ECLI:NL:RBOBR:2025:7225

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
11124787 CV EXPL 24-2881
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeraar weigert schadevergoeding na brand in chalet op basis van opzet en roekeloosheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 23 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die schadevergoeding eiste van ASR Schadeverzekering N.V. na een brand in zijn chalet, en de verzekeraar die de schadevergoeding weigerde. De eiser had zijn chalet en inboedel verzekerd tegen brandschade, maar ASR beroept zich op de uitsluitingsgrond van opzet en/of roekeloosheid. De brand vond plaats op 15 december 2023, terwijl de eiser alleen in het chalet aanwezig was. ASR heeft een onderzoek laten uitvoeren door I-TEK, waaruit bleek dat de brand waarschijnlijk was ontstaan door opzettelijk bijbrengen van vuur, met krantenproppen als ontstekingsmateriaal. De eiser betwistte deze conclusie en stelde dat de brand een elektrotechnische oorzaak had. De kantonrechter oordeelde dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd om zijn claim te onderbouwen en dat de argumenten van ASR, ondersteund door het rapport van I-TEK, overtuigend waren. De rechter concludeerde dat de brand door opzet of roekeloosheid van de eiser was ontstaan, waardoor ASR niet verplicht was om de schade te vergoeden. De vordering van de eiser werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 11124787 \ CV EXPL 24-2881
Vonnis van 23 oktober 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: E.M. Horssius,
tegen
ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
te Utrecht,
gedaagde partij,
hierna te noemen: ASR,
gemachtigde: mr. M.B.G. Stevens.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het incidenteel vonnis van 5 december 2024 en de daarin genoemde processtukken;
- de brief van 17 april zijdens [eiser] met bijlage;
- de akte overlegging productie 8 zijdens ASR;
- de brief van 25 april 2025 zijdens ASR;
- de akte overlegging productie 9 zijdens ASR;
- de mondelinge behandeling van 12 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. De gemachtigde van ASR heeft daarbij pleitaantekeningen overgelegd en voorgedragen.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat vandaag vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
[eiser] huurt een kavel op “ [naam camping] ”, gelegen aan [adres] (kavel [kavelnummer] ) te [plaats] . Op deze kavel staat een recreatiewoning (hierna: het chalet).
2.2.
[eiser] heeft het chalet en de inboedel tegen onder meer brandschade verzekerd bij ASR. Op de verzekeringsovereenkomst zijn de algemene voorwaarden VP 2022-01 en VP RW 2020-01 van toepassing.
2.3.
In de ‘Algemene voorwaarden VP 2022-01’ (hierna: de algemene voorwaarden) is, voor zover relevant voor de beoordeling, het volgende opgenomen:
“6 In welke bijzondere situaties hebt u geen recht op vergoeding?
Deze bepalingen gelden voor alle verzekeringen. De uitsluitingen die daarnaast ook gelden voor een specifieke verzekering, vindt u in de voorwaarden die horen bij die verzekering (bijvoorbeeld de verzekering van uw personenauto) of in een clausule op het polisblad.
(…)
6.2
Als u fraude pleegt
(…)
Met fraude bedoelen wij bijvoorbeeld:
-Het niet eerlijk vertellen wat er is gebeurd, bijvoorbeeld bij een schade.
(…)
-Opzettelijk schade veroorzaken en doen alsof het een ongeluk was.
(…)
6.3
Als er sprake is van opzet of roekeloosheid
U bent niet verzekerd voor schade of een ongeval die/dat ontstaat door uw opzet of roekeloosheid. Meer hierover leest u in de voorwaarden van uw verzekering.”
2.4.
In de ‘Voorwaarden verzekering Recreatiewoning VP RW 2020-01’ (hierna: de Polisvoorwaarden recreatiewoning) is, voor zover relevant voor de beoordeling, het volgende opgenomen:
1 Wie zijn verzekerd
Verzekerd is de persoon die de verzekering met ons afsluit en die eigenaar is van de recreatiewoning. Dat noemen wij de verzekeringnemer.

3.Voor welke schade bent u verzekerd? En voor welke niet?

U bent verzekerd voor:
(…)
- schade door brand en vele andere oorzaken aan uw recreatiewoning. (…)
Het moet gaan om een gebeurtenis die plotseling en onvoorzien is. Schade die ontstaat door langzaam inwerkende processen valt hier niet onder. (…) En bij het sluiten van de verzekering moet het voor u en voor ons onzeker zijn dat uit deze gebeurtenis schade zal ontstaan. Dit wordt ook wel het wettelijk vereiste van onzekerheid genoemd.
(…)
3.2
Basisdekking
U bent verzekerd voor schade aan uw recreatiewoning veroorzaakt door gebeurtenissen in de tabel hieronder. We noemen hier ook de uitsluitingen en beperkingen die van toepassing zijn. Daarnaast gelden de algemene uitsluitingen die genoemd worden in de Algemene voorwaarden. Dit betekent dat u niet verzekerd bent voor schade door atoomkernreacties en molest. En ook niet als u fraude pleegt, of een betalingsachterstand hebt.(…)
Gebeurtenis
Dekking
Beperking of uitsluiting
(…)
4. Brand
U bent verzekerd voor schade door brand of zelfontbranding. Ook als die is ontstaan door een eigen gebrek van de recreatiewoning zelf of een deel daarvan. We vergoeden ook de schade die ontstaat door het blussen van de brand.
Met brand bedoelen wij een vuur dat ontstaat door verbranding buiten een haard, dat met vlammen gepaard gaat en dat in staat is zich op eigen kracht te verspreiden.
Met eigen gebrek bedoelen wij een gebrek van de recreatiewoning zelf, bijvoorbeeld door een natuurlijke eigenschap of slechte
kwaliteit.
Wij vergoeden geen schade door kortsluiting in en het doorbranden van apparatuur zonder verdere schade aan de
recreatiewoning.
Wij vergoeden ook geen schade die ontstaat of verergert doordat u niet voldoende
voorzorgsmaatregelen neemt. Dit betekent onder andere dat u bij gebruik van een kachel of open haard met vaste brandstoffen minimaal 1 keer per jaar de schoorsteen laat
vegen.
Heeft uw recreatiewoning een rieten dak en een kachel of haard met rookkanaal?
Dan vindt u op uw polisblad wat uw verplichtingen zijn.
8.13
Wat als er sprake is van opzet of roekeloosheid
U bent niet verzekerd voor schade die ontstaat door opzet of roekeloosheid van u of de gemachtigde gebruiker van de recreatiewoning. Of voor schade waaraan u of de gemachtigde gebruiker van de recreatiewoning in ernstige mate schuldig bent. Dit wordt ook wel merkelijke schuld genoemd. Ook als u of de gemachtigde gebruiker van de recreatiewoning zich niet bewust was van uw/zijn roekeloosheid of schuld. (…)”
2.5.
In de nacht van 15 december 2023 is er brand uitgebroken in het chalet. [eiser] was op dat moment alleen in het chalet aanwezig.
2.6.
ASR heeft aan onderzoeksbureau I-TEK opdracht gegeven om het chalet en de oorzaak van de brand te onderzoeken. Namens I-TEK heeft de heer [A] op 28 december 2023 technisch onderzoek uitgevoerd in en rondom het chalet.
2.7.
Op 26 februari 2024 heeft er een technisch vervolgonderzoek plaatsgevonden.
I-TEK trof daar een gewijzigde situatie aan. Met name het zitgedeelte van de woonkamer (de ontstaansruimte en ontstaansplaats van de brand) was bezemschoon geveegd en opgeruimd. De drie delen van het U-vormige bankstel waren verplaatst en onder één van de delen zat de rest van het open gebrande deel van het zitkussen geklemd.
2.8.
I-TEK heeft DEKRA Certification B.V. (hierna: DEKRA) ingeschakeld voor nader onderzoek naar het ontstaan van de brand en de vraag in hoeverre waarschijnlijk is dat de brand in het chalet een elektrotechnische oorzaak kent. Het onderzoek van DEKRA betrof specialistisch onderzoek naar veiliggestelde zaken.
2.9.
I-TEK heeft op 4 april 2024 een rapport opgemaakt (hierna: het I-TEK-rapport). Daarin zijn de bevindingen van I-TEK en van DEKRA opgenomen. De samenvatting zoals opgenomen in dit rapport luidt als volgt:
4.3 Resumé
Aan de hand van de tijdens dit onderzoek opgedane onderzoeksbevindingen is het volgende vastgesteld:
(…)
• Blijkens zijn verklaring was verzekeringnemer op dat moment aanwezig in de recreatiewoning en ontdekte hij die brand omstreeks 03.45 uur.
• Blijkens zijn verklaring lag verzekeringnemer op dat moment in de slaapkamer van de recreatiewoning te slapen, was hij alleen aanwezig in de recreatiewoning en werd hij tijdens de brand om onbekende reden wakker.
•De brand in de recreatiewoning woedde met name in het zitgedeelte in de woonkamer van de recreatiewoning en vond haar oorsprong ter hoogte van specifiek één zitkussen van het in 'U'-vorm opgestelde bankstel in die woonkamer.
• Vastgesteld is dat de brand meest waarschijnlijk onder het bankstel en onder het specifieke zitkussen moet zijn ontstaan om het aangetroffen brandbeeld te kunnen veroorzaken/ te verklaren.
• Op/in het bankstel zijn de restanten van een tafelcontactdoos, drie USB laadsnoeren, één in de tafelcontactdoos gestoken adapter en losse onderdelen van een tweede adapter aangetroffen.
• De aansluitstekker van de tafelcontactdoos zat gestoken in een wandcontactdoos van de recreatiewoning. In de tafelcontactdoos zat één adapter gestoken. In die adapter was één van de drie aangetroffen USB laadsnoeren gestoken.
• De USB laadsnoeren en/of de uiteinden van die laadsnoeren zijn aangetroffen binnen de contouren van het eerdergenoemde zitkussen.
• De restanten van de tafelcontactdoos vertonen een sluiting in het aansluitsnoer die vrijwel zeker het gevolg is van de (reeds ontstane) brand.
• Er zijn sporen van versmeltingen door kortsluitingen aangetroffen op de laadstekkers van twee USB laadsnoeren.
• Volgens het rapport van DEKRA zijn bijzondere omstandigheden nodig om een brand in/aan/door de laadstekkers te kunnen laten ontstaan, namelijk bijvoorbeeld een laadstekker(s) die contact maakt/maken met flinterdun staaldraad of met een zoutige of zure vloeistof. Volgens het rapport van DEKRA ligt de aanwezigheid van dergelijke materialen (flinterdun staaldraad of een zoutige of zure vloeistof) rond laadstekkers op een bankstel niet voor de hand.
• Tijdens het onderzoek van l-TEK zijn dergelijke materialen (flinterdun staaldraad of een zoutige of zure vloeistof) op de plaats van ontstaan van de brand niet aangetroffen.
• Blijkens het rapport van DEKRA is de kans dat de brand is ontstaan door de laadstekkers ingeschat als zeer klein.
• In de afgelopen 20 jaren heeft de afdeling brand- en schadeonderzoek bij DEKRA, waar voornamelijk branden met een elektrische oorzaak worden onderzocht, niet te maken gehad met een brand die is ontstaan als gevolg van een laadstekker onder de omstandigheden waarvan ten tijde van- en na afloop van de onderhavige brand sprake was.
• Onder specifiek het zitkussen, ter hoogte waarvan de brand is ontstaan, is op de vloer een ruime hoeveelheid, grotendeels verbrand, krantenpapier aangetroffen. Een gedeelte van dit krantenpapier was in de vorm van proppen. De vorm van die proppen wees erop dat die door menselijk handelen zijn gemaakt en redelijkerwijs niet op een andere wijze kunnen zijn ontstaan.
• De proppen krantenpapier hadden dusdanige grote afmetingen dat het opmerkelijk is dat deze via de kier tussen bank en vloer op exact en enkel de ontstaansplaats van de brand aanwezig waren. Eén en ander wees er derhalve op dat de door menselijk handelen gemaakte proppen door ook menselijk handelen op de ontstaansplaats van de brand onder het bankstel terecht zijn gekomen.
• Na confrontatie met voornoemde vaststelling heeft verzekeringnemer niet kunnen verklaren hoe en waardoor de proppen krantenpapier onder het bankstel in de recreatiewoning terecht zijn gekomen.
• Op later moment tijdens het onderzoek is door de belangenbehartiger van verzekeringnemer per e-mail benoemd dat de proppen mogelijk daar zijn geplaatst door een kind dat op enig moment aanwezig is geweest in de recreatiewoning van verzekeringnemer.
• Door verzekeringnemer is verklaard dat de recreatiewoning regelmatig werd schoongemaakt en gepoetst, hetgeen zich niet verhoudt tot de aanwezigheid van een hoeveelheid proppen krantenpapier waarvan de krant was gedateerd van 27 september 2023.
• Op grond van het technisch onderzoek, in samenhang met de overige onderzoeksbevindingen, is vastgesteld dat het uiterst onwaarschijnlijk is dat de brand een (elektro)technische oorzaak kent.
• Op grond van het technisch onderzoek, in samenhang met de overige onderzoeksbevindingen, is vastgesteld dat het uiterst waarschijnlijk is dat de brand is veroorzaakt door het bijbrengen en achterlaten van open vuur.
• Op grond van de aangetroffen proppen krantenpapier binnen de ontstaansplaats van de brand in samenhang met de overige onderzoeksbevindingen is het in onderhavige kwestie het meest waarschijnlijk dat het bijbrengen en achterlaten van vuur opzettelijk plaatshad en het krantenpapier (al dan niet in de vorm van proppen) is aangewend als brandbaar en eenvoudig tot ontsteking te brengen materiaal (brandstichting).
• Verzekeringnemer was volgens zijn opgave de enige aanwezige in de recreatiewoning direct voorafgaande aan het ontstaan en ten tijde van de brand.”
2.10.
Bij brief van 26 april 2024 heef ASR aan [eiser] gemeld dat ASR de dekking afwijst en niet tot vergoeding van enige schade zal overgaan. De daarvoor genoemde redenen zijn dat niet is gebleken dat [eiser] eigenaar is van het chalet, uit het rapport van I-TEK blijkt dat de brand meest waarschijnlijk is ontstaan door het opzettelijk bijbrengen en achterlaten van vuur en [eiser] als enige in het chalet aanwezig was, [eiser] zijn medewerkingsverplichting heeft geschonden en de omvang van de gestelde schade niet vast staat. Als bijlage bij de afwijzingsbrief van 26 april 2024 is het I-TEK-rapport opgenomen en voor het eerst naar (de gemachtigde van) [eiser] toegezonden.
2.11.
De gemachtigde van [eiser] heeft - vanuit [B] - een ‘
Evaluerend rapport, inzake de bijeengebrachte gegevens door I-TEK B.V.’ (hierna: het ‘evaluerend rapport’) opgesteld. Het ‘evaluerend rapport’ is gedateerd op 16 april 2024 en is op 22 april 2025 bij de rechtbank ingekomen.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van ASR tot betaling van € 24.994,85, vermeerderd met rente en kosten. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de brand van 15 december 2023 een gebeurtenis is die gedekt is onder de polis en dat ASR daarom gehouden is tot uitkering van de door [eiser] geclaimde schade.
3.2.
ASR voert verweer. Volgens ASR is zij niet tot vergoeding van de schade van de brand van het chalet gehouden omdat [eiser] niet heeft bewezen dat de oorzaak van de brand is gelegen in een plotselinge en onvoorziene van buiten komende oorzaak, niet is gebleken dat [eiser] eigenaar is van het chalet, dan wel omdat de brand het gevolg is van opzet, dan wel bewuste of ernstige mate van eigen schuld. Tevens stelt ASR dat [eiser] een op hem rustende plicht tot medewerking niet is nagekomen. ASR beroept zich daarbij op uitsluitingen in de polisvoorwaarden en op de artikelen 7:941 en 7:952 BW.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak ligt de vraag voor of ASR onder de verzekering dekking dient te verlenen voor de op 15 december 2023 ontstane brandschade.
4.2.
Gelet op de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is het aan [eiser] om te stellen en, zo nodig, te bewijzen dat de brandschade door een door de verzekering gedekt evenement is veroorzaakt. Op ASR rusten de stelplicht en de bewijslast dat contractuele en/of wettelijke uitsluitingsgronden voor dekking van toepassing zijn.
Onvoorziene en plotselinge gebeurtenis
4.3.
In artikel 3, aanhef, van de Polisvoorwaarden recreatiewoning is opgenomen dat verzekerd is schade door brand en door andere gebeurtenissen die genoemd zijn in de tabellen onder artikel 3. Er staat verder dat voorwaarde voor dekking onder de verzekering Recreatiewoning is dat de gebeurtenis plotseling en onvoorzien is. Toegelicht is daarbij dat schade die ontstaat door langzaam inwerkende processen daar niet onder valt.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de brand in het chalet, anders dan ASR betoogt, te beschouwen is als een gebeurtenis die “plotseling en onvoorzien” is gelet op de Polisvoorwaarden recreatiewoning. Bij punt 4 van de tabel onder artikel 3.3 daarvan (zie 2.4 hiervoor) is immers vermeld dat brand een verzekerde gebeurtenis is en dat de verzekering dekking biedt voor schade door brand. Niet is gesteld of gebleken dat de brand in deze zaak niet valt onder de omschrijving van ‘brand’ in voornoemde tabel. Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat brand als bedoeld in de Polisvoorwaarden recreatiewoning in beginsel wordt geacht een gebeurtenis te zijn die plotseling en onvoorzien is onder die voorwaarden. Dit wordt pas anders als de brand door “opzet of roekeloosheid” van [eiser] is ontstaan (artikel 8.13 Polisvoorwaarden recreatiewoning), zoals ASR stelt. In die situatie hoeft ASR geen dekking te verlenen. Dat betekent naar het oordeel van de kantonrechter dat voor de (voor)vraag of sprake is van een verzekerde gebeurtenis moet worden geabstraheerd van de (vervolg)vraag of sprake is van mogelijke uitsluitingsgronden voor dekking, (mede) gelet op de mogelijke oorzaak van de brand.
4.5.
De slotsom is dat ASR in beginsel gehouden is de schade te vergoeden die [eiser] als gevolg van de brand aan het chalet en inboedel heeft geleden.
De (overige) afwijzingsgronden
4.6.
Volgens ASR bestaat er om meerdere redenen geen dekking onder de verzekering Recreatiewoning. Zo kan [eiser] niet aantonen dat hij eigenaar is van het chalet wat een voorwaarde is voor dekking onder de verzekering, is er sprake van opzet en/of roekeloosheid aan de zijde van [eiser] en heeft [eiser] zijn medewerkingsplicht geschonden. Gelet op de aard van het inhoudelijke debat tussen partijen zal eerst worden stilgestaan bij de door ASR gestelde opzet en/of roekeloosheid van [eiser] .
4.7.
ASR heeft gesteld dat de brand door opzet of roekeloosheid van [eiser] is ontstaan, dat er daarom sprake is van ernstige mate van eigen schuld en dat zij daarom niet is gehouden tot uitkering van vergoeding voor de geleden schade. Nu ASR het rechtsgevolg van deze stelling inroept (de bevrijding van haar betalingsverplichting uit de verzekeringsovereenkomst), is het aan haar deze stelling met feiten te onderbouwen en, bij gemotiveerde betwisting, te bewijzen. Op ASR rust dan het risico als onbewezen blijft dat de brand op 15 december 2023 door opzet of roekeloosheid van [eiser] is ontstaan.
Opzet en/of roekeloosheid
4.8.
ASR stelt dat de brand in het chalet door opzet of roekeloosheid van [eiser] is ontstaan. Volgens ASR is de oorzaak van de brand namelijk het aansteken van handmatig gevormde krantenproppen onder de bank. ASR hoeft daarom geen dekking te verlenen op grond van artikel 8.13 van de Polisvoorwaarden recreatiewoning. ASR onderbouwt haar stellingen met het rapport van I-TEK waaruit volgens ASR het volgende blijkt:
  • [eiser] was op het moment van de brand als enige aanwezig in het chalet;
  • De brand moet meest waarschijnlijk onder het bankstel en onder een specifiek zitkussen van het bankstel zijn ontstaan om het aangetroffen brandbeeld te kunnen veroorzaakten/ te verklaren;
  • De kans is zeer klein dat de brand is ontstaan door een elektrotechnisch gebrek nu er geen bijzondere omstandigheden zijn aangetroffen die nodig zijn om op die wijze brand te veroorzaken zoals zich heeft voorgedaan;
  • Op/in de bank, bij het specifieke zitkussen waar de brand is ontstaan, lagen restanten van een contactdoos en USB-snoeren;
  • Onder specifiek het ene zitkussen, ter hoogte waarvan de brand is ontstaan, is op de vloer een ruime hoeveelheid, grotendeels verbrand, krantenpapier aangetroffen. Een gedeelte van dit krantenpapier was in de vorm van proppen. De vorm van die proppen wijst erop dat die door menselijk handelen zijn gemaakt en redelijkerwijs niet op een andere wijze kunnen zijn ontstaan;
  • [eiser] heeft niet kunnen verklaren hoe en waardoor de proppen op die plek onder de bank waren terechtgekomen;
  • [eiser] heeft verklaard dat het chalet regelmatig werd schoongemaakt en gepoetst, wat zich niet verhoudt tot de aanwezigheid van een hoeveelheid proppen krantenpapier onder het bankstel;
  • Het is uiterst waarschijnlijk dat de brand is ontstaan door het bijbrengen en achterlaten van open vuur en dat dit opzettelijk is gebeurd en de kranten zijn gebruikt als ontstekings-/ontbrandingsmateriaal.
4.9.
[eiser] betwist dat de brand is veroorzaakt door opzet of roekeloosheid aan zijn zijde. Hij voert aan dat hij de proppen krantenpapier niet onder de bank heeft geplaatst, dat hij niet weet hoe deze er zijn gekomen en dat de brand een elektrotechnische oorzaak heeft, bijvoorbeeld door hittevorming in een (aangesloten) oplader. Daarnaast heeft het rapport van I-TEK geen waarde omdat I-TEK geen onafhankelijke partij is en het onderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd, aldus [eiser] .
4.10.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat het aansteken van handmatig gevormde krantenproppen onder de bank waardoor brand ontstaat valt aan te merken als opzet of roekeloosheid, waarvoor dekking voor zo een brand op grond van artikel 8.13 van de Polisvoorwaarden recreatiewoning is uitgesloten. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of ASR haar standpunt dat deze situatie zich hier heeft voorgedaan voldoende kan onderbouwen met het I-TEK-rapport. [eiser] heeft dat weersproken onder verwijzing naar het ‘evaluerend rapport’ van zijn gemachtigde. Dat wordt hierna besproken.
Waardering van het I-TEK-rapport en het ‘evaluerend rapport’
4.11.
De kantonrechter stelt voorop dat, omdat deze procedure vóór 1 januari 2025 is gestart, het voor 1 januari 2025 geldende bewijsrecht van toepassing is. Bij de waardering van een partijdeskundigenrapport (zoals het I-TEK-rapport en het ‘evaluerend rapport’) geldt volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad als uitgangspunt dat voor de rechter een beperkte motiveringsplicht geldt ten aanzien van zijn beslissing om de bevindingen van een deskundige al dan niet te volgen. Wel dient hij bij de beantwoording van de vraag of hij de conclusies waartoe de deskundige in zijn rapport is gekomen in zijn beslissing overneemt, alle ter zake door partijen aangevoerde feiten en omstandigheden in aanmerking te nemen en op basis van hun stellingen in volle omvang te toetsen of aanleiding bestaat van de in het rapport geformuleerde conclusies af te wijken. De rechter zal op specifieke bezwaren van een partij moeten ingaan als deze bezwaren een voldoende gemotiveerde betwisting inhouden van de juistheid van de zienswijze van de deskundige (vergelijk onder meer Hoge Raad 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2921 en Hoge Raad 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:279). Met inachtneming van het voorgaande worden de bezwaren van partijen tegen de wederzijdse partijdeskundigenrapporten hierna besproken.
Bezwaren van ASR tegen het ‘evaluerend rapport’
4.12.
ASR heeft bezwaren geuit tegen het ‘evaluerend rapport’ van de gemachtigde van [eiser] , welk rapport ertoe strekt de bevindingen van het I-TEK-rapport te ontkrachten. De bezwaren van ASR komen er op neer dat het ‘evaluerend rapport’ niet objectief is en gebaseerd is op onzorgvuldig en ondeugdelijk onderzoek, waarbij de gemachtigde van [eiser] als brandexpert en opsteller van dit rapport zich herhaaldelijk tegenstrijdig uitlaat over de inhoud daarvan. De kantonrechter zal hierna deze bezwaren van ASR bespreken.
4.13.
Voorop wordt gesteld dat de aard en strekking van het ‘evaluerend rapport’ ambigu is. Dit rapport is (mede) gebaseerd op bevindingen van de gemachtigde van [eiser] die, naar eigen zeggen in het rapport, als brandexpert zelf technisch onderzoek ter plaatse heeft gedaan op 28 december 2023. ASR heeft onweersproken gesteld dat (de gemachtigde van) [eiser] ASR of I-TEK nooit over enig onderzoek heeft geïnformeerd. Een rapport van technisch onderzoek in opdracht van [eiser] is niet ingebracht. In het ‘evaluerend rapport’ staat verder dat dit ‘thans’ het karakter heeft van een analyse van het I-TEK-rapport. Daarbij kan dit rapport, zoals ASR naar voren heeft gebracht, (deels) worden gezien als een verweer of reactie op de conclusie van antwoord - en niet als een expertiserapport.
4.14.
