ECLI:NL:RBONE:2013:BZ0523
Rechtbank Oost-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.G. Vermeulen
- M.M. Lorist
- P.L. Alers
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in mensenhandelzaak
In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Oost-Nederland op 4 februari 2013 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot terugbetaling van wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1976 in Turkije en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was eerder veroordeeld voor mensenhandel. De officier van justitie baseerde haar vordering op de periode van 21 februari 2003 tot 7 februari 2007, waarin het slachtoffer, [slachtoffer], voor de veroordeelde heeft gewerkt. Tijdens een zedencontrole op 21 februari 2003 werd het slachtoffer aangetroffen op het adres Oudezijds Achterburgwal te Amsterdam.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer gedurende 1236 dagen voor de veroordeelde heeft gewerkt, waarbij het slachtoffer dagelijks € 800,00 aan de veroordeelde diende af te dragen. Dit resulteert in een totaalbedrag van € 988.800,00 aan afgedragen verdiensten. Na aftrek van gemaakte kosten van € 124.560,00, heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 864.240,00. De rechtbank legt de veroordeelde de verplichting op om dit bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De beslissing is genomen op tegenspraak van de rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in de rechtbank Oost-Nederland, en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de wettelijke voorschriften, met name artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, toegepast. De zaak is behandeld op verschillende openbare terechtzittingen, waarbij de veroordeelde niet is verschenen, en de officier van justitie haar vordering heeft gehandhaafd.