RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Parketnummer: 07.690425-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 februari 2013
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende [woonplaats en adres].
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting op 29 januari 2013 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.M.M. Pater, advocaat te Emmeloord.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Kamper en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 24 december 2011 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, met een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [datum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte die [slachtoffer 1] aangeraakt en/of betast en/of gestreeld tussen haar schaamlippen en/of (elders) in haar schaamstreek en/of hebbende verdachte in de billen van die [slachtoffer 1] geknepen, althans de billen van die [slachtoffer 1] aangeraakt en/of betast;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 24 december 2011 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, met een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [datum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het aanraken en/of betasten en/of strelen van de vagina van die [slachtoffer 1] en/of het knijpen in, althans het aanraken en/of betasten van de billen van die [slachtoffer 1];
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 24 december 2011 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder en/of te Drachten, gemeente Smallingerland, althans in Nederland, met een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, althans een persoon, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [datum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte één of meerdere vingers in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht en/of die [slachtoffer 2] tussen haar schaamlippen en/of (elders) in haar schaamstreek gelikt en/of aangeraakt en/of betast en/of gestreeld en/of hebbende verdachte in de billen van die [slachtoffer 2] geknepen, althans de billen van die [slachtoffer 2] aangeraakt en/of betast;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 24 december 2011 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder en/of te Drachten, gemeente Smallingerland, althans in Nederland, met een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, althans een persoon, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [datum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het likken en/of aanraken en/of betasten en/of strelen van de vagina van die [slachtoffer 2] en/of het knijpen in, althans het aanraken en/of betasten van de billen van die [slachtoffer 2].
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Op 25 december 2011 omstreeks 13.10 uur meldde [verdachte], te weten verdachte, zichzelf op het politiebureau van Emmeloord. Verdachte verklaarde dat hij tot gisteren een relatie had met [moeder slachtoffers] en bij haar woonde op het adres […] te Emmeloord. Verdachte verklaarde voorts dat hij de twee minderjarige kinderen van [moeder slachtoffers] en [vader slachtoffers], te weten [slachtoffer 1] (geboren op [datum] ) en [slachtoffer 2] (geboren op [datum] ), in de afgelopen twee jaren meermalen had betast. Op 24 december 2011 vertelden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hun moeder, te weten [moeder slachtoffers], wat verdachte bij hen had gedaan. Hierna ging [moeder slachtoffers] naar de verdachte en verbrak hun relatie. [moeder slachtoffers] vroeg verdachte zichzelf te melden bij de politie.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op de verklaring van [moeder slachtoffers] en de bekennende verklaring van verdachte. De officier van justitie heeft daarbij overwogen dat het betasten van de clitoris aangemerkt kan worden als het zich begeven tussen de schaamlippen. Op grond van vaste jurisprudentie kan het zich begeven tussen de schaamlippen beschouwd worden als het seksueel binnendringen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en onder 2 subsidiair ten laste gelegde, alsmede van de strafverzwarende omstandigheid als bedoeld in artikel 248, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De handelingen van verdachte kunnen niet worden aangemerkt als seksueel binnendringen, aangezien er enkel uitwendige handelingen hebben plaatsgevonden.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het verzorgen of opvoeden van het kind als behorend tot zijn gezin aangevoerd dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] om het weekend bij [moeder slachtoffers] verbleven en derhalve bij verdachte. Verdachte heeft nimmer de slachtoffers verzorgd dan wel opgevoed. Er bestond geen afhankelijkheidsverhouding tussen verdachte en de slachtoffers.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
[moeder slachtoffers] verklaart tijdens het eerste informatieve gesprek dat zij met [vader slachtoffers] twee dochters heeft, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. [moeder slachtoffers] woont met verdachte samen te Emmeloord en sinds twee jaar op het adres […]. Op 24 december 2011 vertelt [slachtoffer 1], op vragen van [moeder slachtoffers], dat verdachte wel eens aan haar kruis zat en dat dit een aantal keren was gebeurd. [slachtoffer 1] vertelt tevens dat verdachte ook aan [slachtoffer 2] had gezeten, hetgeen daarna door [slachtoffer 2] is bevestigd.
