ECLI:NL:RBOBR:2025:728

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
23/3102, 23/3304 en 24/2825
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschillen over omgevingsvergunningen voor woningsplitsing en bouwen

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 21 januari 2025, worden de beroepen van eiseres en eisers behandeld met betrekking tot omgevingsvergunningen voor het splitsen van een woning en het bouwen van bijgebouwen. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan, die is verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxtel. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiseres gegrond is, omdat er een fout in de voorschriften van het bestreden besluit staat. De rechtbank vernietigt het voorschrift dat betrekking heeft op het prieel, maar laat het besluit voor het overige in stand. Het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning en het beroep van eiseres tegen de omgevingsvergunning voor bouwen worden ongegrond verklaard. De rechtbank concludeert dat de omgevingsvergunning voor het splitsen van de woning gedeeltelijk vernietigd moet worden, terwijl de overige besluiten in stand blijven. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige besluitvorming door het college en de rol van de rechtbank in het waarborgen van rechtsbescherming voor betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 23/3102, SHE 23/3304 en SHE 24/2825

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 januari 2025 in de zaken tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

[eisers] , beiden uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. K.W.H. Albert)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxtel, het college

(gemachtigden: mr. J.M. van der Heijden en V.E.H. van Hees).
Eiseres en eisers hebben over en weer als derde-partij aan de gedingen met de zaaknummers SHE 23/3102, SHE 23/3304 en SHE 24/2825 deelgenomen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres en eisers die gaan over de aan eisers verleende omgevingsvergunningen voor het splitsen van de woning aan [adres] . Het college heeft hiervoor een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verleend (planologische splitsing) en het college heeft een omgevingsvergunning voor bouwen verleend ten behoeve van de splitsing.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de omgevingsvergunning voor het planologisch splitsen van de woning van eisers. [1] Eisers zijn vergunninghouders en verzetten zich tegen een aan deze omgevingsvergunning verbonden voorschrift. [2] Eiseres heeft ook beroep ingesteld tegen de omgevingsvergunning voor bouwen. [3] Eisers hebben tegen laatstgenoemde omgevingsvergunning geen beroep ingesteld.
1.1.
Het college heeft geen verweerschrift ingediend. Eiseres en eisers hebben over en weer op elkaars beroepen schriftelijk gereageerd. Ook heeft eiseres haar beroepschriften aangevuld.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 24 oktober 2024 op zitting behandeld. Op deze zitting zijn de beroepen met de zaaknummers SHE 23/1548, SHE 23/3102, SHE 23/3304, SHE 24/850, SHE 24/2305 en SHE 24/2825 gezamenlijk behandeld. Hierbij waren de gemachtigden van het college aanwezig alsmede [naam] , [naam] , [naam] ,
[naam] en [naam] , met hun gemachtigde, vergezeld door
[naam] , adviseur. [naam] was niet aanwezig.
1.3.
Tijdens de zitting is aan partijen gevraagd of zij er bezwaar tegen hebben dat de aan deze zaken toegewezen rechter uitspraak doet op de beroepen, omdat is gebleken dat eerder een verzoek om voorlopige voorziening tegen de omgevingsvergunning voor het planologisch splitsen van de woning van eiseres door de betreffende rechter is afgewezen omdat geen spoedeisend belang aanwezig was. [4] Omdat eiseres niet bij de zitting aanwezig was, heeft de rechtbank haar per brief gevraagd om een schriftelijke reactie.
1.4.
Eiseres heeft de rechtbank met haar brief van 2 november 2024 geïnformeerd dat zij er niet mee instemt dat onderhavige beroepen worden beoordeeld door dezelfde rechter als de rechter die het verzoek om voorlopige voorziening heeft beoordeeld.
1.5.
De rechtbank heeft deze beroepen daarom op 5 december 2024 op een tweede zitting, met een andere rechter, behandeld. Op deze zitting zijn de beroepen met de zaaknummers SHE 23/3102, SHE 23/3304 en SHE 24/2825 gezamenlijk behandeld. Hierbij waren de gemachtigden van het college aanwezig alsmede [naam] , [naam] , [naam] en [naam] , met hun gemachtigde, vergezeld door
[naam] , adviseur. [naam] was niet aanwezig.
1.6.
De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.

Feiten en omstandigheden

2. Eiseres woont aan [adres] te [woonplaats] . Tegenover deze woning bevinden zich de adressen [adres] en [adres] (verder de projectlocatie). Daar wonen eisers. Tussen de percelen van partijen bevindt zich een (openbare) weg.
2.1.
Tussen partijen bestaat een langlopend conflict, wat heeft geleid tot meerdere bezwaar- en (hoger) beroepsprocedures.
2.2.
Naar aanleiding van diverse handhavingsverzoeken van eiseres heeft het college een controlebezoek uitgevoerd op de projectlocatie. Bij deze controle is geconstateerd dat de woning aan [adres] is gesplitst en dat geen doorgang tussen de woningen bestaat. Ook is geconstateerd dat in totaal 517,72 m2 van het achtererfgebied met bijgebouwen is bebouwd.
2.3.
Met de besluiten van 11 januari 2022 heeft het college aan eisers gelast de woningsplitsing ongedaan te maken door de woning in overeenstemming te brengen met de vergunde situatie, op straffe van dwangsom van € 2.500,00 per week met een maximum van
€ 22.500,00 (last 1) en gelast de totale oppervlakte van het aantal bijbehorende bouwwerken terug te brengen naar 150 m2, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per week met een maximum van € 45.000,00 (last 2).
2.4.
De hiertegen door eiseres en eisers ingediende (bezwaren en) beroepen hebben geleid tot de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 10 juli 2023. [5] Daarin heeft de rechtbank (onder meer) geoordeeld dat eisers in strijd met het bestemmingsplan handelen en dat dus sprake is van een overtreding, omdat slechts één woning is toegestaan binnen het bouwvlak en er feitelijk twee woningen zijn gerealiseerd. Verder bestaat er geen concreet zicht op legalisatie en is handhaving niet onevenredig. Wat de bebouwing in het achtererf betreft, heeft de rechtbank geoordeeld dat ook hiervoor terecht handhavend is opgetreden. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en de aan eisers opgelegde lasten onder dwangsom, voor zover zij betrekking hebben op de woningsplitsing en de overschrijding van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen, geschorst tot twaalf weken na verzending van de uitspraak.
2.5.
Partijen hebben hiertegen hoger beroep ingesteld. Deze hoger beroepen zijn door de Afdeling met de uitspraak van 30 oktober 2024 ongegrond verklaard. [6]
2.6.
Op 18 november 2022 hebben eisers een omgevingsvergunning aangevraagd voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het splitsen van de woning aan de projectlocatie. Beoogd is om de woonboerderij te gebruiken als twee zelfstandige woningen.
2.7.
De percelen waarop de woning gelegen is, vallen, voor zover relevant, onder het bestemmingsplan “Buitengebied 2011” en kennen hierin de enkelbestemming “Wonen” en de dubbelbestemmingen “Waarde – Archeologie – categorie 3”, “Waarde – Attentiegebied EHS” en “Waarde – Leefgebied soorten van kleinschalig cultuurlandschap”. Uit artikel 27.2.1, onder a, van het bestemmingsplan volgt dat het niet is toegestaan meer dan één woonhuis per bestemmingsvlak aanwezig te hebben. In onderhavig geval ziet de aanvraag om deze omgevingsvergunning voor het (planologisch) splitsen op het wegnemen van de strijdigheid met deze planregel.
2.8.
Met het ontwerpbesluit van 9 juni 2023 heeft het college het voornemen geuit de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen voor het (planologisch) splitsen van de woning. Dit ontwerpbesluit is per 12 juni 2023 ter inzage gelegd.
2.9.
Eiseres heeft hiertegen een zienswijze ingebracht.
2.10.
Op 29 september 2023 hebben eisers een omgevingsverugnning aangevraagd voor de activiteit bouwen ten behoeve van het splitsen van de woning.
2.11.
Met het besluit van 27 oktober 2023 heeft het college de omgevingsvergunning voor het (planologisch) splitsen van de woning verleend. Aan deze omgevingsvergunning heeft het college voorschriften verbonden.
2.12.
Met het (primaire) besluit van 19 december 2023 heeft het college de gevraagde omgevingsverugnning voor de activiteit bouwen verleend.
2.13.
Eiseres heeft tegen laatstgenoemd besluit bezwaar gemaakt.
2.14.
Met het besluit van 26 juni 2024 heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en heeft het de verleende omgevingsverugnning in stand gelaten. Het college heeft daarbij, op advies van de bezwaarschriftencommissie, een aanvullende motivering aan de omgevingsvergunning toegevoegd.
2.15.
Eiseres heeft tegen de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van de (planologische) splitsing beroep ingesteld bij de rechtbank Oost-Brabant en de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Ook eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Eiseres heeft daarnaast beroep ingesteld tegen het besluit van 26 juni 2024, waarin haar bezwaren tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen ongegrond zijn verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de bestreden besluiten aan de hand van de beroepsgronden van eiseres en eisers. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep van eiseres tegen de omgevingsvergunning voor het planologisch splitsen gegrond is. De rechtbank zal deze omgevingsvergunning daarom gedeeltelijk vernietigen en zelf in de zaak voorzien. Het beroep van eisers tegen deze omgevingsvergunning en het beroep van eiseres tegen de omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van de splitsing acht de rechtbank ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze oordelen komt en welke gevolgen deze oordelen hebben.
Ingediende stukken
4. In de drie zaken zijn een groot aantal stukken ingediend. Eiseres heeft drie beroepschriften ingediend, waarbij zij in de latere beroepschriften deels eerder ingebrachte beroepsgronden heeft aangevuld en nader heeft gemotiveerd en deels nieuwe beroepsgronden heeft ingebracht. Ook heeft eiseres een reactie op het beroep van eisers ingediend. Eisers hebben een beroepschrift ingediend en één schriftelijke reactie ingebracht met betrekking tot meerdere tussen partijen lopende beroepen (SHE 23/1548, SHE 23/3102, SHE 23/3304, SHE 24/850, SHE 24/2305 en SHE 24/2825). Voor zover een door een der partijen ingenomen standpunt niet expliciet in de uitspraak wordt weergegeven, betekent dat niet dat de rechtbank deze niet in haar beoordeling heeft betrokken. De bespreking van de beroepsgronden en reacties daarop betreft namelijk een verkorte weergave van de standpunten van partijen en is geen volledige kopie van de stukken.
Toepasselijk recht
5. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt.
De aanvragen om een omgevingsvergunning zijn in dit geval ingediend op respectievelijk 18 november 2022 en 29 september 2023. Dat betekent dat in dit geval op beide besluiten de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV) zoals deze golden vóór 1 januari 2024 van toepassing blijven.
Beoordeling van het beroep met zaaknummer SHE 31/3102
Omvang van het geding
6. Eiseres heeft in haar beroepschrift verzocht om de namen van de medewerkers van de gemeente die de vergunning hebben verstrekt, omdat deze namen zwart zijn gelakt. Ook wenst eiseres de namen van de opstellers van de diverse rapporten te ontvangen. Eiseres meent dat een naam geen privacygevoelige informatie is. De rechtbank zal in deze uitspraak niet ingaan op de deze verzoeken om informatie. Hiervoor kan een verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) worden gedaan. De rechtbank heeft geconstateerd dat ook twee Woo-beroepen zijn ingediend. De beoordeling daarvan vindt plaats buiten de omvang van dit geding.
6.1.
Naast de (inhoudelijke) beroepsgronden die eiseres heeft ingebracht tegen het bestreden besluit, heeft zij zich ook uitgelaten over het gebruik van de mantelzorgwoning. [7] De rechtbank komt tot het oordeel dat ook dit buiten de omvang van het geding valt, omdat met het bestreden besluit geen toestemming is verleend voor het gebruiken van een mantelzorgwoning. De rechtbank zal wel een oordeel geven over het aantal vierkante meter (m2) aan bijgebouwen, omdat dit wel onderdeel is van het bestreden besluit.
