ECLI:NL:RBOBR:2025:7808

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 december 2025
Publicatiedatum
1 december 2025
Zaaknummer
01.224368.25
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstallen en wederspannigheid met geweld door verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 1 december 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan drie winkeldiefstallen en diefstal uit een auto. Daarnaast heeft de verdachte zich tweemaal schuldig gemaakt aan wederspannigheid, waarbij zij met geweld heeft geprobeerd te ontkomen aan haar aanhoudingen, wat resulteerde in licht letsel bij een politieambtenaar. De officier van justitie eiste een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar, maar de rechtbank oordeelde dat deze maatregel als ultimum remedium moet worden beschouwd. De rechtbank legde in plaats daarvan een voorwaardelijke ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, met een proeftijd van twee jaar, en een gevangenisstraf van 18 weken, met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank overwoog dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten en dat haar recidive een zorgwekkend patroon vertoont. De rechtbank heeft ook een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, een politieambtenaar, gedaan, waarbij een schadevergoeding van 50 euro werd toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om mee te werken aan reclasseringstoezicht en aan verschillende voorwaarden, waaronder ambulante behandeling en schuldhulpverlening.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01.224368.25, 01.221688.25 en 01.226270.25 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 01 december 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1995] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. Utrecht, locatie Nieuwersluis.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 november 2025.
Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlasteleggingen.