Diezelfde dag doet [moeder slachtoffers] aangifte namens haar dochters en herhaalt haar eerder afgelegde verklaring. [slachtoffer 1] vertelde haar dat verdachte in haar kruis had gezeten. Verdachte zou haar hebben verklaard dat hij met zijn vingers op het kruis van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] had gezeten, een soort vingeren.
[getuige 1], de echtgenote van [vader slachtoffers], heeft verklaard dat [slachtoffer 2] haar vertelde dat verdachte haar had betast. [slachtoffer 1] vertelde haar dat verdachte met zijn vingers aan haar kruis zat.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte met zijn vingers in haar kruis zat.
Verdachte heeft verklaard dat hij meermalen zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] met zijn hand boven en onder de kleding heeft betast, in hun billen heeft geknepen en hun clitoris heeft betast. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij over de clitoris heeft gewreven.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 januari 2010 tot en met 24 december 2011 te Emmeloord zich schuldig heeft gemaakt aan het aanraken, betasten en strelen van de schaamlippen en schaamstreek van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het knijpen in hun billen.
Seksueel binnendringen betreft ieder binnendringen van het lichaam met een seksuele strekking. De grote en kleine schaamlippen vormen een natuurlijke lichaamsopening die kan worden binnengedrongen. Voor het aanraken van de clitoris zal de natuurlijke lichaamsopening van de grote en kleine schaamlippen worden binnengedrongen. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de handelingen van verdachte zoals hiervoor omschreven gekwalificeerd kunnen worden als mede bestaand hebbende uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Verdachte heeft ontkend dat hij met zijn vingers in de vagina van [slachtoffer 2] is gegaan. Verdachte heeft tevens ontkend dat hij [slachtoffer 2] in haar schaamstreek heeft gelikt. Reeds op grond van het gegeven dat het belastend bewijsmateriaal omtrent deze handelingen louter bestaat uit de verklaringen van [slachtoffer 2] en (behoudens de auditu verklaringen uit diezelfde bron) verder geen steun vindt in de overige inhoud van het procesdossier moet worden geoordeeld dat onvoldoende wettig bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring. De rechtbank zal verdachte van deze handelingen vrijspreken.
De rechtbank spreekt verdachte eveneens vrij van de onder 2 ten laste gelegde plaatsbepaling van Drachten, aangezien de rechtbank onduidelijk is gebleven waar de auto zich gedurende de autorit van Emmeloord naar Drachten bevond toen de gestelde handelingen mede hebben plaatsgevonden.
Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank sprake van een situatie als bedoeld in artikel 248, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. De ouders van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren gescheiden en hun dochters woonden bij hun vader, die het ouderlijk gezag heeft, maar verbleven om het andere weekend bij hun moeder en verdachte. De betekenis van de woorden ‘een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin’ in artikel 248, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht sluit aan op die van dezelfde woorden in artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht . Gelet op de parlementaire geschiedenis van de desbetreffende wijziging van laatstgenoemd wetsartikel is de rechtbank van oordeel dat verdachte, als levenspartner van de moeder die niet het gezag over de kinderen uitoefende, de kinderen verzorgde als behorend tot zijn gezin, nu de kinderen bij hem en de moeder verbleven en zij daarmee ook aan zijn zorg toevertrouwd waren.
De rechtbank acht aldus het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1 (primair).
hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 24 december 2011 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, met een kind dat hij verzorgde als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [datum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte die [slachtoffer 1] aangeraakt en betast en gestreeld tussen haar schaamlippen en (elders) in haar schaamstreek en hebbende verdachte in de billen van die [slachtoffer 1] geknepen;
2 (primair).
hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 24 december 2011 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, met een kind dat hij verzorgde als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [datum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte die [slachtoffer 2] tussen haar schaamlippen en (elders) in haar schaamstreek aangeraakt en betast en gestreeld en hebbende verdachte in de billen van die [slachtoffer 2] geknepen.
