Uitspraak
tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 20 februari 2025 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente Bladel, de heffingsambtenaar
Inleiding
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad [1] volgt dat indien na een mondelinge behandeling een rechter wordt vervangen, de rechtbank dat voorafgaand aan een volgende mondelinge behandeling moet mededelen onder opgave van de reden van de vervanging. Elk van de bij de mondelinge behandeling verschenen partijen mag vervolgens verzoeken om een nadere mondelinge behandeling ten overstaan van de rechter(s) door wie de uitspraak zal worden gewezen. De rechtbank heeft verzuimd daaraan te voldoen. De rechtbank heeft, na heropening van het onderzoek, met de brief van 20 december 2024 partijen alsnog medegedeeld wat de reden is geweest van de vervanging van één van de rechters en partijen in de gelegenheid gesteld om een nieuwe mondelinge behandeling te verzoeken. Daarmee heeft de rechtbank het verzuim hersteld.
Feiten
Overwegingen
7.[…]
Het mailbericht van 24 augustus 2018 is een zelfstandig stuk waarin volgens de rechtbank duidelijk genoeg wordt aangegeven dat het de bedoeling is om de aanvraag te wijzigen en om alleen een omgevingsvergunning 1e fase te vragen voor het rode gebouw (gebouw 3 met een oppervlakte van 53 m2). Verweerder moet wel worden toegegeven dat de zienswijze van eiser op het ontwerpbesluit wat verwarrend is. Eiser lijkt hier, in afwijking van het mailbericht, toch weer omgevingsvergunning aan te vragen voor meer vierkante meters. De rechtbank beschouwt deze opmerking in de zienswijze echter niet als een wijziging van de aanvraag omdat de zienswijze geen zelfstandig stuk is. 8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onder deze omstandigheden aan eiser om verduidelijking had moeten vragen aan eiser.’De rechtbank heeft het in die procedure bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen. In de laatstgenoemde uitspraak heeft de rechtbank in rechtsoverweging 4 het volgende overwogen: ‘[…]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende duidelijk op welke wijze eiser zijn aanvraag op 25 september 2019 wenste aan te vullen. Voordat een inhoudelijke behandeling van de aanvraag plaats kan vinden, zal verweerder zich echter eerst moeten uitlaten over de vraag of de aldus gewijzigde aanvraag kan worden aangemerkt als een aangevulde aanvraag, of dat sprake is van een geheel nieuwe aanvraag, omdat de aanvraag van 3 mei 2018 alleen nog maar zag op gebouw 3, maar de wijziging van de aanvraag van 25 september 2019 ook op gebouw 4. Weliswaar heeft verweerder zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de brief van 25 september 2019 een verzoek om vooroverleg voor een nieuwe concrete aanvraag is, maar die opvatting was ingegeven door de, naar het oordeel van de rechtbank onjuiste, visie dat de brief van 25 september 2019 drie opties bevatte, waarvan niet duidelijk was wat eiser beoogde. Niet kan dit standpunt daarom worden geacht de nog te maken beoordeling van de aanvraag te bevatten. Eerst nadat verweerder heeft beoordeeld of de wijziging van de aanvraag van 3 mei 2018 in de lopende procedure kan worden meegenomen, zal hij eventueel toekomen aan een inhoudelijke beoordeling ervan. Niet is echter uitgesloten dat verweerder niet aan een dergelijke beoordeling toekomt. […]’Ook in deze procedure heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd.