ECLI:NL:RBOBR:2025:782

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
01/117119-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en ontucht met minderjarigen door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 17 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige zedendelicten. De verdachte is veroordeeld voor het verkrachten van zijn (achter)nichtje, dat net 18 jaar oud was, en voor het plegen van ontucht met zijn minderjarige dochter in de periode dat zij tussen de 10 en 13 jaar oud was. Daarnaast heeft de verdachte ontuchtige handelingen gepleegd met meerdere jonge meisjes via chat- en internetgesprekken en is hij schuldig bevonden aan het bezit en vervaardigen van kinderporno. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte van deze misdrijven een gewoonte heeft gemaakt.

De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 9 jaren opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking zoals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. Tevens is de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers en zijn de in beslag genomen gegevensdragers onttrokken aan het verkeer. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 25 juli 2023 en de rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar en geloofwaardig beoordeeld, ondanks de verdediging die de betrouwbaarheid van deze verklaringen in twijfel trok. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.117119.23
Datum uitspraak: 17 februari 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1977] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Lelystad.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 november 2023, 19 februari 2024, 13 mei 2024, 2 augustus 2024, 28 oktober 2024, 20 januari 2025 en 3 februari 2025.
Op 31 augustus 2023 heeft de eerste zitting in een andere samenstelling plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 25 juli 2023.
De tenlastelegging is op de terechtzitting van 13 mei 2024 gewijzigd.
De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I bij dit vonnis gevoegd.
In de tenlastelegging en in dit vonnis zijn de jonge meisjes (feiten 3 en 4) in verband met het waarborgen van hun privacy bij de voornaam en geboortejaar aangeduid.
Verdachte wordt – verkort en zakelijk weergegeven – verdacht van:
1. het in of omstreeks de periode van 28 december 2014 tot en met 9 januari 2017 (meermalen) verkrachten van [slachtoffer 1] , waarbij verdachte (onder meer) misbruik heeft gemaakt van haar kwetsbare positie en/of het fysiek overwicht en/of het psychisch en/of feitelijk overwicht en/of de familiaire band en/of het afstaan van haar financiële middelen en/of die [slachtoffer 1] heeft mishandeld, waardoor [slachtoffer 1] onvoldoende in staat is geweest weerstand te bieden aan verdachte en/of aldus een bedreigende situatie voor haar is ontstaan.
2. primair onder A:
het in of omstreeks de periode van 4 november 2015 tot en met 3 november 2018 met zijn kind, [slachtoffer 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, verrichten van seksuele handelingen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen.
primair onder B:
het in of omstreeks de periode van 4 november 2018 tot en met 20 april 2020 met zijn kind, [slachtoffer 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, verrichten van seksuele handelingen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen.
Subsidiair is het plegen van ontucht met zijn minderjarig kind in of omstreeks de periode van 4 november 2015 tot en met 20 april 2020 ten laste gelegd.
3. het in of omstreeks de periode van 22 mei 2022 tot en met 17 juli 2022 door middel van chat-/internetgesprekken (telkens) plegen van ontuchtige handelingen met de in de tenlastelegging bij voornaam genoemde twee meisjes, die de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, door hen opzettelijk te bewegen tot het plegen van deze ontuchtige handelingen, door hen instructies te geven, welke ontuchtige handelingen geheel of gedeeltelijk voor verdachte zichtbaar waren, waarvan op zijn verzoek foto’s en/of video’s zijn gemaakt en toegezonden, en/of waarvan door verdachte afbeeldingen en/of video’s zijn gemaakt.
4. het in of omstreeks de periode van 1 mei 2022 tot en met 22 mei 2023 door middel van chat-/internetgesprekken (telkens) plegen van ontuchtige handelingen met de in de tenlastelegging bij voornaam genoemde negen meisjes die de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, door hen opzettelijk te bewegen tot het plegen van deze ontuchtige handelingen, door hen instructies te geven, welke ontuchtige handelingen geheel of gedeeltelijk voor verdachte zichtbaar waren waarvan op zijn verzoek foto’s en/of video’s zijn gemaakt en toegezonden, en/of waarvan door verdachte afbeeldingen en/of video’s zijn gemaakt.
5. het in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 22 mei 2023 vervaardigen en/of in bezit hebben van kinderporno met betrekking tot de in de tenlastelegging bij voornaam genoemde veertien minderjarige meisjes en een of meer tot op heden onbekend gebleven minderjarigen, terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
6. het in of omstreeks de periode van 7 mei 2021 tot en met 22 mei 2023 verwerven en/of verspreiden en/of in bezit hebben en/of zich toegang daartoe verschaffen door middel van een geautomatiseerd werk en/of communicatiedienst, van kinderporno, terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
In mei 2017 heeft [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) contact opgenomen met de politie in verband met seksueel misbruik gepleegd door verdachte. Ze heeft daar op dat moment geen aangifte van gedaan. Op 3 april 2023 heeft zij aangifte gedaan van verkrachting door verdachte.
Diezelfde dag, op 3 april 2023, vindt er een informatief gesprek plaats met de dochter van verdachte, [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ). Zij heeft toen verklaard over seksuele handelingen die haar vader, verdachte, met haar en bij haar zou hebben verricht. Later in april 2023 heeft zij aangifte gedaan tegen haar vader.
Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] vertelden de politie dat verdachte via internet contact had met minderjarigen.
Een gespecialiseerd onderzoeksteam van de politie kwam er vervolgens achter dat er diverse meldingen van kinderporno waren gedaan die wezen in de richting van verdachte.
Op 22 mei 2023 is verdachte aangehouden en is zijn woning doorzocht. Daarbij zijn gegevensdragers in beslag genomen, waarop kinderpornografische afbeeldingen zijn aangetroffen. Op een aangetroffen USB-stick stonden 43 mappen met meisjesnamen.
ln deze mappen zaten foto’s en video’s van snapchatcontacten met jonge meisjes, waarbij de meisjes opdrachten en verzoeken tot het verrichten van allerlei seksuele handelingen uitvoerden.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de feiten 1, 2 primair onder A en B, 3, 4, 5 en 6 wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie aangevoerd dat er sprake is van verkrachting, niet alleen de laatste keer, maar de gehele periode voorafgaand daaraan en in het bijzonder de allereerste keer in de kerstvakantie van 2014.
De officier van justitie acht onvoldoende bewijs aanwezig voor het door het slachtoffer beschreven fysieke geweld. Wel acht de officier van justitie bewezen dat er, gelet op alle omstandigheden, sprake was van een zodanige afhankelijkheidsrelatie dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen van verdachte heeft kunnen verzetten. Ze werd als jong 18-jarig meisje, in een extreem moeilijke periode van haar leven, waarin ze er voor haar gevoel helemaal alleen voor stond, compleet overrompeld door de ongepaste seksuele avances van verdachte, de enige persoon waarvan ze hoopte dat die wèl voor haar zou gaan zorgen. Verdachte is degene die haar in deze situatie heeft gebracht en die met zijn handelen op zijn minst genomen bewust de aanmerkelijke kans voor lief heeft genomen dat [slachtoffer 1] tegen haar wil seksuele handelingen onderging.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat de aangifte van de dochter van verdachte wordt ondersteund door de door [slachtoffer 1] overhandigde foto’s en door de waarneming van [slachtoffer 1] dat verdachte en het slachtoffer ’lepeltje lepeltje’ in hetzelfde bed sliepen, waarbij verdachte naakt was en hij het slachtoffer opriep om ook haar pyjama uit te trekken. In 2017 maakte [slachtoffer 1] hierover al een zorgmelding bij Veilig Thuis. Tot slot vormt ook de grote hoeveelheid aangetroffen kinderporno steunbewijs voor het ten laste gelegde feit. Dit is een objectieve vaststelling van de zedenpolitie dat verdachte op grote schaal bezig is geweest met kinderporno en seksueel geïnteresseerd is in leeftijdgenoten van zijn dochter.
Ten aanzien van de feiten 3 tot en met 6 heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte heeft bekend deze feiten te hebben gepleegd. Er is ten aanzien van de feiten 3 en 4 met alle meisje aantoonbaar sprake geweest van de voor bewezenverklaring vereiste interactie.
Ten aanzien van [slachtoffer 5] is niet vastgesteld dat er concrete verzoeken worden gedaan, maar het ligt in de rede dat het met haar niet anders is gegaan dan met alle andere meisjes in het dossier.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft de raadsman aangevoerd dat het wettig bewijs ontbreekt en dat de rechtbank ook niet de overtuiging kan bekomen dat verdachte de feiten heeft gepleegd. Er is alle reden om kritisch naar het bewijs te kijken, zeker omdat er duidelijk sprake is van overleg tussen beide aangeefsters en andere familieleden, waarbij zelfs samen lijstjes zijn gemaakt over wat er is gebeurd voordat men naar de politie is gegaan.
Inhoudelijk bestaan er ook vele redenen om te twijfelen aan de juistheid en bruikbaarheid van de aangifte van [slachtoffer 1] . In april 2023 wordt er aangifte gedaan van een feit gepleegd in 2016. De beschuldiging is zeer vaag. Pas achteraf vindt zij dat sprake is van verkrachting. In 2017 sprak zij nog over een eenmalig incident. Zes jaar later geeft ze aan dat het twee keer is gebeurd. Het betreft een volwassen vrouw, die bij verdachte in bed kruipt. Zij geeft bij herhaling aan dat zij tijdens het seksueel contact niets heeft gezegd en niets heeft gedaan. In de jaren dat zij seksueel contact had met verdachte vond ze het geen verkrachting, maar vrijwillig seksueel contact. Pas jaren later is zij er anders over gaan denken, aangepraat door de hulpinstellingen. Nergens blijkt op overtuigende wijze uit, dat het voor verdachte kenbaar was dat sprake is geweest van een seksueel contact tegen de wil van [slachtoffer 1]
.Er is geen ondersteuning te vinden in andere bewijsmiddelen en/of uit andere bron. Het leerstuk van schakelbewijs gaat in deze zaak niet op.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman nog aangevoerd dat niet is voldaan aan het bewijsminimum. Aangeefster heeft een en ander tegen haar moeder verteld, ongeveer een half jaar voordat de politie is bezocht. De aangifte van [slachtoffer 2] valt samen met de ophef rondom grensoverschrijdend gedrag bij het televisieprogramma [programma] en/of door [persoon] . De raadsman vindt dit een opvallend gegeven. Er is in die periode sprake van een toename van meldingen. Het percentage valse aangiften en meldingen zal in deze categorie hoger zijn dan de uit onderzoek gebleken 50%, die er normaliter is. Er is dan ook alle reden om kritisch te zijn in de beoordeling van de beschuldigingen. Nu er sprake is geweest van afstemming, is het niet gek dat sprake is van overeenkomsten tussen de verklaringen. Niet duidelijk is of hetgeen [slachtoffer 2] heeft verklaard uit haar eigen herinnering komt of is onthouden van het lijstje dat (mede) door een ander is gemaakt. Er is geen ondersteuning te vinden voor de aangifte uit andere bron.
Verdachte moet volgens de verdediging voor de feiten 1 en 2 worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten 3, 4, 5 en 6 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, nu verdachte deze feiten heeft bekend.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bewijsbijlage die van dit vonnis deel uitmaakt. De inhoud van die bijlage moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
Voor wat betreft de feiten 3, 4, 5 en 6 volstaat de rechtbank in de bewijsbijlage met een opgave van bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte deze feiten ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door de verdediging geen vrijspraak is bepleit.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