Van het onder 1 primair en 2 primair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 1 primair en feit 2 primair (telkens):
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd.
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en het volgen van een behandeling bij De Waag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Verdachte is gemotiveerd behandeling te ondergaan. Hij heeft zich zelf gemeld voor hulpverlening bij De Waag. Een onvoorwaardelijke detentie is contraproductief, aangezien verdachte zijn baan zal verliezen, in een sociaal isolement zal geraken en geen behandeling kan ondergaan. Ten slotte heeft de raadsvrouw bepleit rekening te houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van twee jaar schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van de nog geen twaalf jaar oude meisjes [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Dergelijk misbruik kan langdurige gevolgen hebben voor de slachtoffers, omdat er sprake is van grove schending van de integriteit van het lichaam en geest van de slachtoffers. Daarbij heeft het misbruik plaatsgevonden binnen de gezinssfeer en in de woning van de slachtoffers, een omgeving waar zij zich bij uitstek veilig behoorden te voelen. Bovendien is er kans op een scheefgroei in de psycho-seksuele ontwikkeling van de slachtoffers. Door het handelen van verdachte kan het vertrouwen in de medemens bij de slachtoffers ernstig verstoord raken. De ervaring leert dat dit vaak het gevolg is van feiten als door verdachte begaan. Gebleken is dat beide slachtoffers reeds therapie ondergaan hebben bij een instelling voor geestelijke gezondheidszorg.
Als strafverzwarende factoren weegt de rechtbank het volgende mee. Zoals hiervoor reeds is overwogen is er sprake van een situatie als bedoeld in artikel 248, twee lid, van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een verhoging van de gevangenisstraf met een derde. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de leeftijd van de slachtoffers en de lange periode waarin het bewezen verklaarde meermalen heeft plaatsgevonden. Ten slotte acht de rechtbank het verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 8 januari 2013, waaruit blijkt dat verdachte eerder, te weten veertien jaar geleden, is veroordeeld vanwege zedendelicten, eveneens strafverzwarend.
De rechtbank heeft bij de oplegging van een straf tevens rekening gehouden met een psychologisch rapport, te weten een Pro Justitia Rapport d.d. 14 januari 2013 uitgebracht door Drs. M. van Heteren, GZ-psycholoog.
De psycholoog Van Heteren heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van twee ziekelijke stoornissen en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Verdachte lijdt aan een dissociatieve stoornis NAO. Daarnaast is er sprake van een seksuele schreefgroei op basis waarvan verdachte een parafilie, namelijk pedofilie, niet exclusieve type, zowel jongens en meisjes, ontwikkelde. Verdachte leidt sinds zijn vroege jeugd een dubbelleven waardoor hij sociaal-emotioneel op zichzelf is teruggeworpen en zich een persoonlijkheidsstoornis NAO met zowel borderline als narcistische en afhankelijke kenmerken heeft ontwikkeld. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was hiervan sprake.
Verdachte heeft veel talrijkere seksuele ervaring met kinderen dan met volwassen partners. De (seksuele) identiteitsontwikkeling verliep samenhangende met de persoonlijkheidsstoornis en de zich ontwikkelende pedofilie niet heel gemakkelijk. Verdachte lijkt zich de laatste jaren op vrouwen gericht te hebben bij wie hij zich zowel seksueel of qua intimiteit tekort gedaan voelde. De slachtoffers waren beschikbaar en vanuit zijn pedofilie kon hij gemakkelijk(er) contact met hen aangaan dan met zijn vriendin.
De psycholoog heeft geconcludeerd de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusie van de psycholoog over en maakt dit oordeel van de deskundige tot het hare. De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog in zoverre over dat zij verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar acht. De rechtbank acht verdachte in zoverre strafbaar.
In voornoemd rapport heeft de psycholoog Van Heteren voorts geconcludeerd dat er een verhoogde recidivekans is. Bij verdachte moet ernstig rekening gehouden worden met een dubbelleven, waardoor zorginterventies kunnen mislukken. De psycholoog heeft geadviseerd een behandeling op te leggen die zich niet alleen richt op terugvalpreventie, maar ook op afgeweerde gevoelens en verborgen herinneringen en de daarmee samenhangende dissociatie. Concluderend heeft de psycholoog geadviseerd onder mee een voorwaardelijke straf op te leggen met een lange proeftijd gelet op het hoge recidiverisico, met reclasseringstoezicht ook als dit inhoudt een behandeling bij De Waag.
Uit het reclasseringsadvies d.d. 24 januari 2013, opgesteld door A. Kers- de Haan, reclasseringswerker van de Reclassering Nederland (te Lelystad) blijkt dat de reclassering het recidiverisico hoog gemiddeld acht. De reclassering heeft geadviseerd een (gedeeltelijk) (fors) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en een behandelverplichting bij De Waag of een soortgelijke ambulante instelling.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. De rechtbank tracht met het voorwaardelijke gedeelte van de straf verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen en maakt daarmee tevens het opleggen van bijzondere voorwaarden mogelijk, zoals geadviseerd door de reclassering.
Voor aanvang van de terechtzitting hebben respectievelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] – beiden daartoe vertegenwoordigd door [vader slachtoffers] – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte respectievelijk onder 1 en onder 2 ten laste gelegde. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van respectievelijk € 5.000,00 en
€ 5.258,94.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de toewijzing aan de benadeelde partijen gevorderd van een hun gehele vorderingen met toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de benadeelde partijen in hun vorderingen af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien deze wat betreft de immateriële schade onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit een lager bedrag aan immateriële schade vast te stellen overeenkomstig bestendige jurisprudentie. Ten aanzien van het materiële kosten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1 primair bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 5.258,94, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil. De immateriële schade is door de rechtbank begroot op € 5.000,00 op basis van vergelijkingen met de ANWB Smartengeldgids. Daarbij heeft de rechtbank de zeer jeugdige leeftijd van het slachtoffer meegewogen, de lange duur van het seksueel misbruik en de verzorgende verhouding tussen verdachte en het slachtoffer. Het geldbedrag aan materiële schade is niet weersproken en zal derhalve worden toegewezen.
[slachtoffer 2].
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1 primair bewezen verklaarde feit. De immateriële schade is door de rechtbank begroot op € 5.000,00 op basis van vergelijkingen met de ANWB Smartengeldgids. Daarbij heeft de rechtbank de zeer jeugdige leeftijd van het slachtoffer meegewogen, de lange duur van het seksueel misbruik en de verzorgende verhouding tussen verdachte en het slachtoffer.
De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 5.000,00, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vorderingen van de benadeelde partijen, die in die vordering ontvankelijk zijn, zijn in dier voege toewijsbaar.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partijen zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsommen ten behoeve van de benadeelde partijen.
10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 244 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte gedurende de proeftijd van 3 jaar de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
* zich zal melden bij Reclassering Nederland, unit Lelystad, zolang en zo frequent de Reclassering Nederland dit noodzakelijk acht;
* zich zal laten behandelen voor zijn stoornis bij De Waag of soortgelijke ambulante instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens die instelling zullen worden gegeven, ook als dit betekent dat verdachte bijvoorbeeld EMDR-therapie moet volgen;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
[slachtoffer 1]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te Drachten, van een bedrag van € 5.258,94 (zegge: vijfduizend tweehonderd en achtenvijftig euro en vierennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 1 januari 2010, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 5.258,94 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 61 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
[slachtoffer 2]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te Drachten, van een bedrag van € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 1 januari 2010, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 5.000,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mr. H. Vegter en mr. M. Iedema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 februari 2013.