Verder merkt de kantonrechter op dat de gemachtigde van [eiser] zichzelf als brandexpert meermaals op wezenlijke punten tegenspreekt en blijkt geeft van onzorgvuldig handelen bij zijn onderzoek. Zo heeft ASR erop gewezen dat de gemachtigde van [eiser] in de verzoekschriftprocedure voor het verkrijgen van een voorlopig deskundigenbericht tijdens de zitting heeft verklaard dat de oorzaak van de brand niet kan worden vastgesteld, terwijl hij in deze procedure inmiddels van mening is dat de brand een elektrotechnische oorzaak heeft. Daarbij komt dat de gemachtigde van [eiser] in zijn ‘evaluerend rapport’ als brandexpert heeft vermeld dat hij bij zijn onderzoek een kussen heeft opgepakt, omgedraaid en weggelegd. Bij de mondelinge behandeling verklaart hij echter dat hij tijdens zijn onderzoek niets heeft aangeraakt en alleen visueel onderzoek heeft gedaan. Uit verklaringen van I-TEK blijkt dat zij bij haar onderzoek een ontsloten deur, verplaatste inboedelzaken en beroerde zaken nabij de ontstaansplaats van de brand heeft aangetroffen. De kantonrechter is van oordeel dat de gemachtigde van [eiser] - als brandexpert - wist, of had moeten weten, dat het aanraken van elementen op een brandlocatie de situatie verstoort en dat dit van invloed kan zijn op het onderzoek. Niettemin is het chalet na de brand door de gemachtigde van [eiser] tot twee keer toe zonder toestemming betreden en is de ontstaansplaats van de brand voorafgaande aan het vervolgonderzoek van I-TEK opgeruimd, eveneens zonder dat ASR of I-TEK daarvoor toestemming heeft gegeven. De werkwijze van de gemachtigde van [eiser] als onderzoeker en opsteller van het ‘evaluerend rapport’ moet gelet op het voorgaande als onzorgvuldig worden aangemerkt.
4.15.
De kantonrechter is van oordeel dat - alleen al - voornoemde tegenstrijdigheden en zorgvuldige handelwijze van de opsteller van het ‘evaluerend rapport’ in een sterke mate afbreuk doen aan de betrouwbaarheid daarvan. Dit betekent dat de zwaarwegende bezwaren van ASR tegen dit rapport worden gevolgd. Deze maken immers naar het oordeel van de kantonrechter dat geconcludeerd moet worden dat het ‘evaluerend rapport’ niet voldoet aan de elementaire eisen van deugdelijkheid, dit rapport inconsistent is met de verdere uitlatingen van de gemachtigde van [eiser] (als brandexpert) over de inhoud daarvan, althans dat dit rapport niet op procedureel juiste wijze tot stand is gekomen. Het ‘evaluerend rapport’ wordt daarom buiten beschouwing gelaten bij de beoordeling van deze zaak.
Bezwaren van [eiser] tegen het onderzoek van I-TEK en het I-TEK-rapport
4.16.
De kantonrechter verwerpt het standpunt [eiser] dat I-TEK niet onafhankelijk is. [eiser] heeft dit standpunt naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd. Dat ASR een externe deskundige inschakelt voor een schadebeoordeling van de brand berust, zoals ASR heeft toegelicht, op een afspraak die is vastgelegd in de verzekeringsovereenkomst. Het enkele feit dat ASR I-TEK heeft ingeschakeld en de kosten van het onderzoek draagt leidt er niet toe dat I-TEK niet onafhankelijk is en het rapport daardoor onbetrouwbaar is. Daarbij zijn [eiser] en zijn gemachtigde uitgenodigd voor het onderzoek ter plaatse door I-TEK, maar zij hebben er zelf voor gekozen daar niet bij aanwezig te zijn. Het had op de weg van [eiser] gelegen om met concrete stellingen te onderbouwen waarom volgens hem I-TEK niet onafhankelijk is. Dat is niet gebeurd.
4.17.
Een ander bezwaar van [eiser] is dat het onderzoek van I-TEK niet zorgvuldig is uitgevoerd, althans dat de onderzoeker ondeskundig zou zijn. Ook dit standpunt verwerpt de kantonrechter. Het onderzoek van I-TEK is uitgevoerd in overeenstemming met de gebruikelijke wetenschappelijke methoden. Zo volgt uit de notitie van I-TEK van 5 mei 2025, waarnaar ASR heeft verwezen, dat I-TEK technisch onderzoek heeft verricht volgens de daartoe geldende richtlijn NFPA921. De deugdelijkheid van de werkwijze, bevindingen en analyse van I-TEK in haar gedetailleerde en grondig (met onder andere tientallen foto’s met toelichting) gedocumenteerde rapport is uitvoerig tijdens de mondelinge behandeling door I-TEK nader toegelicht en onvoldoende door [eiser] weersproken. ASR heeft de stellingen van [eiser] dat I-TEK haar onderzoek zonder zijn toestemming zou hebben uitgevoerd en dat I-TEK haar onderzoek te laat zou zijn gestart voldoende onderbouwd weerlegd. Zo heeft ASR verwezen naar toestemmingsverklaringen van [eiser] en naar voren gebracht dat I-TEK haar onderzoek binnen twee weken na de brand heeft uitgevoerd, waarbij elk technisch onderzoek enkele dagen na een brand plaatsvindt. Verder wordt er door [eiser] een hoop naar voren gebracht met betrekking tot de deskundigheid van de deskundige van I-TEK [A] , waarbij [eiser] nalaat, ondanks alle algemene insinuaties, concreet toe te lichten, laat staan te onderbouwen, waarom precies en op basis waarvan (de deskundige van) I-TEK niet als deskundige kan worden aangemerkt en/of waarom de werkwijze van het uitgevoerde onderzoek niet zou kloppen. De kantonrechter ziet geen reden om aan de kwaliteiten en kennis van deskundige [A] te twijfelen.
4.18.