Ten aanzien van de feiten 1 en 2:

Juridisch kader.
Voor het bewijs in strafzaken geldt de regel dat dit niet enkel gebaseerd mag worden op één getuigenverklaring (de bewijsminimumregel). Zedenzaken kenmerken zich echter in het algemeen door het feit dat zij zich voordoen in een situatie waarbij slechts twee personen zijn betrokken: de verdachte en het veronderstelde slachtoffer. Wanneer de verdachte de seksuele handelingen ontkent en/of de dwang ontkent, leidt dat er in veel gevallen toe dat alleen het veronderstelde slachtoffer kan verklaren over de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden of de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden.
Daarnaast geldt dat in zedenzaken een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer reeds voldoende wettig bewijs van het tenlastegelegde kan opleveren. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van het veronderstelde slachtoffer op onderdelen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Verklaringen van getuigen die niet meer inhouden dan wat zij van het veronderstelde slachtoffer over het tenlastegelegde hebben gehoord (een zogenaamde de auditu verklaring) zijn in beginsel niet toereikend om als steunbewijs te dienen. Dergelijke verklaringen zijn immers afkomstig uit één en dezelfde bron: het veronderstelde slachtoffer.
De vraag die de rechtbank dan ook moet beantwoorden is of de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] en aangeefster [slachtoffer 2] voldoende steun vinden in de overige bewijsmiddelen. Voordat de rechtbank aan die beoordeling toekomt, moet de rechtbank allereerst de vraag beantwoorden of de verklaringen van aangeefsters betrouwbaar zijn en daarmee bruikbaar voor het bewijs.

Ten aanzien van feit 1:

De betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ).
Op 17 mei 2017 heeft een informatief zedengesprek plaatsgevonden met [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft toen een uitgebreide verklaring afgelegd, maar geen aangifte gedaan. Naar aanleiding van de gebeurtenissen met [slachtoffer 2] heeft [slachtoffer 1] besloten toch aangifte te doen.
[slachtoffer 1] heeft in haar eerste verklaring tijdens het informatief zedengesprek met betrekking tot wat is gebeurd in de kerstvakantie 2014 onder meer het volgende verklaard:

Ik kom vertellen dat ik verkracht ben. Ik heb dat lange tijd niet zo gezien.
Sinds ik uit de situatie weg ben, en ik teruggekeken heb, vind ik het verkrachting.-Met de kerst van 2014, ben ik een week bij hem gaan logeren.
- De eerste keer seks was op 28 december 2014.-Hij zat aan me in bed en ik zei dat ik niet wist of ik dat wel wilde.-Hij heeft mij toen omgepraat, dat lukte hem omdat hij wist hoe mijn gedachtegang was.-Ik ben toen zwanger geraakt en heb abortus laten plegen.(…)
-Ik heb niet tegengestribbeld, maar ik zei wel dat ik niet wist of het wel wilde.’
In haar aangifte van 3 april 2023 heeft [slachtoffer 1] met betrekking tot het gebeuren in de kerstvakantie 2014/2015 onder meer verklaard pas achteraf te hebben beseft dat hetgeen haar was overkomen verkrachting was. De eerste keer was in de kerstvakantie 2014 toen verdachte haar met een smoes in zijn bed wist te lokken, zij ’s nachts wakker werd van de seksuele avances die hij maakte, uiteindelijk erin resulterend dat verdachte met zijn penis haar vagina penetreerde. Zij wilde dit alles niet en raakte al bij de eerste aanrakingen door verdachte in paniek. Ze was in haar hoofd aan het schreeuwen en huilen. Het deed pijn en na afloop moest ze bijna kotsen. Verdachte kwam in haar klaar, zonder condoom. Zij is als gevolg hiervan zwanger geraakt en heeft op 8 maart 2015 een abortus ondergaan.
Tijdens het informatieve zedengesprek en de aangifte heeft [slachtoffer 1] verder (onder meer) verklaard dat zij in november 2016 tegenover verdachte duidelijk heeft aangegeven dat zij geen seks meer wilde met verdachte omdat zij een vriend had. In de periode daarna wilde verdachte vervolgens toch seks met haar. [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij dit niet wilde. Desondanks is verdachte toen met zijn penis in haar vagina gegaan.
[slachtoffer 1] heeft tijdens het informatief gesprek en de aangifte in grote lijnen consistent en gedetailleerd verklaard over de gebeurtenissen.
Dat [slachtoffer 1] tijdens het informatieve gesprek de eerste keer seks met verdachte in de kerstvakantie 2014/2015 op dat moment niet als een verkrachting zag, maar in loop van de tijd deze gebeurtenis anders is gaan interpreteren en het inmiddels wel als een verkrachting ziet, maakt op zichzelf niet dat haar aangifte onbetrouwbaar is.
Haar verklaringen, zowel tijdens het informatief zedengesprek als de aangifte, bevatten verder geen tegenstrijdigheden of onduidelijkheid die de betrouwbaarheid daarvan aantasten en de verklaringen komen authentiek over.
Het feit dat [slachtoffer 1] vóór de aangifte met [slachtoffer 2] en/of haar familie over de gebeurtenissen heeft gesproken, maakt dat de aangifte kritisch moet worden bekeken, maar maakt niet dat de aangifte daarmee zonder meer onbetrouwbaar is. In dat kader merkt de rechtbank nog op dat de verklaring van [slachtoffer 1] tijdens het informatief zedengesprek is afgelegd voordat zij met [slachtoffer 2] en/of haar familie over de gebeurtenissen heeft gesproken.
[slachtoffer 1] heeft vervolgens op 27 mei 2017 tegenover Veilig Thuis verklaard over gedwongen seksuele contacten tussen haar en verdachte. Ook deze verklaring is afgelegd voordat [slachtoffer 1] met [slachtoffer 2] en/of haar familie over de gebeurtenissen heeft gesproken.
De moeder van [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] kort nadat ze achttien jaar oud was geworden tot januari 2017 bij verdachte heeft gewoond en dat hij heel bezitterig was naar [slachtoffer 1] toe. Toen [slachtoffer 1] bij verdachte wegging, kwamen alle verhalen pas naar buiten; dat zij is verkracht door verdachte en dat er een abortus heeft plaatsgevonden in die periode.
Uit de stukken blijkt dat er op 3 maart 2015 ook daadwerkelijk een abortus bij [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden.
[slachtoffer 1] heeft eerst tegen haar (toenmalige en tevens huidige) vriend [betrokkene ] verteld wat er tijdens het verblijf bij verdachte is gebeurd. Deze vriend van [slachtoffer 1] bevestigt dat [slachtoffer 1] hem heeft verteld dat er gedwongen seks tussen haar en verdachte heeft plaatsgevonden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar en geloofwaardig is. De rechtbank ziet geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [slachtoffer 1] .
Het steunbewijs.
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of de verklaring van [slachtoffer 1] in voldoende mate wordt ondersteund door een ander zelfstandig bewijsmiddel. Daarvoor is niet nodig dat elk onderdeel van de tenlastelegging door het steunbewijs wordt bevestigd. Het gaat om de tenlastelegging als geheel.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] voldoende steun vindt in ander bewijs. Dit bewijs, dat ook in de bewijsmiddelenbijlage is opgenomen, zal de rechtbank hieronder bespreken.
In de eerste plaats betreft dit de melding door [slachtoffer 1] bij Veilig Thuis. Op 17 mei 2017 meldt [slachtoffer 1] al bij Veilig Thuis dat zij ruim twee jaar bij haar oom (hierna: verdachte) heeft gewoond en dat zij sinds januari 2017 daar niet meer woont. Gedurende deze periode zou er sprake zijn geweest van fysiek geweld en gedwongen seksuele contacten tussen [slachtoffer 1] en verdachte. [slachtoffer 1] deed de melding omdat zij vreesde dat na het vertrek van haar, [slachtoffer 1] , haar nichtje slachtoffer zou gaan worden van verdachte.
Verder is er de verklaring van de moeder van [slachtoffer 1] . Ergens in 2017 heeft [slachtoffer 1] tegenover haar verklaard dat zij is verkracht door verdachte en dat er een abortus heeft plaatsgevonden. Ze had het eerst haar vriend [betrokkene ] verteld en samen zijn [slachtoffer 1] en [betrokkene ] bij moeder gekomen en heeft [slachtoffer 1] verteld over de verkrachting. Ze heeft toen de papieren van de abortus laten zien. Zij heeft verder verklaard dat verdachte, in de periode dat [slachtoffer 1] bij hem inwoonde, heel bezitterig was naar [slachtoffer 1] toe. Ze had als moeder in die periode sporadisch contact met [slachtoffer 1] . Het contact werd tegengehouden door verdachte.
Dat er in die tijd sprake was van een relatie tussen [slachtoffer 1] en verdachte werd verzwegen.
[slachtoffer 1] mankeerde in die periode iedere keer wel wat. Dan liep ze met haar hand in het verband, dan was ze van de trap gevallen. Getuige heeft tijdens de sporadische contacten blauwe plekken op de arm van haar dochter gezien. [slachtoffer 1]
De vriend van [slachtoffer 1] heeft op 24 april 2023 verklaard dat [slachtoffer 1] tegen hem heeft verteld dat, nadat zij tweeën naar elkaar hadden uitgesproken dat ze elkaar leuk vonden, verdachte [slachtoffer 1] heeft gedwongen seks met hem te hebben. Ook heeft [slachtoffer 1] verteld over de abortus, die zij heeft ondergaan, nádat zij seks had gehad met verdachte. Toen hij [slachtoffer 1] leerde kennen merkte hij dat verdachte hem wilde ontmoedigen om een relatie met [slachtoffer 1] te beginnen. Terwijl hij samen met [slachtoffer 1] een film aan het kijken was, was verdachte handtastelijk naar [slachtoffer 1] toe door haar bij haar kont en heupen te betasten. Verdachte maakte foto’s van [slachtoffer 1] terwijl zij naakt lag te slapen en stuurde deze naar de vriend van [slachtoffer 1] .
[slachtoffer 1] heeft op 8 mei 2017 aangifte gedaan van mishandeling door verdachte. In deze aangifte heeft zij verklaard dat zij en verdachte een mondelinge afspraak hadden gemaakt dat zij haar ’inkomen’ uit studiefinanciering en zorgtoeslag af zou dragen aan verdachte. Hier deden zij de boodschappen van. Zij had een bankpas maar die had verdachte altijd in zijn portemonnee en haar zakgeld en haar spaargeld moest zij ook afdragen aan verdachte. Zij heeft verder verklaard dat zij sinds de zomervakantie 2016 wekelijks werd mishandeld door verdachte. Een van de redenen was dat zij een vriendje kreeg. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte haar op 3 juni 2016 opzettelijk van de trap heeft geduwd. Zij moest van verdachte tegen de dokter zeggen dat ze was uitgegleden. Zij heeft zichzelf een keer opgesloten in de badkamer tijdens een ruzie. Op het moment dat verdachte de deur insloeg, kreeg [slachtoffer 1] een stuk deur tegen haar linkerkaak aan en werd het kopje van haar kaakgewricht geraakt. Omdat zij oorpijn bleef houden is [slachtoffer 1] naar de huisarts gegaan. Dit was voorgevallen op 28 november 2016.
Uit het overzicht van de huisarts betreffende [slachtoffer 1] blijkt ook dat er op 3 juni 2016 een telefonisch consult bij de huisarts heeft plaatsgevonden, waarbij melding is gemaakt van een val van de trap en dat zij op 29 november 2016 bij de huisarts is geweest met oorklachten linkerzijde en klachten kaakkopje links.
Conclusie
Kerstvakantie 2014/2015
De rechtbank is van oordeel dat het dossier voldoende steunbewijs bevat voor de verklaring van [slachtoffer 1] dat zij in de kerstvakantie van 2014-2015 tegen haar wil seks met verdachte heeft gehad.
[slachtoffer 1] was net 18 jaar en verdachte was op dat moment 37 jaar. Tussen [slachtoffer 1] en verdachte bestond een familieband. [slachtoffer 1] bevond zich in een kwetsbare positie. Zij had psychische problemen en problemen thuis, waardoor zij een week bij verdachte logeerde. Verdachte was op de hoogte van deze kwetsbare positie en de problematiek van [slachtoffer 1] . Zo wist hij dat zij zichzelf in die periode sneed.
[slachtoffer 1] wilde in eerste instantie niet in het bed van verdachte slapen. Maar omdat het voor haar bestemde bed (door verdachte) nat(gemaakt) was, kon zij daar niet in slapen en was zij genoodzaakt in het bed van verdachte te slapen. [slachtoffer 1] heeft gedetailleerd en authentiek verklaard hoe verdachte die avond, terwijl zij lag te slapen en zich daarna slapende hield, te werk is gegaan. Verdachte heeft [slachtoffer 1] de allereerste avond dat zij in de woning van verdachte sliep, overrompeld met zijn seksuele toenaderingen, waardoor [slachtoffer 1] in paniek raakte. Zoals [slachtoffer 1] heeft verklaard, ging het van pure paniek naar chaos in haar hoofd. [slachtoffer 1] heeft zich nog omgedraaid, terwijl verdachte haar op haar zij draaide. Verdachte is toch doorgegaan met de seksuele handelingen, waarna hij ook het lichaam van [slachtoffer 1] seksueel is binnengedrongen. [slachtoffer 1] heeft verklaard: ‘ik lag eigenlijk gewoon letterlijk als een zeester, hij lag boven op mij. Ik lag daar en ik durfde niks en ik kon niks’. Verdachte had onbeschermde seks met [slachtoffer 1] , waardoor zij zwanger is geraakt en later een abortus heeft moeten ondergaan.
[slachtoffer 1] heeft zich niet verzet toen verdachte doorging met de seksuele handelingen, maar dat brengt niet met zich dat van verkrachting geen sprake kan zijn. Naar het oordeel van de rechtbank was [slachtoffer 1] kwetsbaar en was er sprake van een zodanige afhankelijkheidsrelatie, dat [slachtoffer 1] zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen de handelingen heeft kunnen verzetten. Zij werd als 18-jarig meisje, in een moeilijke periode van haar leven, waarin ze er voor haar gevoel alleen voor stond, op de eerste dag dat zij bij verdachte verbleef, compleet overrompeld door de ongepaste seksuele avances van verdachte, die voor haar zou zorgen.
Verdachte wist dat [slachtoffer 1] een kwetsbaar en jong meisje was. Hij is voorbij gegaan aan de signalen van [slachtoffer 1] , die hem minst genomen hadden moeten doen twijfelen of dit wel was wat [slachtoffer 1] wilde. Verdachte heeft door zijn handelen in de kerstvakantie 2014/2015 bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] tegen haar wil de seksuele handelingen onderging.
Vanaf november 2016
Vanaf februari 2015 tot 9 januari 2017 heeft [slachtoffer 1] permanent bij verdachte gewoond.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij in die periode vrijwillig seksueel contact met verdachte heeft gehad. Toen zij haar vriend [betrokkene ] in oktober 2016 leerde kennen, veranderde het gedrag van verdachte en werd hij bezitterig. Dit wordt ook bevestigd door de verklaring van de moeder van [slachtoffer 1] en de vriend van [slachtoffer 1] . Er ontstonden ruzies en er was sprake van fysiek geweld door verdachte, waarvoor steunbewijs is in de medische gegevens van de huisarts van [slachtoffer 1] .
[slachtoffer 1] bevond zich in die periode, zoals hiervoor al is omschreven, in een afhankelijkheidsrelatie met verdachte. Er was bij [slachtoffer 1] sprake van psychische problematiek en problemen thuis. Zij was voor haar levensonderhoud afhankelijk van verdachte omdat zij haar inkomsten en bankpas aan verdachte had afgestaan. In november 2016 heeft [slachtoffer 1] duidelijk aangegeven dat zij geen seks meer wilde met verdachte omdat zij een vriend had. Daarna heeft er, tegen de wil van [slachtoffer 1] , seksueel contact plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft tijdens de seksuele handelingen aangegeven dat ze dit niet wilde, waarop verdachte toch is doorgegaan en (onder meer) het lichaam van [slachtoffer 1] seksueel is binnengedrongen. Op grond van deze feiten en omstandigheden moet voor verdachte duidelijk zijn geweest dat [slachtoffer 1] dit seksueel contact op dat moment niet wilde.
Tegenover dit alles staat de ontkennende verklaring van verdachte bij de politie over de ten laste gelegde verkrachtingen. Ter terechtzitting heeft verdachte in het geheel niet op de beschuldigingen in willen gaan. In het licht van het voorgaande, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat de seksuele handelingen geheel vrijwillig en wederzijds waren, ongeloofwaardig. Het alternatieve scenario van verdachte wordt dan ook terzijde geschoven. De rechtbank zal uitgaan van de juistheid van de door [slachtoffer 1] geschetste gebeurtenissen.
Voor het overige worden de door de verdediging gevoerde verweren weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit onder 1 heeft begaan, voor zover hierna bewezen is verklaard.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat er de hele periode dat [slachtoffer 1] bij verdachte heeft verbleven en er seksueel contact tussen hen heeft plaatsgevonden, sprake is geweest van verkrachting door verdachte, zoals door de officier van justitie is betoogd.

