ECLI:NL:RBOBR:2025:7357

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
WR 25/023
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak wegens vermeende partijdigheid

Op 10 november 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door de advocaat mr. G.J. Woodrow, die de rechter in een strafzaak tegen zijn cliënt wilde wraken. De wraking was gebaseerd op de stelling dat de rechter, mr. H.A. van Gameren, partijdig zou zijn geweest door een getuige niet te dwingen om een vraag van de advocaat te beantwoorden. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om de getuige niet te dwingen tot antwoorden op de vraag van mr. Woodrow op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om te concluderen dat de onpartijdigheid in het geding is. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was en dat de argumenten van verzoeker niet voldoende waren om de wraking te rechtvaardigen. De beslissing werd genomen na een mondelinge behandeling waarbij alleen de raadsman van verzoeker aanwezig was, terwijl de rechter niet aanwezig kon zijn. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK Oost-Brabant

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 25/023
Beslissing van 10 november 2025
van de meervoudige wrakingskamer op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat mr. G.J. Woodrow,
strekkende tot de wraking van:
mr. H.A. van Gameren,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 29 september 2025 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- het dossier in de strafzaak tegen verzoeker;
- de schriftelijke reactie op de wraking van de rechter van 8 oktober 2025;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 30 oktober 2025.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling is alleen verschenen de raadsman van verzoeker, mr. Woodrow voornoemd.
De rechter heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling de wrakingskamer bericht dat hij daarbij niet aanwezig kan zijn.
1.3.
De wrakingskamer heeft vervolgens de datum van deze beslissing bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek en de reactie daarop van de rechter

2.1.
Het wrakingsverzoek strekt tot wraking van de rechter (optredend als rechter-commissaris) in de strafzaak met parketnummer 01.379901.24 tegen verzoeker. Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek samengevat het volgende ten grondslag gelegd.
Tijdens een verhoor van een getuige in de strafzaak tegen verzoeker, heeft mr. Woodrow de getuige gevraagd – kort gezegd – wat hij voorafgaand aan de zitting met aangeefster heeft besproken. Volgens verzoeker heeft de getuige daar toen niet op geantwoord. Mr. Woodrow heeft de rechter daarom verzocht om de getuige opdracht te geven die vraag alsnog te beantwoorden. Dat heeft de rechter niet gedaan.
De schijn van partijdigheid is daarom volgens verzoeker in beeld, omdat de getuige van de rechter niet hoefde te antwoorden op een vraag die evident van belang is in deze zaak en die ziet op de eigen waarneming van de getuige.
Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft mr. Woodrow nog gesteld dat de rechter ook in eerdere verhoren in de strafzaak tegen verzoeker vragen heeft belet die uitermate van belang zijn voor de beoordeling in de strafzaak.
2.2.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft in zijn schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek het volgende naar voren gebracht.
De voor verzoeker onwelgevallige beslissing van de rechter (de beslissing om de getuige niet de opdracht te geven om de vraag van mr. Woodrow te beantwoorden) kan op zichzelf geen grond voor wraking opleveren. Die beslissing is ook niet zozeer onbegrijpelijk dat daaruit een schijn van vooringenomenheid kan worden afgeleid, aldus de rechter.
Daarbij acht de rechter van belang dat hij de getuige wel heeft gevraagd om de vraag van mr. Woodrow te beantwoorden en dat de vraag van mr. Woodrow aan de getuige te ruim is geformuleerd. Er was daarom volgens de rechter geen aanleiding om de getuige ook de opdracht te geven die vraag te beantwoorden.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
Bijzondere omstandigheden zoals hiervoor bedoeld zijn naar het oordeel van de wrakingskamer in deze zaak niet aanwezig en zij overweegt daarbij als volgt.
In essentie legt verzoeker aan de wraking ten grondslag dat hij het niet eens is met de motivering van de rechter van zijn (proces-) beslissing om de getuige niet op te dragen de vraag van mr. Woodrow te beantwoorden. Volgens vaste rechtspraak levert dat op zichzelf geen grond voor wraking op. Ook niet als het gaat om een onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders als de motivering van de beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebruikte bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Anders dan verzoeker heeft gesteld, is daarvan naar het oordeel van de wrakingskamer in dit geval echter geen sprake. Uit de motivering van de beslissing van rechter en de door hem daarbij gebruikte bewoordingen kan niet een objectief gerechtvaardigde vrees voor onpartijdigheid worden afgeleid. Dit geldt naar het oordeel van de wrakingskamer ook voor de beslissingen en daarbij gebruikte bewoordingen tijdens de eerdere verhoren van andere getuigen (zoals door mr. Woodrow geciteerd in zijn spreekaantekeningen).
Ook overigens is in de stellingen van verzoeker geen grond gelegen voor het oordeel dat de rechter enige schijn van partijdigheid heeft gewekt.
3.3.
Het wrakingsverzoek wordt daarom afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer,
wijst het verzoek tot wraking van de rechter in de zaak met parketnummer 01.379901.24 af.
Deze beslissing is gegeven door mr. F. Kooijman, voorzitter, mr. J.A. van Voorthuizen en mr. M.E. Bartels, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.Th. Lenting, griffier, en uitgesproken op 10 november 2025.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.