Ten aanzien van de inhoud van het rapport van I-TEK voert [eiser] aan dat dit rapport niet de conclusie kan dragen dat de brand is aangestoken. ASR komt, volgens [eiser] , niet verder dan ‘misschien’ en waarschijnlijkheden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [A] echter onweersproken verklaard dat de normen van de North American Fire Protection, waarnaar de gemachtigde van [eiser] ook in zijn ‘evaluerend rapport’ en tijdens de mondelinge behandeling heeft verwezen, werken met ‘maten van waarschijnlijkheid’. In die systematiek wordt er geen 100 % zekerheid gegeven, maar wordt er gesproken over (onder andere) ‘uiterst onwaarschijnlijk’ en ‘uiterst waarschijnlijk’. Aldus heeft [eiser] onvoldoende gemotiveerd onderbouwd dat de door I-TEK gebruikte terminologie c.q. waardering onjuist is, althans dat de conclusie van I-TEK dat het uiterst waarschijnlijk is dat de brand is ontstaan door het opzettelijk bijbrengen en achterlaten van open vuur waarbij kranten zijn gebruikt als ontstekings-/ontbrandingsmateriaal, onvoldoende is voor het oordeel dat sprake is van opzet of roekeloosheid door [eiser] .
4.19.
[A] , deskundige bij I-TEK die tevens het onderzoek heeft uitgevoerd, heeft tijdens de mondelinge behandeling – onweersproken – verklaard dat er bij brandonderzoek wordt gewerkt volgens een bepaalde methodiek. Eerst wordt er gekeken naar de ontstaansplaats van de brand. Op basis van de ontstaansplaats wordt gekeken naar mogelijke ontstekingsbronnen. [A] heeft verklaard dat hij brandverloopindicatoren heeft geconstateerd die hij niet kan verklaren bij de hypothese dat de brand van bovenaf (de bank) kwam, van welke hypothese (de gemachtigde van) [eiser] (als brandexpert) kennelijk uitgaat. Deze brandverloopindicatoren zijn volgens [A] alleen te verklaren als de brand van de onderzijde kwam. Als de brand namelijk op de bank zou zijn ontstaan, was er geen hitte ophoping ontstaan waardoor de achterkant van de triplex plaat was weggebrand (wat hier wel is gebeurd). [A] heeft daarnaast verklaard dat er meerdere indicatoren zijn dat de brand van onder is ontstaan en niet van boven. Zo is er in de rapportage opgenomen:
“Op de wand achter het bankstel en op/aan de resten van het bankstel is een
V-vormige brandverloopindicator aangetroffen die typisch wordt gevormd middels een
ontwikkelende brand vanuit de basis van die 'V'. Aan de basis van die 'V' is het open
gebrande zitkussen gesitueerd.”
En
“Opmerkelijk was dat de brandschade aan één poot van het bankstel en één poot van de
tafel tot op vloerniveau reikte. Dit brandschadebeeld kon uitsluitend zijn ontstaan door
een brand die op vloerniveau had gewoed. Een brand boven vloerniveau zal zich met
name naar boven ontwikkelen vanwege de ontwikkelende hitte vanuit zijn oorsprong.
Het brandbeeld behorende bij een brandontwikkeling op vloerniveau en de daarbij
ontstane hete rookontwikkeling is tevens waargenomen binnenin de rugleuning achter
en behorende bij de open gebrande zitplaats. Het dunne triplex plaatmateriaal van het
ruggedeelte van het bankstel is doorgebrand middels hete (brandende) rookgassen
vanuit een brand op vloerniveau onder specifiek die zitplaats onder het bankstel.”
4.20.
Volgens [eiser] is de V-vormige brandverloopindicator achterhaald en een ‘
old wives tale’. Een V-vorm wil volgens hem niet zeggen dat de oorzaak van de brand in de punt van de ‘V’ te vinden is. Als reactie daarop heeft [A] uitgelegd dat de V-vorm het gevolg van brandfysica is. Een brand die 100 jaar geleden brandde, brandt nu nog steeds hetzelfde, aldus [A] . Gelet op deze onderbouwing van ASR had het op de weg van [eiser] gelegen om nader te motiveren waarom een V-vormige brandverloopindicator volgens hem achterhaald is. Dat heeft hij niet gedaan.
De brand heeft geen elektrotechnische oorzaak
4.21.
I-TEK heeft bij de uitvoering van haar onderzoek DEKRA ingeschakeld om een mogelijke elektrotechnische oorzaak van de brand te onderzoeken. DEKRA heeft in haar rapportage, welke onderdeel is van het rapport van I-TEK, opgenomen dat de kans dat de brand is ontstaan door een elektrotechnische oorzaak ‘zeer klein’ is. Zo benoemt DEKRA dat er bijzondere omstandigheden nodig zijn om elektrische geleiding in de USB connector te veroorzaken wat kan leiden tot brand, bijvoorbeeld flinterdun staaldraad of een zoute of zure vloeistof. De aanwezigheid daarvan op een bankstel liggen volgens DEKRA niet voor de hand.
4.22.
Volgens [eiser] ligt de oorzaak van de brand wel degelijk in de elektrotechnische hoek. Zo kan de op de bank aanwezige oplaadkabel de brand veroorzaakt hebben. [eiser] wijst daarbij op een door DEKRA gefotografeerd draad, tezamen met de door DEKRA opgenomen conclusie dat een draad geleiding kan veroorzaken wat kan leiden tot brand. Volgens I-TEK is het draad dat door DEKRA gefotografeerd is (anders dan [eiser] aanvoert) inderdaad een snoer maar niet het benodigde stofdraadje voor ontsteking waarnaar DEKRA verwijst. [eiser] miskent daarmee de inhoud van de rapportage van DEKRA, aldus ASR.