Ten aanzien van feit 2:

De betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ).
Op 3 april 2023 heeft een informatief zedengesprek plaatsgevonden met [slachtoffer 2] en op 14 april 2023 heeft zij aangifte gedaan van het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen met de vinger(s), door verdachte. [slachtoffer 2] heeft tijdens die gesprekken consistent verklaard over de gebeurtenissen. Haar verklaringen, zowel tijdens het informatief zedengesprek als de aangifte, bevatten geen tegenstrijdigheden of onduidelijkheid die de betrouwbaarheid daarvan aantasten en de verklaringen komen authentiek over.
De melding op 17 mei 2017 van [slachtoffer 1] bij Veilig Thuis over grensoverschrijdend seksueel gedrag van verdachte en haar verklaring op 3 april 2023 geven steun aan de juistheid van de verklaring van [slachtoffer 2] .
Ook de verklaring van de moeder van [slachtoffer 2] op 24 april 2023, betreffende de disclosure van [slachtoffer 2] een half jaar daarvoor en hoeveel moeite [slachtoffer 2] had om een en ander te vertellen, geeft steun aan de juistheid van de verklaring van [slachtoffer 2] .
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 2] betrouwbaar en geloofwaardig is. De rechtbank ziet geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [slachtoffer 2] .
Het feit dat [slachtoffer 2] vóór de aangifte contact heeft gehad met [slachtoffer 1] en over de gebeurtenissen heeft gesproken met haar, maakt dat de aangifte kritisch moet worden bekeken, maar maakt op zichzelf niet dat de aangifte daarmee onbetrouwbaar is.
Ook het feit dat de melding bij Veilig Thuis op dat moment verder niets belastend heeft opgeleverd, betekent niet dat de aangifte niet betrouwbaar is. De melding is immers van 17 mei 2017 en [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de ontuchtige handelingen zijn begonnen een half jaar nadat [slachtoffer 1] weg is gegaan. Dit zou betekenen dat het is begonnen omstreeks begin juli 2017.
Het steunbewijs.
De rechtbank moet beoordelen of de verklaring van [slachtoffer 2] dat haar vader ontuchtige handelingen bij haar heeft gepleegd, waaronder seksueel binnendringen, in voldoende mate wordt ondersteund door een ander zelfstandig bewijsmiddel. Daarvoor is niet nodig dat elk onderdeel van de tenlastelegging door het steunbewijs wordt bevestigd. Het gaat om de tenlastelegging als geheel.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 2] voldoende steun vindt in ander bewijs. Dit bewijs, dat ook in de bewijsmiddelenbijlage is opgenomen, zal de rechtbank hieronder bespreken.
In de eerste plaats betreft dit de melding bij Veilig Thuis door [slachtoffer 1] , waarbij zij zich zorgen maakte over het welzijn van [slachtoffer 2] , nu zij had gezien dat verdachte en [slachtoffer 2] ’lepeltje lepeltje’ in hetzelfde bed sliepen, waarbij verdachte naakt was en hij [slachtoffer 2] opriep om ook haar pyjama uit te trekken, zoals ook door [slachtoffer 2] zelf is verklaard. De rechtbank merkt op dat de zorgmelding al in 2017 is gedaan, ver voordat [slachtoffer 2] aangifte heeft gedaan.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zijn dochter wel eens bij hem in bed sliep, als ze bij hem was.
[slachtoffer 1] heeft in haar aangifte foto’s overhandigd, die verdachte van [slachtoffer 2] maakte als zij onder de douche stond. Zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] verklaren daarover dat verdachte op de wc ging staan om zo foto’s van [slachtoffer 2] te maken. Tegen de achtergrond van de rest van het dossier beschouwt de rechtbank deze foto’s niet als onschuldig, zoals verdachte stelt, maar als een bevestiging van zijn seksuele interesse in zijn dochter.
Verder vindt de rechtbank opvallend dat zowel [slachtoffer 1] , ten aanzien van feit 1, als [slachtoffer 2] , ten aanzien van feit 2, verklaren dat het seksueel contact door verdachte is begonnen terwijl zij sliepen.
Tot slot vormt ook de grote hoeveelheid aangetroffen kinderporno, bestaand en zelf vervaardigd, steunbewijs voor het feit gepleegd ten aanzien van [slachtoffer 2] .
De objectieve vaststelling van de zedenpolitie dat verdachte zich op grote schaal seksueel geïnteresseerd toonde in meisjes van dezelfde leeftijd als van zijn dochter, ook in die periode, levert naar het oordeel van de rechtbank steunbewijs op voor de ontucht met [slachtoffer 2] .
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat het dossier voldoende steunbewijs bevat voor de verklaring van [slachtoffer 2] . Tegenover dit alles staat de ontkennende verklaring van verdachte bij de politie over de ten laste gelegde feiten. Ter terechtzitting heeft verdachte in het geheel niet willen reageren op de beschuldiging onder feit 2. In het licht van het voorgaande, acht de rechtbank de verklaring van verdachte bij de politie dat er geen seksuele handelingen hebben plaatsgevonden met zijn dochter, ongeloofwaardig. De rechtbank zal dan ook uitgaan van de juistheid van de door [slachtoffer 2] geschetste gebeurtenissen.
Voor wat betreft de bewezen verklaarde periode volgt de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 2] dat de ontucht is begonnen een half jaar nadat [slachtoffer 1] is vertrokken. Dit houdt in dat de rechtbank het ten laste gelegde onder 2 primair onder A bewezen verklaart vanaf 1 juli 2017.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde ‘tongzoenen’, nu [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij zich vaag kan herinneren dat dit een keer is gebeurd, maar dat zij dit niet zeker weet.
Voor het overige worden de door de verdediging gevoerde verweren weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit onder 2 primair onder A en B heeft begaan, voor zover hierna bewezen is verklaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
op of omstreeks 28 december 2014 en in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 9 januari 2017 te Boekel, door feitelijkheden, telkens [slachtoffer 1] (geboren op [1996] ), heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,door:- het betasten van de vagina van die [slachtoffer 1] en/of- het betasten van de borst(en) en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] te brengen,
en bestaande die feitelijkheden hierin dat hij, verdachte:- misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie waarin die [slachtoffer 1] zich bevond (onder meer) doordat zij niet thuis kon wonen en/of- fysiek overwicht had op die [slachtoffer 1] doordat hij, verdachte, lichamelijk sterker is dan die [slachtoffer 1] en/of- psychisch en/of feitelijk overwicht op die [slachtoffer 1] had vanwege het grote leeftijdsverschil, de psychische toestand van die [slachtoffer 1] en/of de familiaire band waarin die [slachtoffer 1] zich bevond, en de afhankelijkheidsrelatie waarin die [slachtoffer 1] door hem, verdachte, was gebracht en/of- die [slachtoffer 1] heeft gebracht tot het afstaan van haar financiële middelen aan hem, verdachte en/of- die [slachtoffer 1] heeft mishandeld,
waardoor die [slachtoffer 1] onvoldoende in staat is geweest weerstand te bieden aan hem, verdachte.
2A.in of omstreeks de periode van 1 juli 2017 tot en met 03 november 2018 te Boekel, met, zijn kind, [slachtoffer 2] (geboren op [2006] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, seksuele handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] ,
te weten:
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] en/of- het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] en/of- het betasten van de vagina van die [slachtoffer 2] en/of- het houden van zijn, verdachtes, penis tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of- het drukken en/of houden van zijn, verdachtes, naakte lichaam tegen het lichaam van die [slachtoffer 2]
en
B.
in de periode van 04 november 2018 tot en met 20 april 2020 te Boekel,met, zijn kind, [slachtoffer 2] (geboren op [2006] ),die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jarenhad bereikt, seksuele handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] ,
te weten:
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] en/of- het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] en/of- het betasten van de vagina van die [slachtoffer 2] en/of- het houden van zijn, verdachtes, penis tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of- het drukken en/of houden van zijn, verdachtes, naakte lichaam tegen het lichaam van die [slachtoffer 2]
3in de periode van 22 mei 2022 tot en met 17 juli 2022 in Nederland,door middel van chat-/internetgesprekken,met [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , geboren in 2014,die de leeftijd van zestien jaren niet nog niet hadden bereikt,buiten echt, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd,immers heeft hij, verdachte:die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] opzettelijk bewogen tot het plegen vanontuchtige handelingen, bestaande uit:- het betasten van de eigen vagina door die [slachtoffer 3] en/of- het betasten van de eigen vagina door die [slachtoffer 4] en/of- het betasten van elkaars vagina en/of- het likken van elkaars vagina en/of- het zoenen van elkaars mond en/of- het brengen van een vinger in de eigen vagina door die [slachtoffer 3] en/of- het brengen van een stift in de eigen vagina door die [slachtoffer 3] en/of- het laten dulden en/of aanschouwen van het betasten van zijn, verdachtes, penis en/of- het laten vervaardigen en/of toezenden van opnamen van voornoemde handelingen en/of naaktfoto’s en/of naaktvideo's van zichzelf,
terwijl die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , via social media/een chatprogramma, op verzoek en instructie van hem, verdachte, voornoemde ontuchtige handelingen hebben verricht bij zichzelf of bij de ander, welke ontuchtige handelingen geheel of gedeeltelijk (via een videoverbinding) zichtbaar waren voor hem, verdachte en/of waarvan (vervolgens) (mede) op zijn, verdachtes, verzoek foto's en/of video’s werden gemaakt en toegezonden en/ofwaarvan (vervolgens) door hem, verdachte, afbeeldingen en/of video’s zijn gemaakt.
4in de periode van 01 mei 2022 tot en met 22 mei 2023 in Nederland,
door middel van chat-/internetgesprekken,