De zaak met parketnummer 01.224368.25.
Deze zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 oktober 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 17 augustus 2025 te Eindhoven, althans in Nederland,
levensmiddelen en/of verzorgingsproducten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] (gelegen aan [adres 2] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De zaak met parketnummer 01.221688.25.
Deze zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 oktober 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
zij op of omstreeks 8 augustus 2025 te Eindhoven
wasmiddel (vijf verpakkingen waspods merk Ariel) en/of shampoo (zes verpakkingen merk Zwitsal), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 2:
zij op of omstreeks 8 augustus 2025 te Eindhoven,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet
tegen een ambtenaar, [verbalisant 1] , brigadier politie Oost-Brabant, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van haar bediening, te weten het aanhouden van verdachte
door met kracht tegen voornoemde [verbalisant 1] in te bewegen, met haar - verdachtes - nagels over de handen en/of armen van voornoemde [verbalisant 1] te gaan, meermalen knijpende bewegingen met haar - verdachtes - handen te maken en/of te proberen van haar - verdachtes - buik naar haar - verdachtes - zij te draaien,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig
lichamelijk letsel, te weten een (blauw verkleurd) wondje op de rechteronderarm bij voornoemde [verbalisant 1] ten gevolge heeft gehad.
De zaak met parketnummer 01. 226270.25.
Deze zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 oktober 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
zij op of omstreeks 22 juli 2025 te Eindhoven
één of meerdere pas(jes), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen pasjes onder haar bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
Feit 2:
zij op of omstreeks 22 juli 2025 te Eindhoven
koffiebonen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 3:
zij op of omstreeks 22 juli 2025 te Eindhoven,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet
tegen een ambtenaren, [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] , beiden verbalisant bij de eenheid Oost-Brabant, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte
door
- met die [verbalisant 3] in worsteling te geraken, waarbij zij die [verbalisant 3] pijn deed toekomen aan zijn elle boog; en/of
- hevig met haar benen te bewegen en/of schoppende bewegingen met haar benen te maken.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdachte heeft de ten laste gelegde feiten bekend en de verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de inhoud van de hierna genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
De bewijsmiddelen.
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen. Verdachte heeft de feiten immers bekend en haar raadsvrouw heeft geen vrijspraak bepleit.
De opgave van de bewijsmiddelen is als bijlage bij dit vonnis gevoegd en de inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de (in de bewijsmiddelenbijlage opgenomen) bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
T.a.v. de zaak met parketnummer 01.224368.25
op 17 augustus 2025 te Eindhoven verzorgingsproducten, die aan [slachtoffer 1] (gelegen aan [adres 2] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
T.a.v. de zaak met parketnummer 01.221688.25
T.a.v. feit 1:
op 8 augustus 2025 te Eindhoven wasmiddel (vijf verpakkingen waspods merk Ariel) en shampoo (zes verpakkingen merk Zwitsal), die aan [slachtoffer 1] toebehoorden
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
T.a.v. feit 2:
op 8 augustus 2025 te Eindhoven, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant 1] , brigadier politie Oost-Brabant, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van haar bediening, te weten het aanhouden van verdachte door met kracht tegen voornoemde [verbalisant 1] in te bewegen, met haar - verdachtes - nagels over de handen en armen van voornoemde [verbalisant 1] te gaan, meermalen knijpende bewegingen met haar - verdachtes - handen te maken en te proberen van haar - verdachtes - buik naar haar - verdachtes - zij te draaien, terwijl dit misdrijf enig lichamelijk letsel, te weten een (blauw verkleurd) wondje op de rechteronderarm bij voornoemde [verbalisant 1] ten gevolge heeft gehad.
T.a.v. de zaak met parketnummer 01. 226270.25
T.a.v. feit 1:
op 22 juli 2025 te Eindhoven pasjes, die aan [slachtoffer 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen pasjes onder haar bereik heeft gebracht door middel van inklimming.
T.a.v. feit 2:
op 22 juli 2025 te Eindhoven koffiebonen, die aan [slachtoffer 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
T.a.v. feit 3:
op 22 juli 2025 te Eindhoven, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , beiden verbalisant bij de eenheid Oost-Brabant, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte
door
- met die [verbalisant 3] in worsteling te geraken, waarbij zij die [verbalisant 3] pijn deed toekomen aan zijn elleboog; en
- hevig met haar benen te bewegen en schoppende bewegingen met haar benen te maken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte een onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) wordt opgelegd. Oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel acht de officier van justitie een gepasseerd station. Het strafblad van verdachte geeft er blijk van dat verdachte eerder is veroordeeld tot voorwaardelijke straffen. Deze voorwaardelijke veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan. Aangezien zij zich telkens niet aan de voorwaarden heeft gehouden zijn deze eerdere voorwaardelijke straffen tenuitvoergelegd. Ook de schorsing van de voorlopige hechtenis door de rechter-commissaris op 11 augustus 2025 in de zaak met parketnummer 01.221688.25, heeft verdachte er kennelijk niet van weten te weerhouden opnieuw te recidiveren aangezien zij op 17 augustus 2025 alweer werd aangehouden ter zake van de winkeldiefstal zoals ten laste gelegd onder parketnummer 01.224368.25. De voorwaarden die de rechter-commissaris aan de schorsing van de voorlopige hechtenis had verbonden, waren gelijkluidend aan de voorwaarden die de reclassering in haar advies van 6 november 2025 heeft geformuleerd. De officier van justitie ziet niet in waarom verdachte zich nu wel aan deze voorwaarden zal houden. Daarnaast is gewezen op het hoge recidiverisico en het risico op onttrekking waarover de reclassering rapporteert. Gelet op het voorgaande is een onvoorwaardelijke ISD-maatregel de enige oplossing om de maatschappij te beveiligen en verdachte de hulp te bieden die zij nodig heeft om haar leven weer op de rit te krijgen en te re-integreren in de samenleving.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft bepleit dat het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel een ultimum remedium is en thans nog niet aan de orde is. Verdachte heeft nooit eerder zo lang vast gezeten, waardoor zij nu clean is en tot nieuwe inzichten is gekomen en gemotiveerd is tot gedragsverandering. Bepleit is aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke ISD-maatregel met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De verdachte heeft zich bereid verklaard mee te werken aan een voorwaardelijke ISD-maatregel en stelt hiertoe ook gemotiveerd te zijn. Zij is zich ervan bewust dat een voorwaardelijke ISD-maatregel een laatste kans is en dat de onvoorwaardelijke ISD-maatregel ten uitvoer gelegd zal worden indien zij zich niet aan de gestelde voorwaarden houdt. Gelet op het voorgaande heeft de raadsvrouwe tevens verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de bepaling van een passende afdoening heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon van verdachte en haar persoonlijke omstandigheden zoals deze naar voren gekomen zijn uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van de reclassering d.d. 6 november 2025, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 9 oktober 2025 alsmede het requisitoir en de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan 3 winkeldiefstallen en diefstal uit een auto. Verdachte is in het verleden vaker veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten. Aan haar zijn zowel voorwaardelijke als onvoorwaardelijke straffen opgelegd. Deze veroordelingen hebben niet het gewenste effect bereikt: verdachte blijft recidiveren. Dit blijkt te meer nu verdachte ten tijde van het plegen van de winkeldiefstal op 17 augustus 2025 (parketnummer 01.224368.25) nog in de schorsing van de voorlopige hechtenis liep van de zaak met parketnummer 01.228688.25. In deze zaak werd de voorlopige hechtenis op 11 augustus 2025 geschorst. Slechts enkele dagen daarna heeft verdachte opnieuw een winkeldiefstal gepleegd. Dat neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk. De rechtbank overweegt dat de door verdachte gepleegde vermogensdelicten leiden tot schade, overlast en ergernis bij de betrokkenen. Verdachte lijkt van deze gevolgen niet doordrongen en laat zich slechts leiden door haar eigen belangen. Daar komt bij dat uit het handelen van verdachte minachting spreekt voor andermans eigendommen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Daarnaast heeft verdachte zich tweemaal schuldig gemaakt aan wederspannigheid, waarbij zij met geweld heeft geprobeerd te ontkomen aan haar aanhoudingen. Verdachte heeft hierdoor licht letsel veroorzaakt bij één van de politieambtenaren. Verdachte heeft door zo te handelen ten eerste de verbalisanten gehinderd in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Ten tweede is het algemeen bekend dat personen die te maken krijgen met geweld hiervan angstgevoelens kunnen ondervinden. Dat geldt evenzeer als deze feiten tegen politieambtenaren plaatsvinden. Politieambtenaren verrichten een publieke taak. Dat dient te worden gerespecteerd. Verdachte heeft zich daarvan geen enkele rekenschap gegeven.
Het advies van de reclassering
Uit de rapportage van de reclassering d.d. 6 november 2025 volgt dat de door verdachte gepleegde feiten passen in een patroon van vermogensdelicten en agressief gedrag. Hoewel het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog en het risico op onttrekken aan voorwaarden als hoog, adviseert de reclassering tot oplegging van een geheel voorwaardelijke ISD-maatregel. De reclassering is van mening dat er tot op heden voor verdachte (kennelijk) onvoldoende tegenover het niet meewerken aan reclasseringstoezichten stond, namelijk werkstraffen en een jeugddetentie van twee weken. De reclassering stelt dat een voorwaardelijke ISD-maatregel aangewezen is omdat verdachte daarmee een zeer aanzienlijke ‘straf’ boven het hoofd heeft hangen indien zij opnieuw onvoldoende meewerkt aan haar re-integratie in de maatschappij. De reclassering adviseert aan een voorwaardelijke ISD-maatregel bijzondere voorwaarden te verbinden.
