ECLI:NL:RBONE:2013:BZ2983

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
1 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
135716 / KG RK 107-13
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in strafzaak tegen verzoeker

In de zaak van verzoeker, die momenteel verblijft in het Huis van Bewaring te Zutphen, is op 26 februari 2013 een openbare terechtzitting gehouden in de strafzaak onder parketnummer 08/700665-10. Tijdens deze zitting, waar de rechters mr. G.J. Stoové, mr. B.W.M. Hendriks en mr. H. Bloebaum aanwezig waren, heeft de raadsman van verzoeker een mondeling verzoek tot wraking van deze rechters ingediend. Het verzoek tot wraking is gedaan op basis van de stelling dat de rechters de schijn van partijdigheid en vooringenomenheid hebben gewekt. De wrakingskamer heeft de bandopname van de zitting beluisterd, omdat de raadsman betwistte dat de verzoeken tot nader onderzoek door de strafkamer gemotiveerd zijn afgewezen.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek om wraking tijdig is ingediend, aangezien de feiten en omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag liggen, zich op 26 februari 2013 hebben voorgedaan. De rechters hebben niet berust in de wraking en de officier van justitie heeft zijn standpunt uiteengezet. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de rechters de verzoeken tot nader onderzoek voldoende hebben gemotiveerd en dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid is. De beslissing van de rechters om de verzoeken af te wijzen, is niet onbegrijpelijk en levert geen aanwijzing op voor vooringenomenheid.