met de volgende personen die de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, buiten echt, telkens een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,immers heeft hij, verdachte:
[slachtoffer 5] , geboren in 2010, opzettelijk bewogen tot het plegen van ontuchtige handelingen, te weten:- het tonen van haar ontblote (onder)lichaam en/of- het spreiden van de eigen benen en/of- het omhoog doen van haar shirt en/of (vervolgens)- het tonen van haar ontblote borsten,
[slachtoffer 6] , geboren in 2008, opzettelijk bewogen tot het plegen van ontuchtige handelingen, te weten:- het tonen en/of betasten van haar ontblote borst(en) en/of- het tonen van haar ontblote vagina en/of- het in haar vagina brengen van een pen, een vinger en een deodorantbus, en/of
[slachtoffer 6] ontuchtige handelingen van verdachte heeft laten dulden, te weten:- het betasten van zijn, verdachtes, penis welke handelingen (via een videoverbinding) zichtbaar waren voor [slachtoffer 6] en/of- het verzenden van foto’s van zijn, verdachtes, ontblote penis naar die [slachtoffer 6] ,
[slachtoffer 7] , geboren in 2012, opzettelijk bewogen tot het plegen van ontuchtige handelingen, te weten:- het betasten en/of openspreiden van haar vagina en/of- het in haar vagina brengen van een vinger en/of- tonen van haar ontblote borsten en/of vagina en/of
[slachtoffer 7] ontuchtige handelingen van verdachte heeft laten dulden, te weten:- het aan haar tonen van zijn, verdachtes, ontblote penis,
[slachtoffer 8] , geboren in 2009, opzettelijk bewogen tot het plegen van ontuchtige handelingen, te weten:- het tonen van haar ontblote (boven)lichaam en/of- het zetten van een wasknijper op haar tepel(s) en/of- het in haar vagina brengen van een haarborstel,
[slachtoffer 9] , geboren in 2009, opzettelijk heeft bewogen tot het plegen van ontuchtige handelingen, te weten:- het tonen van haar ontblote lichaam en/of- het betasten van haar borsten, tepels en vagina en/of- het in haar vagina brengen van een vinger en/of
[slachtoffer 9] ontuchtige handelingen van verdachte heeft laten dulden, te weten:- aan haar tonen van zijn, verdachtes, ontblote penis,
[slachtoffer 10] , geboren in 2011, opzettelijk bewogen tot het plegen van ontuchtige handelingen, te weten:- het tonen van haar ontblote borst, billen en vagina en/of- het betasten van haar vagina en het brengen van haar vinger tussen de schaamlippen en/of
[slachtoffer 10] ontuchtige handelingen van verdachte heeft laten dulden, te weten:- het aan haar tonen van zijn, verdachtes, ontblote penis,
[slachtoffer 11] , geboren in 2009, opzettelijk bewogen tot het plegen van ontuchtige handelingen, te weten:- het tonen van haar ontblote borst(en), billen en vagina en/of- het knijpen in haar borst(en) en/of- het betasten van haar vagina en het brengen van haar vinger tussen de schaamlippen,
[slachtoffer 12] , geboren in 2010, opzettelijk bewogen tot het plegen van ontuchtige handelingen, te weten:- het tonen van haar ontblote borst(en) en ontbloot lichaam en/of- het in haar vagina brengen van een make-upkwast en/of
[slachtoffer 12] ontuchtige handelingen van verdachte heeft laten dulden, te weten:- het aan haar tonen van zijn, verdachtes, ontblote penis,
[slachtoffer 13] , geboren in 2011, opzettelijk bewogen tot het plegen van ontuchtige handelen, te weten:- het tonen van haar ontblote vagina en/of- het in haar vagina brengen van een vinger,
terwijl voornoemde personen, via social media/een chatprogramma, op verzoek en instructie van hem, verdachte voornoemde ontuchtige handelingen hebben verricht bij zichzelf, welke ontuchtige handelingen geheel of gedeeltelijk (via videoverbinding)zichtbaar waren voor hem, verdachte en/of waarvan (vervolgens) (mede) op zijn, verdachtes, verzoek foto’s en/of video’s werden gemaakt en toegezonden en/of waarvan (vervolgens) door hem, verdachte, afbeeldingen en/of video’s zijn gemaakt;
5in de periode van 01 november 2020 tot en met 22 mei 2023, te Boekel,afbeeldingen en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen
te weten:
- foto's en/of video’s en/of- gegevensdragers (te weten: telefoons (merk: Samsung en Sony) en/of een harde schijf en/of computer en/of een laptop (merk: Asus en/of een USB-stick) bevattende foto’s en/of video’s,
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd vanachttien jaar nog niet had bereikt, te weten:
- [slachtoffer 5] ,- [slachtoffer 6] ,- [slachtoffer 7] ,- [slachtoffer 8] ,- [slachtoffer 9] ,- [slachtoffer 10] ,- [slachtoffer 11] ,- [slachtoffer 12] ,- [slachtoffer 14] ,- [slachtoffer 13] ,- [slachtoffer 15] ,- [slachtoffer 3] ,- [slachtoffer 4] ,- [slachtoffer 16] ,- tot op heden onbekend gebleven minderjarigen,
was betrokken, heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad,
welke seksuele gedragingen — zakelijk weergegeven — bestonden uit:
het vaginaal penetreren van het (eigen) lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
( [bestandsnamen])
enhet betasten van het (eigen) geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en
( [bestandsnamen])
en
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen van haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de pose nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, en/of de borsten van die persoon in beeld gebracht worden, waarbij die afbeeldingen aldus een onmiskenbaar seksuele strekking hadden en/of strekten tot seksuele prikkeling,
( [bestandsnamen]en/of
[bestandsnamen])
terwijl hij, verdachte, van het plegen van dit misdrijf aldus een gewoonte heeft gemaakt.
6in de periode van 07 mei 2021 tot en met 22 mei 2023, te Boekel,
afbeeldingen en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen
te weten:
- foto’s en/of video's en/of- gegevensdragers (te weten: telefoons (merk: Samsung en Sony) en/of een harde schijf en/of computers en/of een laptop (merk: Asus) en/of een USB stick) bevattende foto’s en/of video’s,
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken,
heeft verworven en in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen — zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de penis oraal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/ofhet met de mond/tong en/of vinger/hand en/of met een voorwerp oraal en/ofvaginaal penetreren van het lichaam van een (ander)persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niethad bereikt,(bestandsnamen: [bestandsnamen] , zoals vermeld op pagina 200 vanhet proces-verbaal)
en
het met de/een vinger/hand betasten en/of aanraken van hetgeslachtsdeel en/of borsten van een (ander) persoon door eenpersoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,(bestandsnaam: [bestandsnamen]bestandsnaam:[bestandsnamen]zoals vermeld op pagina 141 van het proces-verbaal)
en
het gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoondie kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij dezepersoon poseert in een houding die niet bij haar leeftijd past en/ofen/of (waarna) door het camerastandpunten/of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden,waarbij de afbeeldingen aldus een onmiskenbaar seksuele strekkinghadden en/of strekten tot seksuele prikkeling(bestandsnaam: [bestandsnamen] , zoals vermeld op pagina 202 van het proces-verbaal)
terwijl hij, verdachte, van het plegen van dit misdrijf aldus een gewoonteheeft gemaakt;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd/aangevuld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren geëist met aftrek van het voorarrest en het opleggen van een maatregel in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast heeft de officier van justitie onttrekking aan het verkeer gevorderd van de in beslag genomen gegevensdragers met de goednummers 771990, 771992, 771993, 771994, 771997, 771998 en 772012, zijnde de goederen waarop kinderporno is aangetroffen. De officier van justitie heeft tevens onttrekking aan het verkeer gevorderd van de in beslag genomen gegevensdragers die defect waren en/of niet konden worden onderzocht, te weten de goednummers 771991, 771999, 772000, 772001, 772002, 772003, 772004, 772005, 772006 en 772009. Laatstgenoemde in beslag genomen goederen konden niet worden onderzocht en het risico om kinderporno terug in het verkeer te brengen kan niet worden genomen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht (bijlage II).
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte lang in voorarrest heeft gezeten en dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte geen relevante documentatie heeft. De raadsman heeft aangevoerd dat, nu vrijspraak is bepleit van de feiten 1 en 2, een straf gelijk aan het lange voorarrest met daarbij een voorwaardelijk deel, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van behandeling, zoals door de psycholoog is geadviseerd, passend is.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van zijn net 18-jarige (achter)nichtje. Hij heeft deze verkrachtingen gepleegd op het moment dat het slachtoffer bij hem verbleef omdat zij op dat moment in een moeilijke thuissituatie verkeerde en psychische problemen had. Zij dacht bij verdachte een veilige thuishaven te vinden. In plaats van een veilig thuis te bieden, heeft verdachte ernstig misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin het slachtoffer zich bevond.
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn dochter in de periode dat zij 10 tot en met 13 jaar was Verdachte heeft in die periode ontuchtige handelingen bij zijn minderjarige dochter gepleegd door (onder meer) met zijn vinger(s) in haar vagina te gaan, haar vagina te betasten en zijn penis en/of zijn naakte lichaam tegen haar aan te houden. Verdachte heeft door zijn handelen in ernstige mate het vertrouwen geschonden dat zijn dochter in hem als vader mocht stellen.
Verdachte heeft miskend dat kinderen juist bescherming behoeven tegen seksuele toenaderingen door volwassenen en moeten kunnen rekenen op die bescherming, in het bijzonder van hun vader. Verdachte heeft zich daarvan geen enkele rekenschap gegeven.
Verdachte heeft bevrediging gezocht van zijn eigen seksuele verlangens en is daarbij volledig voorbijgegaan aan onder meer de psychische schade die hierdoor aan zijn (achter)nichtje en dochter kon worden toegebracht.