Wettelijke vereisten ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezenverklaarde aan alle wettelijke voorwaarden, zoals omschreven in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht, is voldaan om tot oplegging van de ISD-maatregel over te gaan.
De ISD-maatregel is gevorderd door de officier van justitie.
Verdachte heeft een misdrijf begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het op naam van verdachte gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 9 oktober 2025 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het bewezenverklaarde meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezenverklaarde feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen.
Gelet op de inhoud van het hiervoor genoemde reclasseringsadvies moet er ernstig rekening mee gehouden worden dat verdachte wederom een soortgelijk misdrijf zal begaan. De veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de maatregel, waarbij wordt verwezen naar het feit dat verdachte telkens weer strafbare feiten pleegt en de oplegging van vrijheidsstraffen haar daarvan kennelijk niet weerhoudt.
De rechtbank overweegt dat ook is voldaan aan de voorwaarden die in de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers van het Openbaar Ministerie” worden gesteld om tot vordering van de ISD-maatregel over te gaan: verdachte is een zeer actieve veelpleegster, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag worden opgemaakt voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Voorwaardelijke ISD-maatregel
Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat zij inziet dat zij hulp kan gebruiken op meerdere (leef)gebieden en zich bereid heeft verklaard aan alle voorwaarden te houden zoals geformuleerd door de reclassering in het advies van 6 november 2025, constateert de rechtbank dat verdachte dit op 11 augustus 2025 ook tegenover de rechter-commissaris heeft verklaard. Desondanks heeft zij zich toen niet aan de schorsingsvoorwaarden gehouden en enkele dagen later alweer gerecidiveerd door het plegen van een winkeldiefstal. Hierdoor betwijfelt de rechtbank of verdachte de gestelde (gelijkluidende) voorwaarden nu wel zal naleven. De rechtbank overweegt dat zolang verdachte niet intrinsiek gemotiveerd is om aan zichzelf te werken en de aangeboden hulp niet echt accepteert dan wel voortijdig blijft beëindigen, verdachte zichzelf de kans ontneemt om haar problemen daadwerkelijk aan te pakken en haar leven op de rit te krijgen, waardoor de kans op recidive onverminderd hoog blijft.
Daar staat echter tegenover dat de rechtbank er oog voor heeft dat bepaalde omstandigheden veranderd lijken te zijn sinds de eerdere pogingen om de hulpverlening van de grond te krijgen. Immers lijkt verdachte inmiddels ruim drie maanden clean te zijn doordat zij vast zit. Naar het lijkt is zij (mede daardoor) tot nieuwe inzichten gekomen en lijkt zij oprecht in haar verklaring dat ze inziet dat ze hulp nodig heeft en bereid is deze hulp te aanvaarden. Daar komt bij dat ook de reclassering nog mogelijkheden ziet om met verdachte aan de slag te gaan. Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank dat zij verdachte een allerlaatste kans wil bieden om de aangeboden hulp te accepteren om haar leven - op eigen kracht - op de rit en delictvrij krijgen. Gelet op de gewijzigde situatie en inzichten van verdachte, vertrouwt de rechtbank erop dat verdachte deze kans niet onbenut zal laten.
De ISD-maatregel moet, gelet op de duur en het karakter van de maatregel, als ultimum remedium worden beschouwd. Nu er thans nog een minder ingrijpende alternatieve mogelijkheid bestaat die kans van slagen heeft, zal de rechtbank de officier van justitie niet volgen in zijn eis en in plaats daarvan de ISD-maatregel geheel voorwaardelijk opleggen.
Voorwaarden
De rechtbank zal hieraan de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering. Dat betekent dat de ISD-maatregel niet ten uitvoer wordt gelegd als de verdachte zich houdt aan de algemene voorwaarde dat zij geen strafbare feiten pleegt en aan de navolgende bijzondere voorwaarden:
meldplicht
ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname
begeleid wonen of maatschappelijke opvang
meewerken aan schuldhulpverlening
meewerken aan middelencontrole
Ten aanzien van de voorwaarde genoemd onder 2, te weten: ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, overweegt de rechtbank [1] dat de beslissing of zich de noodzaak voordoet van opname van verdachte in een zorginstelling en voor welke duur dat dan noodzakelijk zou zijn, is voorbehouden aan een rechter. Om die reden zal de rechtbank bepalen dat een klinische opname slechts volgt na rechterlijke goedkeuring.
Duur van de maatregel en proeftijd
Vooral ter optimale bescherming van de maatschappij, maar ook om het leveren van een bijdrage aan de oplossing van haar problematiek alle kansen te geven, is het belangrijk voldoende tijd te nemen wanneer de ISD-maatregel onverhoopt toch ten uitvoer wordt gelegd. Daarom zal de rechtbank de maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren. Daarnaast zal de rechtbank om dezelfde redenen bepalen dat de voorwaarden die aan de voorwaardelijke ISD-maatregel worden verbonden, gelden gedurende een proeftijd van twee jaren.
Gevangenisstraf
Om de ernst van de bewezen verklaarde feiten tot uitdrukking te brengen, zal de rechtbank - onder verwijzing naar de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten - daarnaast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 18 weken, met aftrek van de tijd die verdachte reeds heeft doorgebracht in voorarrest.