6.2.
Verder heeft eiseres een feitenrelaas geschetst. De rechtbank leest hierin geen beroepsgrond, maar gaat ervan uit dat eiseres hiermee een beeld heeft willen schetsen van de gang van zaken. De rechtbank zal geen oordeel geven over de juistheid van het door eiseres geschetste feitenrelaas.
Relativiteit
7. Eiseres heeft in haar beroepschrift(en) onder meer aangevoerd dat het akoestisch onderzoek gebreken bevat, [8] dat de belangen van omliggende agrarische bedrijven worden geschaad [9] en dat het toevoegen van een extra woning een beperking van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden voor de nabijgelegen veehouderij(en) oplevert. Bovendien ontbreken metingen en berekeningen over de geurbelasting. De afstand tot omliggende bedrijven is te kort en er wordt volgens eiseres ten onrechte gesteld dat weliswaar niet wordt voldaan aan de richtafstanden, maar dat uit de beschouwing volgt dat het voldoende aannemelijk is dat kan worden voldaan aan de normstelling van de VNG-publicatie Bedrijven & Milieuzonering. Ook stelt eiseres dat een aanzienlijke toename van stikstofdepositie plaatsvindt en dat het stikstofonderzoek onvoldoende is.
7.1.
De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Dat volgt uit artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de hiervoor genoemde beroepsgronden gebaseerd op normen die niet strekken tot de bescherming van de belangen van eiseres. De verrichte geluidsonderzoeken zijn verricht met het oog op het inzichtelijk maken van de geluidbelasting op de te splitsen woning en strekken daarom niet ter bescherming van de belangen van eiseres. Datzelfde geldt voor de (gestelde) gebreken in het kader van de geurbelasting en de stelling dat de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven worden beperkt. Ook deze normen strekken niet tot bescherming van het belang van eiseres.
7.3.
Wat betreft de stelling van eiseres dat sprake is van een aanzienlijke toename van stikstofdepositie en dat dit onvoldoende inzichtelijk is gemaakt, overweegt de rechtbank als volgt. Eiseres en eisers wonen niet in de directe omgeving van een Natura 2000-gebied. Hun belangen bij het behoud van een goede kwaliteit van hun woon- en leefomgeving, waarvan een Natura 2000-gebied deel uitmaakt, zijn niet verweven zijn met de algemene belangen die de Wnb beoogt te beschermen. [10]
7.4.
Gelet op artikel 8:69a van de Awb zal de rechtbank deze beroepsgronden daarom niet inhoudelijk beoordelen. Ze kunnen niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
Het prieel
8. Eiseres keert zich tegen een aan de omgevingsvergunning verbonden voorschrift, waarin het college aangeeft dat een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd voor het bestaande prieel. Dat is volgens eiseres een opdracht in strijd met de wet, omdat de bebouwing al meer dan 150 m2 bedraagt.
8.1.
De rechtbank stelt vast dat aan de omgevingsvergunning (onder meer) het volgende voorschrift is verbonden:
“Men dient nog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen aan te vragen welke toeziet op de wijzigingen die bouwkundig nodig zijn om de splitsing van de woonboerderij mogelijk te maken en ook ten aanzien van de al bestaande prieel (bij nr. [huisnummer] ).”
8.2.
Tijdens de zitting heeft het college erkend dat dit voorschrift voor zover dat op het prieel ziet niet klopt. Het betoog van eiseres slaagt daarom en de rechtbank zal de passage in het hierboven weergegeven voorschrift die ziet op het prieel daarom vernietigen. Onder het kopje ‘Conclusie en gevolgen’ zal de rechtbank uitleggen wat daarvan de gevolgen zijn. De rechtbank zal hierna eerst de andere beroepsgronden bespreken.
De provincie verzet zich tegen woningsplitsing
9. Eiseres betoogt dat de provincie zich verzet tegen woningsplitsing. Bij de vergunningverlening in 1996 voor de bouw van het woonhuis zijn door Provinciale Staten voorwaarden gesteld, waaronder de voorwaarde dat het één woning moet blijven. Het was Provinciale Staten bekend dat de voorzieningen destijds waren gericht op het inwonen van een andere familie bij eisers en daarom is in het kader van de goedkeuring bepaald dat het één woning moet blijven. De huidige omgevingsvergunning is volgens eiseres met die voorwaarde in strijd. Een van de eisers was gemachtigde bij die vergunning en heeft daarmee ingestemd. Dat betekent volgens eiseres dat splitsing niet mag plaatsvinden.
9.1.
Hetgeen eiseres aanvoert, is naar het oordeel van de rechtbank voor het college geen reden om de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren. Dat Provinciale Staten destijds bij de (bouw)vergunning voor de woning een voorwaarde zouden hebben opgelegd dat geen woningsplitsing mag plaatsvinden betekent niet dat nu, met een nieuwe omgevingsvergunning, niet alsnog toestemming voor woningsplitsing kan worden verleend. Het college is daarbij niet gebonden aan de voorwaarden die door Provinciale Staten destijds zouden zijn opgelegd. De rechtbank merkt daarbij op dat de provincie van de voorgenomen ontwikkeling op de hoogte is en zelf een maatwerktitel heeft verleend.
Het betoog slaagt niet.
Toepasselijkheid IOV
10. Eiseres stelt dat splitsing niet mogelijk is, omdat het geen woonboerderij betreft. Volgens artikel 3.69, onder b, van de IOV kan woningsplitsing uitsluitend plaatsvinden als het een inpandige splitsing betreft van een beeldbepalende woonboerderij. Daarvan is in dit geval geen sprake.