Op 1 maart 2013 heeft de wrakingskamer besloten het verzoek om wraking af te wijzen. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. De wrakingskamer heeft benadrukt dat de wrakingsprocedure niet kan worden gebruikt als een verkapt rechtsmiddel tegen onwelgevallige beslissingen van de zittingsrechter. De beslissing van de rechters is voldoende gemotiveerd en er zijn geen uitzonderlijke omstandigheden die de vrees voor partijdigheid objectief rechtvaardigen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rekestnummer: 135716 / KG RK 107-13
Beschikking van 1 maart 2013
Beschikking van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingsverzoeken op het verzoek om wraking als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen:
[Verzoeker],
wonende te [plaats], thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Zutphen,
verzoeker tot wraking, verder te noemen [verzoeker],
advocaat mr. J.W.H. Peters te Amersfoort.
1. De procedure
1.1. In de strafzaak tegen [verzoeker] onder parketnummer 08/700665-10 heeft op
26 februari 2013 een openbare terechtzitting van de meervoudige strafkamer plaatsgevonden, alwaar mr. G.J. Stoové, mr. B.W.M. Hendriks en mr. H. Bloebaum, hierna ook: de rechters, zitting hadden.
1.2. Bij gelegenheid van de behandeling ter terechtzitting heeft de raadsman van [verzoeker] namens [verzoeker] een mondeling verzoek tot wraking van genoemde rechters gedaan, zoals blijkt uit het proces-verbaal van het wrakingsverzoek van 26 februari 2013.
1.3. De rechters hebben niet berust in de wraking.
1.4. Het wrakingsverzoek van [verzoeker] is behandeld ter openbare terechtzitting van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingsverzoeken (hierna: de wrakingskamer) van 26 februari 2013. Daarbij is [verzoeker], vergezeld door zijn raadsman verschenen. De rechters hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om ter zitting te worden gehoord. De officier van justitie mr. A. van Veen heeft zijn standpunt uiteengezet.
1.5. De wrakingskamer heeft na sluiting van de behandeling bepaald zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk over een week, op het verzoek te zullen beslissen. De mondelinge uitspraak is - bij vervroeging - bepaald op 1 maart 2013. De gemotiveerde beslissing op schrift volgt thans.
2. Het wrakingsverzoek
2.1. De raadsman verzoekt, namens [verzoeker], de rechters te wraken nu de rechters in dit strafproces de schijn van partijdigheid en vooringenomenheid hebben gewekt. Deze strafzaak loopt al meer dan twee jaren en er zijn al zo’n veertien (pro forma) zittingen geweest. De raadsman staat [verzoeker] sinds twee weken bij in dit strafproces. Hij verbaast zich erover dat in deze strafzaak bepaalde onderzoekshandelingen niet hebben plaatsgevonden, op verzoek van de verdediging en/of de officier van justitie, dan wel ambtshalve door de rechtbank. Hij heeft ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer een aantal verzoeken gedaan (nadere onderzoekswensen), die de mogelijkheid geven van meerdere scenario’s. Het strafdossier is onvolledig. Het noodzakelijkheidscriterium is formeel van toepassing, echter omdat hij als ‘nieuwe verdediging’ niet eerder in staat is geweest om onderzoekswensen te doen, dienen in deze zaak de verzoeken, onder verwijzing naar een uitspraak van de Hoge Raad van 19 juni 2007, LJN: AZ1702, te worden beoordeeld vanuit het criterium van het verdedigingsbelang. De meervoudige strafkamer heeft de verzoeken afgewezen. Volgens de raadsman blijkt hieruit dat er sprake is van (de schijn van) vooringenomenheid. Hij kan het (veroordelende) vonnis nu al uitschrijven, aldus de raadsman. Zijns inziens zou dat tot een gerechtelijke dwaling leiden.
2.2. De rechters hebben niet in de wraking berust.
2.3. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de door de raadsman aangevoerde gronden niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek kunnen leiden. De rechtbank heeft bij de beoordeling van de door de raadsman gedane onderzoekswensen terecht het noodzakelijkheidscriterium toegepast. De beslissing op de verzoeken is deugdelijk gemotiveerd. De wrakingsprocedure dient niet te worden gebruikt als appel.
3. De beoordeling
3.1. De wraking van een rechter kan worden verzocht op grond van feiten en omstandigheden waardoor diens onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het verzoek om wraking dient te worden gedaan zodra die feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Vast staat dat [verzoeker] aan het verzoek tot wraking feiten en omstandigheden ten grondslag heeft gelegd die zich hebben voorgedaan op
26 februari 2013. Tijdens de terechtzitting van de meervoudige strafkamer is het verzoek tot wraking ingediend. Het verzoek tot wraking is tijdig gedaan en in zoverre ontvankelijk.
3.2. Bij de beoordeling van het verzoek om wraking stelt de wrakingskamer voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van de betrokken partij dat zulks het geval is, is daarbij niet beslissend. De vrees voor partijdigheid moet, op grond van feiten en omstandigheden, objectief gerechtvaardigd zijn.
3.3. De wrakingskamer stelt eveneens voorop, dat het middel van wraking niet een verkapt rechtsmiddel kan zijn tegen een de verzoeker onwelgevallige beslissing van de zittingsrechter. Een voor een partij onwelgevallige beslissing van de rechter levert op zichzelf geen grond voor wraking op. Grond voor wraking bestaat alleen indien de beslissing zo onbegrijpelijk is dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid van de rechter is gegeven.
3.4. De grond tot wraking betreft de beslissing van de rechters tot afwijzing van de verzoeken tot nader onderzoek, zoals gedaan ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer door de raadsman en nader toegelicht ter zitting van de wrakingskamer (met overlegging van een exemplaar van de ‘Nota onderzoekswensen’).
3.5. De wrakingskamer heeft de bandopname van de openbare terechtzitting van de
meervoudige strafkamer van 26 februari 2013 beluisterd. Zij is daartoe overgegaan gelet op het feit dat de officier van justitie heeft gesteld dat de door de raadsman van [verzoeker] gedane verzoeken door de strafkamer gemotiveerd zijn afgewezen, welke stelling door de raadsman van [verzoeker] is betwist.
3.6. De wrakingskamer heeft geconstateerd dat de rechters van de meervoudige strafkamer de verzoeken hebben afgewezen, met uitzondering van het verzoek (6) om toestemming tot het mogen bekijken van de 3D-scan van de plaats delict op het parket, dan wel politiebureau, waarvan de officier van justitie heeft toegezegd dat dit verzoek kan worden toegewezen. De wrakingskamer is daarbij tot het oordeel gekomen dat de rechters van de meervoudige strafkamer de beslissing op de verzoeken die zijn afgewezen, voldoende hebben gemotiveerd. Per verzoek wordt gemotiveerd overwogen waarom het niet tot een toewijzing kan leiden. De rechters hebben daarbij acht geslagen op de inhoud van het door de raadsman aangehaalde arrest van de Hoge Raad en expliciet overwogen waarom de inhoud van dat arrest in de zaak tegen [verzoeker] niet tot een andersluidend oordeel kan leiden. Vooringenomenheid bij de rechters valt aan deze beslissing niet te ontlenen.
3.7. Het voorgaande leidt de wrakingskamer tot de conclusie dat het verzoek om wraking als ongegrond moet worden afgewezen. De beslissing van de rechters levert geen aanwijzing op voor een objectief gerechtvaardigde vrees bij [verzoeker] dat sprake zou kunnen zijn van vooringenomenheid aan de zijde van de gewraakte rechters.
4. De beslissing
De wrakingskamer:
4.1. wijst het verzoek om wraking in de zaak met parketnummer 08/700665-10 af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. Lorist, mr. A.E. Zweers en mr. C. Verdoold en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.