Uit de slachtofferverklaringen van zijn dochter blijkt dat zij door het hele gebeuren erg is veranderd en dat de ontucht door haar vader haar leven ernstig heeft beïnvloed.
Uit de slachtofferverklaring van zijn (achter)nichtje blijkt dat dat zij lange tijd met de gebeurtenissen heeft geworsteld en zichzelf de schuld heeft gegeven. Zij heeft als gevolg van het handelen van verdachte een abortus moeten ondergaan. Zij voelt zich ernstig misbruikt door verdachte in een periode dat zij, zoals zij zelf verklaart, mentaal een wrak was.
De rechtbank acht aannemelijk dat deze nadelige psychische gevolgen worden versterkt door de proceshouding van verdachte, die de beschuldigingen van zijn dochter en (achter)nichtje stelselmatig ontkent bij de politie en op zitting niets wil verklaren over de beschuldigingen. Verdachte heeft op geen enkele wijze berouw getoond of verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden ten aanzien van de feiten 1 en 2.
De rechtbank spreekt de hoop uit dat verdachte in een later stadium de slachtoffers wel erkenning geeft voor wat hen is overkomen.
Verdachte heeft zich op grote schaal schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met vele jonge meisjes via chat- /internetgesprekken. De jongste meisjes waren 8 jaar.
Verdachte ging daarbij berekenend te werk. Hij is via social media op zoek gegaan naar jonge meisjes en heeft contact met hen gelegd. Hij deed zich daarbij voor als een jonge, minderjarige jongen. Hij had op een USB-stick 43 mapjes met de vermelding van de namen van de meisjes, de leeftijd van de meisjes en - als geheugensteun voor hemzelf - de leeftijd waarvoor hij zich jegens haar had uitgegeven.
Nadat hij contact had gemaakt met een meisje, probeerde hij op geraffineerde wijze haar vertrouwen te winnen. Hij gaf hen complimenten en ging met hen in ‘gesprek’ als een vriend. Vervolgens heeft hij die meisjes overgehaald tot het maken en sturen (meestal via Snapchat) van seksueel getinte foto’s en filmpjes van zichzelf, die hij vervolgens zonder hun medeweten opsloeg. Een aantal malen heeft verdachte daarbij ook dwang op de meisjes uitgeoefend om met hem in contact te blijven en foto’s en filmpjes van zichzelf naar hem te blijven sturen. Verdachte dreigde daarbij het betreffende meisje of haar familie iets aan te doen of hij gaf aan dat hij wist waar zij woonde. Verdachte heeft de jonge meisjes aangezet tot vergaande seksuele handelingen bij zichzelf en in het geval van de 8-jarige tweeling ook bij elkaar.
Bij verdachte is ook een groot aantal kinderpornografische foto’s en video’s aangetroffen die hij van de slachtoffers heeft verkregen en die zij onder zijn regie hebben gemaakt. Ook is beeldmateriaal van andere meisjes aangetroffen die niet konden worden geïdentificeerd.
Verdachte had daarnaast ook kinderporno in bezit die hij op andere wijze heeft verkregen.
In totaal gaat het om een grote hoeveelheid kinderporno.
Het spreekt voor zich dat dit ernstige feiten zijn. Verdachte heeft jonge meisjes verleid tot het maken van kinderporno; dat is een vorm van seksueel misbruik. Algemeen bekend is dat slachtoffers van kinderporno daar jaren later nog last van hebben. Verdachte heeft van tientallen meisjes seksueel getinte foto’s en filmpjes opgenomen en opgeslagen voor zijn eigen gerief. Hij heeft zich daarbij niet bekommerd om het leed dat hij deze meisjes ondertussen aandeed, maar was enkel bezig met zijn eigen (seksuele) genot. De rechtbank rekent dat verdachte in ernstige mate aan.
De impact en de gevolgen voor de slachtoffers zijn groot. Veel van de meisjes zijn geschokt door hun ervaringen, schamen zich enorm en voelen zich (ten onrechte) zelf schuldig.
Verdachte heeft, ook zonder dat sprake is geweest van fysiek handelen door verdachte, zowel de geestelijke als de lichamelijk integriteit van de slachtoffers geschonden. Hij heeft de jonge slachtoffers geconfronteerd met zijn eigen seksuele voorkeuren en hen op slinkse wijze aangezet tot het maken van foto’s in seksueel getinte poses of filmpjes van seksuele handelingen. Hierdoor heeft verdachte hen de mogelijkheid ontnomen om hun ontluikende seksualiteit op hun eigen tempo en passend bij hun leeftijd in een veilige omgeving te ontwikkelen. Daarnaast heeft hij het vertrouwen dat deze meisjes hebben in de medemens enorm aangetast. Verdachte heeft misbruik gemaakt van hun jeugdige onbevangenheid. Verdachte heeft de meisjes door zijn handelen ernstig beschadigd.
Uit de slachtofferverklaringen is de rechtbank meer dan duidelijk geworden dat de confrontatie van de ouders van de meisjes met hetgeen verdachte heeft gedaan bij hun jonge dochters grote onrust en schade binnen de gezinnen heeft veroorzaakt. Het vertrouwen is weg en men maakt zich zorgen wat de gevolgen voor de meisjes zullen zijn op langere termijn. Ook heeft men angst dat de afbeeldingen of filmpjes van hun dochter via het internet zijn verspreid.
De persoonlijke omstandigheden.
Verdachte is onderzocht door psycholoog N. van der Weegen. De psycholoog heeft op 10 augustus 2023 een rapport uitgebracht met daarop een aanvulling van 7 september 2023. Ook heeft de reclassering een rapport over verdachte uitgebracht.
De psycholoog heeft vastgesteld dat er bij verdachte sprake is van een pedofiele stoornis van het niet-exclusieve type. Een persoonlijkheidsstoornis kon niet worden uitgesloten.
De pedofiele stoornis was ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde.
De pedofiele stoornis van betrokkene werkte door in het tenlastegelegde, toen hij in
contact met minderjarigen seksuele handelingen verrichtte en liet verrichten. Hij was zich
er wel van bewust dat hetgeen hij gedaan zou hebben verboden is en had, daar geen sprake van een stoornis met betrekking tot de impulscontrole en/of emotieregulatie is, ook anders
kunnen handelen. De psycholoog adviseert dan ook verdachte de tenlastegelegde feiten volledig toe te rekenen.
Op basis van de risicotaxatie-instrumenten lijkt het recidiverisico matig-laag te zijn. Klinisch schat de psycholoog het echter hoger in, namelijk als matig, daar betrokkene geen verantwoording voor de tenlastegelegde feiten neemt.
De psycholoog adviseert een ambulante behandeling voor zedendelicten binnen een forensische polikliniek.
In haar advies van 16 januari 2025 heeft de reclassering aangegeven dat zij, met de in haar ogen onvolledige onderzoeksgegevens, niet komt tot een positieve inschatting van de haalbaarheid van een reclasserings-/behandeltraject in regulier ambulant kader.
In het contact met verdachte wordt geen doorleefde motivatie gezien voor behandeling en een ambulant kader zal teveel ruimte bieden om te gaan ‘duiken’ of in het verweer tegen de diagnose te blijven hangen, waarmee enig positief resultaat van de ambulante behandeling betwijfeld wordt.
De straf.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten met betrekking tot overtredingen van de artikelen 240b (oud) en 242 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf acht geslagen op de straffen die voor soortgelijken feiten worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank zal dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf, ook al spreekt de rechtbank verdachte vrij voor een deel van de ten laste gelegde periode met betrekking tot de feiten 1 en 2. De gevorderde straf is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De maatregel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
De 38z-maatregel is een maatregel van toezicht waarmee door het stellen van voorwaarden ter bescherming van de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen na een detentie (of terbeschikkingstelling) langdurig toezicht kan worden gehouden op daders van zedenfeiten of ernstige geweldsfeiten.
In de aard en ernst van de gepleegde delicten, de omstandigheden waaronder deze delicten zijn begaan, de persoon van verdachte en de geconstateerde stoornis, ziet de rechtbank aanleiding ter bescherming van de algemene veiligheid van personen, voormelde maatregel op te leggen. De rechtbank heeft het volgende in haar overwegingen betrokken.
Verdachte heeft zich op grote schaal en gedurende een lange periode bezig gehouden met de ten laste gelegde feiten. Uit het rapport van de psycholoog blijkt dat verdachte de feiten die niet ontkend kunnen worden zeer sterk bagatelliseert en er geen verantwoordelijkheid voor neemt. Er is sprake van een pedofiele stoornis van het niet-exclusieve type en een persoonlijkheidsstoornis kan niet worden uitgesloten. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig. Uit het rapport van de reclassering blijkt dat verdachte niet intrinsiek gemotiveerd lijkt om zich te laten behandelen voor zijn problematiek. Ook ter terechtzitting is niet gebleken dat verdachte oprecht bereid is aan zijn problematiek te werken.
De psycholoog en de reclassering geven aan dat vanuit de vastgestelde stoornis behandeling van verdachte wenselijk is.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte aan het einde van de detentie of voorwaardelijke invrijheidsstelling langdurig onder toezicht kan worden gesteld om het recidiverisico op dat moment (nogmaals) in kaart te brengen en een behandeling voor de problematiek te doen plaatsvinden. Ook kan op dat moment worden bekeken of het in het kader van het recidiverisico noodzakelijk is om verdachte te begeleiden in zijn resocialisatie.
De rechtbank is van oordeel dat een eventuele behandeling en begeleiding in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling niet volstaat. Gelet op de aard en ernst van de feiten en de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de mogelijkheid van een langdurig(er) toezicht dan bij een voorwaardelijke invrijheidsstelling, na detentie open moet worden gehouden.
Aan de bij de wet gestelde eisen voor het opleggen van de maatregel wordt voldaan. Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens misdrijven, die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de rechtbank acht de maatregel noodzakelijk ter bescherming van de algemene veiligheid van personen.