Het bestaande gebouw is nooit een agrarische bedrijfswoning geweest, want het is in 1996 volledig nieuw als burgerwoning gebouwd en zulks gebruikt. Ten tijde van de koop door eisers voerden zij noch de inwonende familie een agrarisch beroep of bedrijf uit. Dat volgt ook uit de destijds ingediende aanvraag, waarin staat dat het tegenwoordige gebruik ‘woonhuis’ is en dat dit ook na voltooiing zo zal blijven. Hetzelfde volgt uit de aktes van 2017 en 2021, waarin het gebouw in delen is verkocht. Ook daarin staat niet dat sprake is van een woonboerderij. Volgens eiseres is daarom de IOV niet van toepassing en kan woningsplitsing niet plaatsvinden en zijn de regels met betrekking tot de ruimte-voor-ruimteregeling niet van toepassing.
Eiseres vindt het bouwwerk evenmin beeldbepalend. De monumentencommissie heeft in 1996 geoordeeld dat cultuurhistorische en bouwhistorische aspecten niet meer aan de orde zijn. Ook in de bestemmingsplannen is sindsdien het gebouw nimmer als beeldbepalend gekwalificeerd. Eiseres verwijst hierbij naar het bestemmingsplan “Buitengebied 2006”, de Gebiedsvisie “Hezelaar met kwaliteit” en het bestemmingsplan “Buitengebied 2011”. De woning voldoet bovendien niet aan artikel 1 van de Erfgoedverordening Boxtel 2017, waarin staat dat een beeldbepalend object een object is dat een kenmerkend onderdeel vormt van de historische bebouwing en is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister. Volgens eiseres is daarom de IOV niet van toepassing en kan woningsplitsing niet plaatsvinden.
Bovendien, zo stelt eiseres, is het rapport “Redengevende omschrijving met waardestelling” en de daarin getrokken conclusies onjuist. Zo staan daarin bijvoorbeeld voorbehouden en disclaimers. Eiseres benadrukt dat het een woonhuis zonder bijzondere status betreft. Dat de woning nu beeldbepalend zou zijn, volgt niet uit de diverse plannen en visies van de afgelopen jaren en alles lijkt erop dat het nu anders wordt beoordeeld ter legalisering van de bestaande situatie. Eiseres vindt de uitstraling van de woning kitscherig, amateuristisch en quasi boerderij-achtig. Eiseres wijst daarbij onder meer op het aanwezig zijn van toegevoegde ornamenten, armoedig modern wildverband metselwerk (geen kruis- of halfsteensverband), goten, plastic regenpijpen en moderne dakramen en het afwezig zijn van muurankers, stro dakbedekking en een passend voorerf.
10.1.
De rechtbank volgt het betoog van eiseres niet. Op grond van artikel 3.1, eerste lid, onder c, van de IOV wordt voor de toepassing van de IOV onder bestemmingsplan tevens begrepen: een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, van de Wabo van een bestemmingsplan wordt afgeweken. In dit geval is sprake van een dergelijke omgevingsvergunning. Dat betekent dat de IOV rechtsreeks van toepassing is en dat het college bij het voorbereiden en verlenen van de omgevingsvergunning is gebonden aan de desbetreffende regels uit de IOV, [11] waaronder ook artikel 3.78, tweede lid, van de IOV, dat ingaat op ruimte-voor-ruimtekavels.
10.2.
De IOV bevat geen definitie van het begrip ‘beeldbepalende woonboerderij’. Voor de uitleg van dat begrip zijn de door eiseres genoemde gemeentelijke plannen niet relevant, omdat het een provinciale verordening betreft. Om te kunnen kwalificeren als een beeldbepalende woonboerderij hoeft geen sprake te zijn (geweest) van een agrarisch bedrijf. De rechtbank merkt daarbij op dat in het rapport (onder meer) wordt onderkend dat het gebouw geen cultuurhistorische waarden heeft, omdat het een ‘historiserende nieuwbouw’ betreft.
10.3.
Naar het oordeel van de rechtbank, heeft het college met verwijzing naar het rapport “Redengevende omschrijving met waardestelling” zich op het standpunt kunnen stellen dat sprake is van een beeldbepalende woonboerderij. In de reactie op de zienswijze van eiseres is al op haar argumenten ingegaan. Hierin is onder meer aangegeven dat de woning door het college niet als beschermd stad- en/of dorpsgezicht wordt beschouwd, maar dat die criteria slechts zijn gebruikt ter vergelijking bij het vaststellen van de mate van beeldbepalendheid. De rechtbank volgt deze redenering van het college.
In het rapport staan voorbehouden maar hierin ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Op pagina 2 is een (standaard) exoneratiebeding voor schade opgenomen dat verder niets zegt over de inhoud van het gegeven advies. In de op pagina 14 gegeven (algemene) disclaimer leest de rechtbank evenmin dat de opsteller van het rapport aan de inhoud ervan twijfelt, zoals eiseres stelt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college daarom op basis van de stukken kunnen concluderen dat sprake is van een beeldbepalende woonboerderij.
Ruimtelijke onderbouwing
11. Eiseres betoogt dat een ruimtelijke onderbouwing ontbreekt. Splitsing is in strijd met het beleid, waaronder de “Beleidsregel kwaliteitsverbetering voor het buitengebied” en “De ambitie van Boxtel – Beleidsregel kwaliteitsverbetering voor het buitengebied”.
De enige ruimtelijke onderbouwing die er is, is de sloop van de bijgebouwen die er überhaupt al niet meer mochten zijn. Ten opzichte van de planologisch toegestane situatie komt juist alleen maar meer verstening.
Bovendien is de ruimtelijke onderbouwing gebaseerd op gedateerde informatie. De onderbouwing refereert aan de “Structuurvisie Verfrissend Boxtel 2011”, een gedateerd document.
11.1.
De rechtbank volgt het betoog van eiseres niet. Daargelaten dat de door eiseres genoemde beleidsregels volgens het college niet meer gelden, stelt de rechtbank vast dat door Kastelijn Ruimtelijk Advies een ruimtelijke onderbouwing is gegeven van ruim zestig pagina’s. Het betoog van eiseres is feitelijk onjuist.
Landschappelijke inpassing
12. Eiseres betoogt dat het landschappelijk inpassingsplan niet deugt. Dit is uitsluitend gebaseerd op het beplanten van perceel [nummer] , wat een landbouwperceel is. Het beplanten van dat perceel is in strijd met de wet en het bestemmingsplan ter plaatse, onder meer artikel 33.3.1. Omdat het aanbrengen van deze beplanting zonder vergunning niet is toegestaan, is er in feite geen landschappelijke inpassing.