De voorlopige hechtenis.

Gelet op de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf ter zake van het bewezenverklaarde, zal de rechtbank het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van de opgelegde vrijheidsstraf.

De vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen. Het totaal toegewezen bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente, waarbij aan de verdachte de verplichting ex artikel 36f Sr tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer opgelegd dient te worden. Tevens is verzocht te bepalen gijzeling toe te passen wanneer niet aan de maatregel wordt voldaan.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de hoogte van het toe te wijzen bedrag aan immateriële schadevergoeding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij een vordering heeft ingediend voor de vergoeding van de immateriële schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van het door verdachte gepleegde strafbare feit. De gevorderde immateriële schadevergoeding bedraagt 150,- euro.
De rechtbank ziet aanleiding de gevorderde immateriële schadevergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en schattenderwijs te begroten op 50,- euro. De vordering wordt voor het overige afgewezen.
De rechtbank heeft hierbij enerzijds acht geslagen op de omstandigheid dat de benadeelde partij licht letsel heeft opgelopen en de gedragingen van verdachte - blijkens de toelichting op de vordering tot schadevergoeding - grote impact op haar hebben gehad. Anderzijds heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en geringe ernst van het letsel en de omstandigheid dat de benadeelde partij door dit letsel niet in de uitoefening van haar beroep als politieagente of haar dagelijkse functioneren is belemmerd.
De rechtbank zal bepalen dat dit bedrag vermeerderd dient te worden met de wettelijke rente vanaf datum waarop het delict is gepleegd, te weten vanaf 8 augustus 2025, tot aan de dag van algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de proceskosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Voorts zal de rechtbank bepalen dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 1 dag. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 36f, 38m, 38n, 38p, 57, 180, 181, 310, 311 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. de zaak met parketnummer 01.224368.25:

diefstal
T.a.v. de zaak met parketnummer 01.221688.25:
T.a.v. feit 1:

diefstal
T.a.v. feit 2:

wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben
T.a.v. de zaak met parketnummer 01. 226270.25:
T.a.v. feit 1:

diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming
T.a.v. feit 2:

diefstal
T.a.v. feit 3:

wederspannigheid
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. parketnummer 01.224368.25, parketnummer 01.221688.25 feit 1 en 2,
en parketnummer 01.226270.25 feit 1, 2 en 3:
 Een
gevangenisstraf voor de duur van 18 wekenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
T.a.v. parketnummer 01.224368.25, parketnummer 01.221688.25 feit 1 en 2,
en parketnummer 01.226270.25 feit 1, 2 en 3:
 Een
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren
Algemene voorwaarde is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1) Meldplicht
Veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen nadat dit vonnis onherroepelijk geworden is, bij Leger des Heils Reclassering op telefoonnummer 088-0901140. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Veroordeelde werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt onder meer het meewerken aan huisbezoeken.
2) Ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname
Veroordeelde werkt, gezien haar vermoedelijke delictgerelateerde psychische problematiek, verplicht mee aan een intake en aan een eventueel daaruit voortvloeiende ambulante behandeling voor die problematiek, door een door de reclassering nader aan te wijzen GGz-instelling.
De behandeling start zodra er plaats voor haar is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie, stabilisatie en diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert en nadat hiervoor rechterlijke goedkeuring is gegeven, zal veroordeelde zich laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich ook in geval van klinische opname aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
3) Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra er een plek voor veroordeelde beschikbaar is. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld.
4) Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of bewindvoering. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in haar financiën en schulden.
5) Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van harddrugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Opdracht toezicht.
Geeft opdracht aan Reclassering Leger des Heils om toezicht te houden op de naleving van voornoemde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Hierbij gelden als voorwaarden dat de veroordeelde:
  • meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
  • meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
T.a.v. de zaak met parketnummer 01.221688.25, feit 2:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1] :
Wijst gedeeltelijk toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [verbalisant 1] , van
een bedrag van 50,00 euro, bestaande uit immateriële schade.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
8 augustus 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Wijst de vordering voor het overige af.
T.a.v. de zaak met parketnummer 01.221688.25, feit 2:

Schadevergoedingsmaatregel
Legt opaan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [verbalisant 1] , van
een bedrag van 50,00 euro.Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 1 (één) dag. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 08 augustus 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van haar schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover zij heeft voldaan aan een van de haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
De voorlopige hechtenis.
Heft ophet tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M. Rinzema, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. E.M.J. Raeijmaekers, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.E.M. Freese - de Haas, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 1 december 2025.

Voetnoten

1.onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 20 juni 2018 met vindplaats ECLI:NL:HR:2018:946