ECLI:NL:RBONE:2013:BZ1980
Rechtbank Oost-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens dringende reden na langdurige verduistering van goederen
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Nederland op 8 februari 2013 uitspraak gedaan over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer bij UMC. De werknemer, die 26 jaar in dienst was, werd beschuldigd van het stelselmatig wegnemen van blikjes cola uit het magazijn van zijn werkgever. Dit gebeurde gedurende een periode van enkele maanden, waarbij de werknemer regelmatig op vrijdagmiddag 3 à 4 blikjes cola zonder toestemming nam en deze met collega's nuttigde. Ondanks dat de waarde van de blikjes relatief gering was, oordeelde de rechtbank dat de ernst van de gedragingen niet te onderschatten was. De werknemer was zich bewust van het feit dat zijn handelen verboden was en ontkende aanvankelijk de beschuldigingen, totdat hij geconfronteerd werd met camerabeelden die zijn diefstal bevestigden.
De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de werknemer, in onderling verband bezien, een dringende reden opleverden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:677 lid 1 BW. De werknemer had niet alleen de goederen verduisterd, maar ook het vertrouwen van zijn werkgever geschaad door te ontkennen en te liegen over zijn gedrag. De persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn lange dienstverband en financiële situatie, werden door de rechtbank niet als voldoende zwaarwegend beschouwd om de ontbinding te weerleggen. De rechtbank concludeerde dat UMC niet kon worden gevergd om de arbeidsovereenkomst voort te zetten, gezien de ernst van de gedragingen van de werknemer. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden zonder recht op een vergoeding, en de werknemer werd veroordeeld in de proceskosten.