Bovendien wordt in de inpassing gesteld dat de bestaande situatie wordt weergeven, maar dat klopt volgens eiseres niet. Er zijn namelijk ook illegale bouwwerken ingetekend.
De landschappelijke inpassing gaat verder ten koste van het landschap, omdat de landschappelijke inpassing leidt tot een afname van landbouwgrond en landschap.
12.1.
In de omgevingsvergunning is als voorwaarde gesteld dat een erfinrichting moet worden uitgevoerd en in stand moet worden gelaten volgens bijlage 3. Het college is nagegaan of de uitvoering van de landschappelijke inpassing door het aanbrengen van erfbeplanting een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo vereist en is tot de conclusie is gekomen dat dit niet het geval is. [12]
12.2.
Op basis van artikel 33.3.1, onder f, van het bestemmingsplan is het verboden om op of in de voor “Waarde - Archeologie - Categorie 3” aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning beplanting aan te brengen. De rechtbank stelt vast dat geen vergunning is gevraagd of verleend voor het aanbrengen van beplanting. De rechtbank kan niet op voorhand uitsluiten dat bij de uitvoering van het inpassingsplan beplanting op de als zodanig aangewezen gronden moet worden aangebracht en dat hierbij werkzaamheden moeten worden verricht die dieper reiken dan 0,5 meter onder het maaiveld. Naar het oordeel van de rechtbank leidt dit niet tot een onrechtmatige vergunning. Eisers zullen, als zij het inpassingsplan uitvoeren op de betreffende gronden en daarbij werkzaamheden verrichten die dieper reiken dan 0,5 meter onder het maaiveld een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit moeten aanvragen. Niet op voorhand is uitgesloten dat deze vergunning wordt verleend. Artikel 33.3.3 van de planregels biedt voldoende ruimte. Overigens is de rechtbank van oordeel dat het onderliggende belang van deze planregel (de bescherming van archeologische waarden) niet strekt tot bescherming van de belangen van eiseres wiens belang niet is verweven met dit belang. Deze beroepsgrond kan daarom niet leiden tot een gegrond beroep.
Oppervlakte aan bijgebouwen
13. Eiseres betoogt dat zowel bij huisnummer [huisnummer] als bij huisnummer [huisnummer] illegaal bijgebouwen worden of zijn gerealiseerd. Eiseres wijst hierbij op het prieel bij [huisnummer] en op de mantelzorgwoning bij [huisnummer] . Het maximum aantal vierkante meters aan bijgebouwen is reeds gerealiseerd. Dat betekent dat het niet is toegestaan voor (onder meer) het prieel en de mantelzorgwoning een vergunning te verlenen. Door dat toch te doen, wordt in strijd met de wet gehandeld. De ontwikkeling voorziet in een bijgebouw achter nummer [huisnummer] van 166,8 m2 en een prieel van 18 m2. Dat is verstening in strijd met de IOV. Ook uit het bestemmingsplan blijkt dat geen verdere verstening beoogd is. Daarin is met betrekking tot mantelzorg namelijk opgenomen dat dit in een bestaand bouwwerk dient te gebeuren.
13.1.
De rechtbank stelt vast dat met de bestreden omgevingsvergunning geen vergunning is verleend voor een mantelzorgwoning of een prieel. Dat betekent dat het betoog van eiseres reeds daarom al niet tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden. In de voorschriften heeft het college slechts bepaald dat het bestaande bijgebouw horende bij huisnummer [huisnummer] binnen één jaar moet worden teruggebracht tot één schuur van 168 m2 en dat de andere bijgebouwen moeten worden verwijderd. De totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij de woning op huisnummer [huisnummer] mag maximaal 150 m2 omvatten. Met deze voorschriften heeft het college geen vergunning verleend voor een mantelzorgwoning of een prieel. Het betoog slaagt daarom niet.
Verkeer
14. Eiseres meent dat door de omgevingsvergunning de verkeersintensiteit toeneemt. De oude planologische mogelijkheden zijn beperkt tot één huishouden. Nu wonen er drie huishoudens met ieder twee personenauto’s en nog een twee bedrijven met bedrijfswagens. In de rapporten is daarmee geen rekening gehouden.
De ruimtelijke onderbouwing gaat ook uit van voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, hetgeen niet klopt. Het rapport gaat uit van twee woningen, terwijl ook de mantelzorgwoning meegerekend moet worden. Bovendien hebben de bewoners van [huisnummer] en [huisnummer] hun inrit afgesloten met een poort, die permanent gesloten is. Vandaar dat veel vervoersmiddelen in de berm van de openbare weg worden geplaatst en niet op privéterrein.
14.1.
De rechtbank komt tot de conclusie dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat na het realiseren van de voorgenomen ontwikkeling sprake zal zijn van onaanvaardbare verkeersoverlast. De rechtbank sluit niet uit dat mogelijk meer vervoersbewegingen zullen plaatsvinden, maar acht de impact daarvan op de omgeving aanvaardbaar.
Anterieure overeenkomst
15. Eiseres betoogt dat de anterieure overeenkomst ontbreekt in de vergunning. Dit is een integraal onderdeel van het besluitproces en kan daarom niet ontbreken. Daardoor kan de vergunning niet (goed) beoordeeld worden. Ook zijn enkele bepalingen die in de anterieure overeenkomst staan, irrelevant, niet concreet en er wordt aan sommige bepalingen niet voldaan.
15.1.
De rechtbank acht de (privaatrechtelijke) overeenkomst tussen het college en eisers in het kader van de omgevingsvergunning niet relevant. Uiteindelijk gaat het erom of de omgevingsvergunning vanuit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is en dat de ruimtelijk relevante verplichtingen publiekrechtelijk zijn geborgd. Hiervoor is voldoende dat door middel van een voorschrift een sloopverplichting aan de omgevingsvergunning is gekoppeld.
