Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2019 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Het college van burgemeester en wethouders van Bladel, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
- Bij besluit van 30 juni 2016 heeft verweerder onder oplegging van dertien dwangsommen verzoeker gelast om binnen zes weken na de dag van deze aanschrijving de bouwwerken 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9a, 9b, 9c en 10 te verwijderen en verwijderd te houden. Tevens is verzoeker gelast het gebruik van het perceel als hondenfokkerij ten behoeve van de bedrijfsmatige verkoop van honden en het bedrijfsmatig houden van honden en paarden te beëindigen en beëindigd te houden. Bij besluit van 18 juli 2017 heeft verweerder het hiertegen ingediende bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 26 juni 2018 (SHE 17/2421) heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd voor zover het betrekking heeft op de last tot het beëindigen en beëindigd houden van het bedrijfsmatig houden van paarden op het perceel en verweerder opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen. Tegen de uitspraak van de rechtbank heeft verzoeker hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) ingesteld. De Afdeling heeft nog geen uitspraak gedaan.
- Verweerder heeft enkele invorderingsbesluiten genomen naar aanleiding van het besluit van 30 juni 2016. De Afdeling zal ook een uitspraak doen op de beroepen ingevolge artikel 5:39 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met betrekking tot deze invorderingsbesluiten.
- Op 22 juli 2017 heeft verweerder een beleidsregel vastgesteld, de 'regeling vergroten bijgebouwen in het buitengebied' (verder: Regeling).
- Op 3 mei 2018 heeft eiser een aanvraag voor een omgevingsvergunning 1e fase ingediend. De eerste fase heeft betrekking op de activiteit 'gebruik in strijd met het bestemmingsplan' als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
- Eiser is enkele malen in de gelegenheid gesteld ontbrekende gegevens in te dienen. Er heeft op 4 juli 2018 een overleg plaatsgevonden met de adviseur van eiser, eiser en enkele medewerkers van verweerder. Hiervan zijn twee verschillende verslagen opgemaakt door eiser en verweerder. Op 17 juli 2018 heeft de adviseur van eiser nog enkele onderbouwingen ingediend. Op 24 augustus 2018 heeft de adviseur van eiser een mail gestuurd aan een medewerker van verweerder met een aangepaste tekening met de volgende tekst: "Bijgaand tref je een aanvulling aan op de aanvraag omgevingsvergunning 1e fase. Hierin staat op de situatietekening nadrukkelijk aangegeven voor welk bouwwerk vergunning wordt aangevraagd (rood vlak). Tevens is in een geel en een groen vlak aangemerkt op de situatietekening welke delen als vergunningvrij doorgaan t.b.v de vergunningaanvraag. In de onderbouwing is abusievelijk de volgende tekst opgenomen:
- Verweerder heeft een ontwerpbesluit ter inzage gelegd met ingang van 4 december 2018. Eiser heeft zienswijzen ingediend naar aanleiding van het ontwerpbesluit. In deze zienswijzen is onder andere aangegeven dat wordt gevraagd om 351 m² te legaliseren en dat deze oppervlakte ruim binnen de Regeling valt.
- Op 21 maart 2019 heeft de gemeenteraad van Bladel het bestemmingsplan "Buitengebied Bladel 2014, tweede herziening 2018" vastgesteld. Dit vastgestelde bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen vanaf 9 mei 2019.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat afdeling 3.4 van de Awb bij de voorbereiding van dit nieuwe besluit buiten toepassing blijft;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eiser te vergoeden;
mr. H.J. van der Meiden, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 3 juli 2019.