4.23.
Naar het oordeel van de kantonrechter had het, gelet op het voorgaande, op de weg van [eiser] gelegen om haar standpunt dat de brand door een elektrotechnische oorzaak is ontstaan nader te onderbouwen. Dat heeft hij niet gedaan. De suggestie van een elektrotechnische oorzaak is opgeworpen, maar door ASR gemotiveerd weersproken en wordt gestaafd door deugdelijke rapportages van de ingeschakelde deskundigen. Enige concrete onderbouwing van [eiser] bleef echter wederom uit. Ondanks dat zijn in opdracht technisch onderzoek zou zijn verricht, is een rapportage daarvan niet ingebracht. Nergens uit blijkt een elektrotechnische oorzaak van de brand.
4.24.
De kantonrechter gaat er daarom van uit dat de brand onder de bank is ontstaan.
I-TEK heeft geen andere ontstekingsbron gevonden, wat volgens I-TEK inhoudt dat er vuur bij de kranten moet zijn gekomen om deze te laten ontbranden. In combinatie met het feit dat er krantenproppen zijn aangetroffen die volgens I-TEK alleen door menselijk handelen kunnen zijn gevormd, houdt dat volgens ASR in dat de brand door menselijk handelen is ontstaan. [eiser] heeft nog de geopperd dat de proppen mogelijk onder de bank zijn gekomen door zijn kinderen of onder de bank zijn gewaaid, maar daarvoor bestaat geen enkele concrete aanwijzing zodat de kantonrechter aan die suggestie voorbijgaat. Tussen partijen staat verder niet in geschil dat [eiser] op de avond van de brand alleen aanwezig was in het chalet en er geen sporen van braak zijn geconstateerd. Dat lijdt volgens ASR maar tot één conclusie: dat de brand door opzet of roekeloosheid van [eiser] is ontstaan en dat hij daardoor geen recht heeft op dekking onder zijn verzekering.
4.25.
De kantonrechter volgt ASR in dit verweer. ASR heeft met het rapport van I-TEK (en DEKRA) uitgebreid gemotiveerd waarom er sprake is van opzet of roekeloosheid en heeft onderzoek gedaan naar meerdere mogelijke oorzaken van de brand. Zo is er ook uitgebreid onderzoek gedaan naar de door [eiser] gesuggereerde optie van een elektrotechnische oorzaak van de brand en is er uitvoerig vastgelegd waarom dit volgens DEKRA geen mogelijkheid is (zie randnummer 4.21 e.v.). [eiser] laat vervolgens in het geheel na om te onderbouwen dan wel enige concrete aanwijzing aan te dragen waarom er volgen hem wél sprake is van een elektrotechnische oorzaak. Dit terwijl ASR wel uitvoerig reageert waarom het door [eiser] geschetste scenario zeer onwaarschijnlijk is en uitvoerig heeft onderbouwd dat het uiterst waarschijnlijk is dat de brand onder de bank is ontstaan, er geen ontbrandingsmiddelen zijn aangetroffen waaruit geconcludeerd moet worden dat de brand met vuur moet zijn aangestoken. Daarbij weegt de kantonrechter ook mee dat [eiser] ervoor heeft gekozen geen contra-expertise uit te laten voeren. [eiser] heeft daartoe wel een verzoekschrift ingediend teneinde een voorlopig deskundigenbericht te verkrijgen, maar zijn verzoek is afgewezen. Dat neemt echter niet weg dat hij zelf een contra-expertise kon laten uitvoeren, voor zover dat niet al is gebeurd door zijn gemachtigde. Uit het onderzoek van zijn gemachtigde is echter geen zelfstandig rapport gekomen. Het ‘evaluerend rapport’, zoals [eiser] het rapport zelf noemt, trekt geen zelfstandige conclusies over de brand en de oorzaak daarvan maar lijkt er voornamelijk op gericht te zijn om alle conclusies uit het rapport van I-TEK onderuit te halen. Het had echter wel op de weg van [eiser] gelegen om een zelfstandig onderzoeksrapport in te brengen, des te meer nu zijn gemachtigde tevens brandexpert is.
Conclusie
4.26.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat de brand door opzet of roekeloosheid is ontstaan. Des te meer gelet op de kennis over brandschade die zijn gemachtigde pretendeert te hebben, die van meet af aan betrokken is geweest na de brand. Het blijft echter bij het spreekwoordelijke schieten met hagel op het rapport van I-TEK zonder dat er voldoende concreet (onderbouwd) inzicht wordt gegeven in waar volgens [eiser] de oorzaak van de brand in gelegen is, of waarom de door I-TEK vastgestelde oorzaak niet klopt. Gelet op het voorgaande heeft [eiser] onvoldoende gemotiveerd betwist dat de brand door opzet of roekeloosheid is ontstaan, waardoor het beroep van ASR op de uitsluitingsgrond slaagt.
4.27.
De overige afwijzingsgronden die ASR heeft aangedragen, inclusief de gestelde schendingen van de informatie- en medewerkingsverplichtingen en de door [eiser] aangevoerde onredelijk bezwarendheid van deze bepalingen in de algemene voorwaarden, behoeven gelet op het voorgaande geen bespreking meer. De vordering van [eiser] zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.28.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van ASR worden begroot op:
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.221,00
4.29.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.221,00, te vermeerderen met de kosten van betekening als het vonnis wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Vieira en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2025.