Uitvoeringstermijn afbraak paardenstal
16. Eiseres heeft zich in het (eerste) aanvullende beroep gekeerd tegen een aan de omgevingsverugnning verbonden voorschrift dat de sloop van de paardenstel (A) afhankelijk stelt van de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning. Deze sloop mag volgens eiseres niet afhankelijk zijn van deze omgevingsvergunning, omdat dit bijgebouw ook moet worden gesloopt als de omgevingsvergunning niet of nooit in werking treedt. Gelet op de historie, de handhavingsverzoeken en de daaruit voortgekomen procedures is een uitvoeringstermijn van één jaar volgens eiseres onredelijk lang. Eiseres meent dat een termijn als genoemd in de gewijzigde lastgeving van 25 oktober 2023 realistisch(er) is.
16.1.
De rechtbank volgt het betoog van eiseres niet. Het bestreden besluit is een vergunning en niet een herstelsanctie. Het staat het college vrij om aan de sloopverplichting een termijn van één jaar te verbinden. Het college moet ook bij het opleggen van een dergelijk voorschrift een belangenafweging maken. Eiseres heeft niet inzichtelijk gemaakt welke belangen in dit geval zwaarder zouden moeten wegen dan het belang van eisers dat zij de tijd krijgen de paardenstal (gedeeltelijk) af te breken.
Beoordeling van het beroep met zaaknummer SHE 23/3304
Ontvankelijkheid
17. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep van eisers niet-ontvankelijk is, omdat het bestreden voorschrift ook al in het ontwerpbesluit was opgenomen en eisers daartegen niet hebben geageerd. De verkleining van de bebouwing was reeds opgenomen in de bijlagen bij het ontwerpbesluit, meer specifiek in ‘Bijlage 03 Landschappelijk inpassingsplan d.d. 13 maart 2023’ en in ‘Bijlage 08 Ruimtelijke onderbouwing d.d. 17 april 2023’. Daarmee was het al onderdeel van het ontwerpbesluit. Alleen belanghebbenden die tegen een ontwerpbesluit zijn opgekomen, mogen ook tegen het definitieve besluit opkomen.
17.1.
De rechtbank verklaart het beroep van eisers ontvankelijk. Daargelaten dat het bestreden voorschrift niet onder het kopje ‘voorschriften’ was opgenomen in het ontwerpbesluit, volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 14 april 2021 [13] dat een belanghebbende in omgevingsrechtelijke zaken ook beroep kan instellen tegen een besluit als eerder geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid tot het indienen van een zienswijze.
Het bestreden voorschrift
18. Eisers verzetten zich tegen een aan de omgevingsvergunning verbonden voorschrift. Dit voorschrift luidt:
“Men dient de bestaande bebouwing achter [adres] binnen één jaar na inwerkingtreding van deze omgevingsverugnning te verkleinen tot één schuur van 168 m2, waarvoor op 7 december 1972 een bouwvergunning is verleend. Dit zoals tevens is opgenomen in Bijlage 03 Landschappelijk inpassingsplan d.d. 13 maart 2023, in Bijlage 08 Ruimtelijke onderbouwing d.d. 17 april 2023 [pagina 13/14], en zoals is overeengekomen in de anterieure overeenkomst van 17 mei 0223. Alle overige bijbehorende bouwwerken op dit perceel bij nummer [huisnummer] dienen verwijderd te worden en verwijderd te blijven. Dit binnen dezelfde termijn als hierboven is weergegeven.”
Eisers betogen dat uit ruimtelijk oogpunt geen enkele noodzaak bestaat om een sloopvoorwaarde aan de omgevingsvergunning te verbinden. De omgevingsvergunning formaliseert de woningsplitsing die in het verleden met medewerking en toestemming van de gemeente is gerealiseerd, aldus eisers. Hierbij zij opgemerkt dat zij tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 10 juli 2023 hoger beroep hebben ingesteld. Eisers verwijzen hierbij naar het hoger beroepschrift met betrekking tot de handhavingsprocedure inzake de woningsplitsing, de eerder verleende vergunning uit 1996 en het huisnummerbesluit voor huisnummer [huisnummer] . Eisers wijzen erop dat de door hen verzochte voorlopige voorziening tegen het dwangsombesluit strekkende tot verwijdering van een deel van de schuur en enkele andere bijgebouwen, is toegewezen. Zij voelen zich daardoor gesterkt in de opvatting dat geen ruimtelijke belangen worden gediend door de schuur te verkleinen en de overige bijbehorende bouwwerken te slopen.
De betreffende schuur (bouwwerk A) is al in 1972 aan de rechtsvoorganger van eisers vergund en is als stal inclusief mestroosters in de huidige omvang gebouwd. De schuur bevindt zich daarmee al meer dan 50 jaar ter plaatse in de huidige omvang, waardoor geen ruimtelijk belang is gediend met (gedeeltelijke) verwijdering daarvan. Eisers voegen daaraan toe dat zij geen aandeel hebben gehad in de woningsplitsing en dat zij ook nimmer betrokken zijn geweest bij de bouw of de eventuele uitbreiding van de schuur.
Zij menen daarom een beroep te kunnen doen op de uitspraak van de Afdeling van
17 maart 2010. [14] Ten tijde van de verkrijging behoefde van hen niet verlangd te worden dat zij onderzoek zouden doen naar de vraag of de bouwwerkzaamheden op het perceel zonder of in afwijking van een bouwvergunning gebouwd waren. De rechtszekerheid verzet zich er volgens eisers tegen dat aan de omgevingsverugnning voor de woningsplitsing een dergelijk voorschrift wordt verbonden. Eisers merken daarbij op dat het college al jaren op de hoogte was van de huidige situatie en daartegen niet heeft opgetreden. Dat had evenwel gekund bij de verlening van de vergunning van 1972, de vaststelling van nieuwe bestemmingsplannen, de in 1996 verleende vergunning en bij het huisnummerbesluit.
