 24 oktober 2012 gesteld, maar heeft niet tijdig het verschuldigde griffierecht voldaan. De termijn voor betaling liep af op 21 november 2012. De advocaat heeft een beroep gedaan op de hardheidsclausule van artikel 127a lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), maar de rechtbank oordeelt dat de omstandigheden die door de advocaat zijn aangevoerd niet voldoende zijn om dit beroep te rechtvaardigen. De rechtbank benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de advocaat is om tijdig te zorgen voor de betaling van het griffierecht, en dat hij op de hoogte moet zijn van de relevante termijnen en de gevolgen van overschrijding daarvan.
Uiteindelijk heeft de advocaat op 30 november 2012 het griffierecht alsnog voldaan. De rechtbank oordeelt dat, hoewel verstek tegen de gedaagde verleend had moeten worden wegens de te late betaling, de gevolgen van dit verstek vervallen nu de betaling alsnog heeft plaatsgevonden. De rechtbank houdt echter rekening met de kosten die zijn ontstaan door het verstek, welke aan de zijde van de eiseres worden begroot op € 192,-- voor het salaris van de advocaat. De zaak wordt verwezen naar de rolzitting van 13 maart 2013 voor conclusie van antwoord, waarbij verdere beslissingen worden aangehouden.