De vorderingen van de benadeelde partijen.

De benadeelde partijen, voor zover hierna genoemd, hebben allen, naast hun vorderingen tot schadevergoeding, toewijzing van de wettelijke rente en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De rechtbank zal de benadeelden ten aanzien van de feiten 3, 4 en 5 hierna bij hun voornaam en geboortejaar vermelden, zoals in de tenlastelegging is vermeld.
Het openbaar ministerie heeft toegezegd een excelbestand met de volledige personalia met het vonnis mee te sturen naar het CJIB, zodat de benadeelde partijen kunnen worden geïdentificeerd.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
De benadeelde partij heeft betreffende immateriële schade een bedrag van € 20.000,-- gevorderd. Betreffende de materiële schade heeft de benadeelde partij een bedrag van
€ 895,80 gevorderd, bestaande uit € 243,94 aan eigen risico zorgverzekering 2022, € 385,-- aan eigen risico 2023 en € 266,86 aan door haar gemaakte kosten van zorg en medicatie GGZ.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vindt de vordering redelijk en goed onderbouwd en heeft volledige toewijzing van de vordering gevorderd, inclusief wettelijke rente en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft primair, gelet op de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in de vordering bepleit.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat zware mishandeling en/of herhaalde mishandelingen ten grondslag zijn gelegd aan de ingediende vordering, waarvoor geen aanwijzingen zijn.
Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht het toe te kennen bedrag substantieel te matigen, gelet op het incidentele karakter. Er is sprake van een eenmalige gebeurtenis in een overig vrijwillig seksueel contact,
Beoordeling.
De rechtbank constateert dat de verdediging ten aanzien van de gevorderde en onderbouwde materiële schade inhoudelijk geen verweer heeft gevoerd, zodat deze schade voor toewijzing vatbaar is.
Ten aanzien van de gevorderde en onderbouwde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in art 6:106 lid 1 sub b Burgerlijk Wetboek, terwijl bij de benadeelde partij sprake is van geestelijk letsel.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 8.000,-- en materiële schadevergoeding van
€ 895,80 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening voor wat betreft de immateriële schade en vanaf 11 december 2024 voor wat betreft de materiële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de gevorderde immateriële schade voor zover deze het bedrag van € 8.000,-- te boven gaat. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering in zoverre zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (voorheen [slachtoffer 2] ).
De benadeelde partij heeft betreffende immateriële schade een bedrag van € 20.000,-- gevorderd. Betreffende de materiële schade heeft de benadeelde partij een bedrag van in totaal € 22.166,85 gevorderd, bestaande uit € 21.600,-- studievertraging en € 566,85 boeken en licenties. Toekomstige kosten voor de studie, eigen risico zorgverzekering en aanvullende kosten therapie worden pro memorie gevorderd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft volledige toewijzing van de vordering gevorderd, inclusief wettelijke rente en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft primair, gelet op de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in de vordering bepleit.
Subsidiair wordt het causale verband met betrekking tot de studievertraging en het ten laste gelegde betwist. Het is niet genoegzaam aannemelijk dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde handelen van verdachte studievertraging heeft opgelopen.
Ook het causale verband met de gevorderde immateriële schade wordt betwist.
Ten aanzien van de hoogte stelt de raadsman vast dat thans een bedrag aan immateriële
schadevergoeding wordt gevorderd dat dubbel zo hoog is als de uitkering door het
schadefonds geweldsmisdrijven. Dit toont aan dat het gevorderde bedrag excessief
is. De raadsman verzoekt meer subsidiair de gevorderde immateriële schade te matigen.
Beoordeling.
Ten aanzien van de gevorderde en onderbouwde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in art 6:106 lid 1 sub b Burgerlijk Wetboek, terwijl bij de benadeelde partij sprake is van geestelijk letsel. De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 8.000, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de gevorderde immateriële schade voor zover deze het bedrag van € 8.000,-- te boven gaat en in de gevorderde materiële schade. De rechtbank vindt de vordering ten aanzien van de gevorderde materiële schade te ingewikkeld voor afdoening in het kader van de strafprocedure. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering in zoverre zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

De vorderingen van de benadeelde partijen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] .
De benadeelde partijen, zijnde respectievelijk de moeder en de broer van [slachtoffer 2] , hebben ieder immateriële schade van € 1.000,-- gevorderd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de gevorderde affectieschade van de moeder en de broer van het slachtoffer niet voor toewijzing vatbaar is. Voor toewijzing van deze schade is onder meer vereist dat ernstig en blijvend letsel is ontstaan. Die hoge lat wordt hier - kijkend naar andere rechterlijke uitspraken - niet gehaald, zelfs al is algemeen bekend dat feiten als deze langdurige en enorme impact hebben.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat aan het criterium van verplaatste schade ex artikel 6:107 BW niet is voldaan. De raadsman heeft afwijzing van de vorderingen bepleit. Van een aantasting in de persoon is niet gebleken. Als grondslag voor de vordering wordt gesteld dat verdachte geen toestemming zou hebben gegeven om een paspoort voor [slachtoffer 2] aan te vragen, op vakantie te gaan en om de uitdrukkelijk gewenste achternaamwijziging te bewerkstelligen. Dat is niet juist.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partijen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] niet-ontvankelijk verklaren in de respectievelijke vorderingen. De rechtbank volgt daarin het standpunt van de officier van justitie. De rechtbank vindt de vorderingen onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vorderingen in zoverre zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat behandeling van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partijen kunnen de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de benadeelde partijen veroordelen in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.

De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 8] , [slachtoffer 13] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 11] en [slachtoffer 9] .
Benadeelde partij [slachtoffer 8] heeft aan materiële kosten een bedrag van € 153,12 gevorderd, betreffende de reiskosten van de moeder van benadeelde naar de zitting op 20 en 23 januari 2025. Betreffende immateriële schade is een bedrag van € 5.000,-- gevorderd.
Benadeelde partijen [slachtoffer 13] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 9] hebben ieder € 2.500,-- gevorderd, betreffende immateriële schade.
Benadeelde partijen [slachtoffer 7] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben ieder
€ 5.000,-- gevorderd, betreffende immateriële schade.
Benadeelde partij [slachtoffer 11] heeft aan materiële schade een bedrag van € 17.500,-- gevorderd, betreffende studievertraging en aan immateriële schade een bedrag van
€ 7.500,-- gevorderd, met wettelijke rente vanaf 1 november 2020.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vindt een bedrag aan immateriële schade van € 2.500,-- voor alle online slachtoffers passend, met uitzondering van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Voor deze benadeelden vindt de officier van justitie een immateriële schade van ieder € 5.000,--, redelijk en toewijsbaar. Dit gelet op de bijzondere aard van het contact met hen.
De gevorderde reiskosten met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 8] vindt de officier van justitie eveneens toewijsbaar. De officier van justitie is het eens met de raadsman dat deze kosten niet voor rekening van de moeder van het slachtoffer moeten komen.
Voor zover anders of meer gevorderd is dienen de vorderingen, aldus de officier van justitie, niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht in alle online gevallen de hoogte van de toe te kennen bedragen aan immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 1.500,--.
Er wordt in een aantal vorderingen verwezen naar de staffel genoemd in de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 januari 2022 ECLI:NL:RBROT:2022:23. De raadsman is van mening dat in deze aansluiting dient te worden gezocht bij de eerste categorie, genoemd in dit vonnis.
Ten aanzien van de door [slachtoffer 11] gevorderde materiële schade (studievertraging) heeft de raadsman verzocht deze post af te wijzen. Van een diagnose of een behandeling is vooralsnog in dit geval geen sprake. Het voert daarom te ver om een causaal verband aan te nemen tussen het feit en de tegenvallende schoolresultaten. Enkel een vast staande studievertraging ten gevolge van het handelen van verdachte, zou kunnen leiden tot een verzoek tot schadevergoeding, indien zij later dan mocht worden verwacht de arbeidsmarkt kan betreden. Het enkel afzetten van een forfaitair bedrag tegenover een door haar in de toekomst gewenste carrière van onderwijzer is in dit geval onvoldoende.
Beoordeling.
Materiële kosten benadeelde partij [slachtoffer 8] .
De gevorderde materiële schade van benadeelde partij [slachtoffer 8] ziet op de reiskosten die zijn gemaakt door de moeder van de benadeelde partij voor het bijwonen van de zitting. Deze reiskosten zien op twee zittingsdagen. Kosten voor het bijwonen van de zitting vormen geen materiële schadepost, maar proceskosten, zodat dit bedrag reeds daarom niet toewijsbaar is als materiële schade en wordt afgewezen. Echter, ook als proceskosten komen de kosten voor het bijwonen van de zitting niet voor vergoeding in aanmerking. De artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geven, behoudens bijzondere omstandigheden, namelijk een zowel limitatieve als exclusieve regeling van de kosten waarin een in het ongelijk gestelde partij kan worden veroordeeld. Wat betreft het door de benadeelde partij gevorderde bedrag aan reiskosten voor het bijwonen van de terechtzitting volgt uit artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dat (alleen) een in persoon procederende partij reis- en aanverwante kosten, gemaakt voor het bijwonen van de zitting, als proceskosten vergoed kan krijgen. In deze procedure heeft de benadeelde partij geprocedeerd met bijstand van een gemachtigde (advocaat) en dus niet uitsluitend in persoon. Dit betekent dat de kosten voor het bijwonen van de zitting door de benadeelde partij in deze zaak niet toewijsbaar zijn als proceskosten. De rechtbank zal de post met betrekking tot de reiskosten dan ook afwijzen.
Materiële kosten benadeelde partij [slachtoffer 11] .
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 11] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering met betrekking tot de gevorderde materiële schade, die ziet op de studievertraging.
De rechtbank acht de vordering op dit onderdeel onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van (dit deel van) de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De immateriële schade met betrekking tot de benadeelde partijen [slachtoffer 8] , [slachtoffer 13] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 11] en [slachtoffer 9] .
Vaststaat dat aan de benadeelde partijen door het bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek hebben de benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade nu sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze. De verdachte heeft immers een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partijen. De aard en ernst van deze inbreuk brengt mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelden zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank stelt de omvang van de schade van [slachtoffer 8] , [slachtoffer 13] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 11] en [slachtoffer 9] naar billijkheid vast op een bedrag van € 2.500,-- en stelt de omvang van de schade van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] naar billijkheid vast op een bedrag van € 5.000,00 per kind.
Daarbij heeft de rechtbank gelet op:
-de aard, de ernst en de verwijtbaarheid van het onrechtmatige handelen van de verdachte, alsmede de ernst van de inbreuk die daarmee op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partijen is gemaakt;
-de nadelige gevolgen die dat handelen heeft gehad en heeft op het dagelijkse leven van de benadeelde partijen, zoals daarvan is gebleken uit de schriftelijke en mondelinge toelichtingen op de vorderingen en de daarbij overgelegde stukken; en
-de schadevergoedingen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn toegekend.
De rechtbank heeft voor het bepalen van de bedragen in het bijzonder aansluiting gezocht bij de categorieën 1 ( [slachtoffer 8] , [slachtoffer 13] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 11] en [slachtoffer 9] ) en 2 ( [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ), zoals vermeld in het vonnis van de rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2022:237).
Ten aanzien van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] komt de rechtbank uit op een hoger bedrag aan immateriële schade, dan de overige meisjes, omdat hier sprake is van nog verdergaande seksuele handelingen, waarbij verdachte de meisjes ook heeft aangezet om bij elkaar seksuele handelingen te verrichten en gelet op de zeer jonge leeftijd van deze meisjes.
Over alle toegewezen schadevergoedingen moet de verdachte ook de wettelijke rente betalen, voor zover hierna in het dictum is bepaald.
De rechtbank zal de benadeelde partijen [slachtoffer 8] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 12] en [slachtoffer 11] niet-ontvankelijk verklaren in de gevorderde immateriële schade voor zover deze een bedrag van € 2.500,-- te boven gaat.
De rechtbank zal de verdachte telkens veroordelen in de kosten van de benadeelde partijen tot op heden begroot op nihil. Verder zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen telkens tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank telkens bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.