Eisers voelen zich gedwongen door het college aan bepaalde ontwikkelingen mee te werken. Zij hebben een ruimte-voor-ruimtebouwtitel moeten kopen voor € 62.500,00 en zij worden nu middels dit voorschrift gedwongen bouwwerken af te breken, terwijl er ook een mogelijkheid bestaat voor een binnenplanse afwijking op grond van artikel 27.4.6 van het bestemmingsplan. Daarmee is het mogelijk een groter aantal vierkante meters aan bijgebouwen te realiseren. Eisers menen dat het college hieraan toepassing had moeten gegeven.
18.1.
Eiseres heeft als derde-belanghebbende gereageerd op het beroepschrift van eisers en aangegeven dat in het beroepschrift meerdere inhoudelijke onjuistheden staan. Ook bestrijdt zij de in het beroepschrift opgesomde gang van zaken over de afgelopen jaren. Bovendien is er op 17 mei 2023 een anterieure overeenkomst gesloten, waarin akkoord is gegaan met afbraak van de illegale bouwwerken achter de projectlocatie. Die afspraak moet worden nagekomen.
18.2.
De rechtbank komt, anders dan eisers, tot het oordeel dat de sloopvoorwaarde ruimtelijk relevant is (in het kader van het tegengaan van meer verstening in het buitengebied) en daarom aan de omgevingsvergunning als voorschrift kon worden verbonden. Het splitsen van één woning in twee woningen biedt mogelijkheden om meer oppervlakte aan bijgebouwen te realiseren. Als het college die mogelijkheden wenst te beperken, kan daartoe een voorschrift in de omgevingsvergunning worden opgenomen.
Daarbij betrekt de rechtbank dat eisers dit zelf hebben aangevraagd. De rechtbank is niet gebleken dat eisers hiertoe door het college zouden zijn gedwongen.
Beoordeling van het beroep met zaaknummer SHE 24/2825
Verzoek aanhouden beroep
19. Eiseres heeft de rechtbank verzocht onderhavige beroepsprocedure (SHE 24/2825) aan te houden totdat over de met deze omgevingsvergunning samenhangende omgevingsvergunning voor het planologisch splitsen (SHE 23/2302 en SHE 23/3304) van de woning onherroepelijk is geoordeeld. Zij vraagt dit, omdat de omgevingsvergunning voor het bouwen volledig afhankelijk is van de omgevingsvergunning voor het planologisch splitsen van de woning.
19.1.
De rechtbank heeft de drie beroepen gezamenlijk ter zitting behandeld en doet gelijktijdig uitspraak op deze samenhangende beroepen. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank aan het verzoek van eiseres tegemoet gekomen.
Voor zover eiseres met haar verzoek heeft bedoeld dat op het beroep met betrekking tot de omgevingsvergunning voor het bouwen pas uitspraak kan worden gedaan nadat de termijn voor het instellen van hoger beroep tegen de uitspraak over de omgevingsvergunning voor het planologisch splitsen van de woning ongebruikt is verstreken of, bij gebruik daarvan, eerst een oordeel van de Afdeling moet worden afgewacht, gaat de rechtbank daarin niet mee. Een dergelijke procesgang zou de voortgang van beroepsprocedures nodeloos frustreren en vertragen. De rechtbank betrekt daarbij dat, indien een spoedeisend belang in het geding is, bij de voorzieningenrechter van de Afdeling om een voorlopige voorziening kan worden verzocht.
Inwerkingtreding besluit
20. De rechtbank merkt op dat ten tijde van het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen nog geen omgevingsvergunning in werking was getreden voor het afwijken van het bestemmingsplan, omdat laatstgenoemde omgevingsvergunning pas in werking is getreden na de uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 december 2023. [15] Dat betekent dat op het moment dat de omgevingsvergunning voor bouwen werd verleend, sprake was van strijd met het bestemmingsplan. Omdat ten tijde van de beslissing op het bezwaar van eiseres tegen de omgevingsvergunning voor bouwen deze strijdigheid inmiddels was opgeheven vanwege het na de uitspraak van de voorzieningenrechter in werking treden van de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan, oordeelt de rechtbank echter dat geen sprake is van strijd met artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo.
Relativiteit
21. Eiseres heeft in haar beroepschrift gesteld dat sprake is van een te hoge geluidbelasting en gebrekkig geluidsonderzoek op de vergunde woning. Zoals de rechtbank in overweging 7.1 van deze uitspraak heeft overwogen, vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. De Wet geluidhinder strekt in dit kader niet tot bescherming van de belangen van eiseres en hetgeen zij hierover heeft aangevoerd kan, gelet op artikel 8:69a van de Awb, daarom niet leiden tot een gegrond beroep.
Dossiervorming
22. Eiseres betoogt in haar aanvulling op het beroepschrift van 4 oktober 2024 dat het dossier niet op orde is. Er zijn enkele producties niet aanwezig of onleesbaar (producties 6.1 en 8, bijlagen A en B) en het college heeft aangegeven dat zich onder de gedingstukken geen verweerschrift bevindt, aangezien eiseres hoogstwaarschijnlijk niet ter zitting zal verschijnen. Het college zal eventuele onduidelijkheden ter zitting wegnemen. Eiseres verzet zich tegen deze handelwijze, omdat zij vindt dat haar hiermee een (schriftelijke) reactiemogelijkheid wordt ontnomen. Dit is volgens eiseres in strijd met een goede procesorde.
22.1.
Uit artikel 8:42, eerste lid, van de Awb volgt dat het college een verweerschrift in kan dienen, maar dat het dat niet verplicht is. Alleen als de bestuursrechter expliciet heeft verzocht om een verweerschrift, dient het college binnen vier weken een verweerschrift in te dienen. De rechtbank heeft niet verzocht om een verweerschrift maar heeft het college in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een verweerschrift in te dienen. Het college heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt, hetgeen het college vrijstaat.
Voor zover eiseres heeft betoogd dat stukken in het procesdossier ontbreken, oordeelt de rechtbank dat dit geen gevolgen heeft voor de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De rechtbank hecht er waarde aan op te merken dat alle stukken die zij nodig heeft geacht ter beoordeling van het bestreden besluit, op haar verzoek, aan de rechtbank zijn gezonden.
Feitelijke situatie versus wettelijke situatie
23. Eiseres betoogt dat de feitelijke situatie niet overeenkomt met de toegestane situatie. Eisers hebben diverse overtredingen gepleegd en gaan daar gestaag mee door. Eiseres wijst op het illegaal realiseren van meerdere bijgebouwen en de mantelzorgwoning die in strijd met wet- en regelgeving wordt opgericht.
De feitelijke situatie komt daardoor niet overeen met de vergunde situatie, want als de tekening van de vergunning van 1996 wordt vergeleken met de aangeleverde tekening voor de vergunning van 2023, blijken er grote verschillen te zijn bij zowel nummer [huisnummer] als bij nummer [huisnummer] . Op de begane grond zijn bijvoorbeeld muren verwijderend en nieuwe muren aangebracht. Datzelfde geldt voor de verdieping. Ook zijn gevelopeningen veranderd. Daarmee komt de feitelijke situatie niet overeen met de vergunde situatie.
23.1.
De rechtbank volgt het betoog van eiseres niet. Het is de rechtbank bekend dat de feitelijke situatie niet gelijk is aan de (planologisch) toegestane situatie. Juist om die reden hebben eisers onderhavige vergunningen aangevraagd en het college heeft deze vergunningen verleend. Deze vergunningen strekken ertoe de feitelijke situatie in overeenstemming te brengen met de (planologisch) toegestane situatie, waarbij het college ook vooraarden heeft gesteld met betrekking tot het aantal vierkante meters aan bijgebouwen. Hetgeen eiseres aanvoert met betrekking tot de mantelzorgwoning leidt niet tot een ander oordeel. Geen van de onderhavige vergunningen ziet op het toestaan van een mantelzorgwoning. Het betoog kan ook daarom niet leiden tot de conclusie dat het bestreden besluit onrechtmatig is.
Uitvoerbaarheid omgevingsvergunning
24. Eiseres betoogt dat de omgevingsvergunning onuitvoerbaar is, omdat in een van de voorwaarden is opgenomen dat de woonboerderij in haar huidige vorm behouden dient te blijven en hieraan niet voldaan kan worden. De woning is door de jaren heen ingrijpend en illegaal verbouwd, waardoor niet voldaan wordt aan de voorwaarde uit de omgevingsvergunning en daarvan geen gebruik mag worden gemaakt.
24.1.
De rechtbank volgt het betoog van eiseres niet. Het komt de rechtbank voor dat het college met deze voorwaarde bedoelt dat de woonboerderij, zoals deze met onderhavige vergunning(en) wordt toegestaan, niet meer mag worden veranderd. De ‘huidige vorm’ moet dus worden gezien als de vorm zoals met deze omgevingsvergunning is toegestaan en dat ten opzichte daarvan de woning niet meer bouwkundig mag worden gewijzigd niet. Hiermee wordt niet bedoeld dat in het verleden geen aanpassingen van de woning zouden hebben plaatsgevonden. Het betoog slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

25. Het beroep van eiseres in de zaak SHE 23/3102 is gegrond, omdat er in het bestreden besluit een fout in de voorschriften staat. De rechtbank zal de passage in het onder overweging 8.1 geciteerde voorschrift die ziet op het prieel vernietigen en zal het bestreden besluit voor het overige in stand laten. Met andere woorden, het resterende voorschrift luidt dus na de vernietiging als volgt: “
Men dient nog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen aan te vragen welke toeziet op de wijzigingen die bouwkundig nodig zijn om de splitsing van de woonboerderij mogelijk te maken.”;
25.1.
Het beroep van eisers in de zaak SHE 23/3304 is ongegrond. Dat betekent dat de rechtbank de door eisers bestreden (sloop)voorwaarde in de omgevingsvergunning in stand laat. Eisers zullen zich daar dus aan moeten houden.
25.2.
Het beroep van eiseres in de zaak SHE 24/2825 is ongegrond. Dat betekent dat de rechtbank de omgevingsvergunning (voor de activiteit bouwen) ongewijzigd in stand laat.
25.3.
Omdat het beroep van eiseres in de zaak SHE 23/3102 gegrond is, moet het college het in die zaak betaalde griffierecht aan eiseres vergoeden. Omdat het beroep van eiseres in de zaak SHE 24/2825 ongegrond is, krijgt zij in die zaak geen vergoeding van het door haar betaalde griffierecht. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
25.4.
Omdat het beroep van eisers in de zaak SHE 23/3304 ongegrond is, krijgen zij geen vergoeding van het betaalde griffierecht en evenmin een vergoeding van de gemaakte proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep (SHE 23/3102) tegen het besluit van 27 oktober 2023 gegrond;
  • vernietigt het voorschrift in de omgevingsvergunning van 27 oktober 2023 die eisers verplicht om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen aan te vragen ten aanzien van de al bestaande prieel (bij nr. [huisnummer] );
  • laat de omgevingsvergunning van 27 oktober 2023 voor het overige in stand;
  • verklaart het beroep (SHE 23/3304) tegen het besluit van 27 oktober 2023 ongegrond;
  • verklaart het beroep (SHE 24/2825) tegen het besluit van 26 juni 2024 ongegrond;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,00 aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van
mr.J. Oosterveer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2025.
de rechter is verhinderd om
deze uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer SHE 23/3102.
2.Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer SHE 23/3304.
3.Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer SHE 24/2825.
4.SHE 23/2301.
5.SHE 22/1550, SHE 22/1551 en SHE 22/1663.
7.Volgens eiseres is geen sprake van een mantelzorgwoning of mantelzorgbehoefte.
8.Bijvoorbeeld dat het rapport er ten onrechte aan voorbij gaat dat in het voorgevelvlak een aantal dakramen aanwezig is.
9.Met uitzondering van het bedrijf op nummer 18.
10.Uitspraak van de Afdeling van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706.
11.Zie bijvoorbeeld uitspraak van de Afdeling van 31 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3034.
12.Zie punten 3 en 22 van de reactie op de zienswijze.
15.Zaaknummer SHE 23/3101.