De rechtbank zal de in beslag genomen goederen waarop kinderporno is aangetroffen onttrekken aan het verkeer, zoals hierna is vermeld. De rechtbank constateert dat met behulp van deze voorwerpen de feiten zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De rechtbank zal de overige in beslag genomen gegevensdragers, zoals vermeld in het dictum, eveneens onttrekken aan het verkeer.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de data op deze digitale gegevensdragers door de politie niet konden worden veilig gesteld. De reden daarvoor was dat de goederen defect waren of vanwege een technisch probleem. Gelet op de omvang van de aangetroffen kinderporno, de frequentie en de duur waarmee verdachte bezig was met het verzamelen van kinderporno en/of digitaal contact had met minderjarigen, kan niet worden uitgesloten dat op deze gegevensdragers ook kinderporno aanwezig is.
Deze voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek aangetroffen en behoren aan verdachte toe. De voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of ter voorbereiding van soortgelijke misdrijven en behoren aan verdachte toe. De rechtbank acht het in strijd met de wet of het algemeen belang dat deze gegevensdragers terug naar verdachte zouden gaan of in het maatschappelijk verkeer terecht komen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36b, 36c, 36d, 36f, 38z, 57, 60a, 240b, 242, 244, 245, 247, 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het onder 1, 2 primair onder A en B, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
Verkrachting, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2 primair:
Onder A:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen, die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind

Onder B:

Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind

Ten aanzien van feit 3:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 4:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 5.
Een afbeelding of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, terwijl verdachte van het plegen dit misdrijf een gewoonte maakt
Ten aanzien van feit 6.
Een afbeelding of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verwerven en in bezit hebben of zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, terwijl verdachte van het plegen dit misdrijf een gewoonte maakt
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf en maatregelen.

 een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
 Een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
 Onttrekking aan het verkeer van de navolgende in beslag genomen voorwerpen:
Goednummer 771990 - Telefoon Samsung 470
Goednummer 771992 - Harde schijf
Goednummer 771993 - Computer (kast)
Goednummer 771994 - Laptop Asus
Goednummer 771997 - Telefoon Samsung
Goednummer 771998 - Telefoon Sony
Goednummer 772012 - Computer (kast) met USB-stick
Goednummer 771991 - Kingston USB Stick
Goednummer 771999 - Samsung wit hoesje
Goednummer 772000 - Asus tablet
Goednummer 772001 - Umidigi telefoon
Goednummer 772002 - Sitecome USB stick
Goednummer 772003 - WD harde schijf
Goednummer 772004 - WD harde schijf met zilver flapje
Goednummer 772005 - Seagate 5400.6
Goednummer 772006 - Seagate momentus
Goednummer 772009 - Maxtor

Ten aanzien van feit 1:

 Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 8.895,80,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 59 dagen gijzeling.
Het bedrag bestaat uit immateriële schade € 8.000,-- en materiële schade € 895,80 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2017 voor wat betreft de immateriële schade en vanaf 11 december 2024 voor wat betreft de materiële schade, tot aan de dag der algehele voldoening.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting
niet op.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 8.895,80,--, bestaande uit immateriële schade € 8000,-- en materiële schade € 895,80 (bestaande uit € 243,94 eigen risico zorgverzekering 2022, € 385,-- eigen risico 2023 en € 266,86 consulten GGZ en medicatie).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2017 voor wat betreft de immateriële schade en vanaf 11 december 2024 voor wat betreft de materiële schade, tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering (resterende deel immateriële schade) niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

Ten aanzien van feit 2:

 Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] (voorheen [slachtoffer 2] ) van een bedrag van € 8.000,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 55 dagen gijzeling.
Het bedrag bestaat uit immateriële schade € 8.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 april 2020, tot aan de dag der algehele voldoening.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting
niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (voorheen [slachtoffer 2] ):
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 8.000,-- terzake immateriële schade. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering (resterende deel immateriële schade en materiële schade (studievertraging, boeken en licenties) niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1] :

Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 2] :

Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Ten aanzien feit 3.

 Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] van een bedrag van € 5.000,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 43 dagen gijzeling.
Het bedrag bestaat uit immateriële schade € 5.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2022, tot aan de dag der algehele voldoening.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting
niet op.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van € 5.000,-- terzake immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
 Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] van een bedrag van € 5.000,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 43 dagen gijzeling.
Het bedrag bestaat uit immateriële schade € 5.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2022, tot aan de dag der algehele voldoening.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting
niet op.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van een bedrag van € 5.000,-- terzake immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

Ten aanzien van feit 4:

 Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 8] van een bedrag van € 2.500,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen gijzeling.
Het bedrag bestaat uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 september 2021, tot aan de dag der algehele voldoening.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting
niet op.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 8] van een bedrag van € 2.500,-- terzake immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering (resterende deel immateriële schade niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Wijst de vordering met betrekking tot de gevorderde materiële kosten (reiskosten) af.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
 Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 13] van een bedrag van € 2.500,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen gijzeling.
Het bedrag bestaat uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2022, tot aan de dag der algehele voldoening.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting
niet op.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 13] van een bedrag van € 2.500,--,-- terzake immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
 Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] van een bedrag van € 2.500,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen gijzeling.
Het bedrag bestaat uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2022, tot aan de dag der algehele voldoening.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting
niet op.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] van een bedrag van € 2.500,-- terzake immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade
 Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] van een bedrag van € 2.500,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen gijzeling.
Het bedrag bestaat uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2022, tot aan de dag der algehele voldoening.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting
niet op.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] van een bedrag van € 2.500,-- terzake immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade
 Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7] van een bedrag van € 2.500,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen gijzeling.
Het bedrag bestaat uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2022, tot aan de dag der algehele voldoening.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting
niet op.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] van een bedrag van € 2.500,-- terzake immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering (resterende deel immateriële schade) niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schad
 Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 12] van een bedrag van € 2.500,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen gijzeling.
Het bedrag bestaat uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2023, tot aan de dag der algehele voldoening.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting
niet op.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 12] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 12] van een bedrag van € 2.500,-- terzake immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering (resterende deel immateriële schade) niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
 Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 11] van een bedrag van € 2.500,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen gijzeling.
Het bedrag bestaat uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2022, tot aan de dag der algehele voldoening.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting
niet op.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 11] van een bedrag van € 2.500,-- terzake immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering (resterende deel immateriële schade en post studievertraging) niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
 Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 9] van een bedrag van € 2.500,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen gijzeling.
Het bedrag bestaat uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2022, tot aan de dag der algehele voldoening.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting
niet op.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 9] van een bedrag van € 2.500,-- terzake immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. E.M.J. Raeijmaekers en mr. S.H. Schepers, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 17 februari 2025.