ECLI:NL:RBOBR:2025:632

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
24/4220
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor tijdelijke huisvesting van ontheemden in Meijerijstad

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 7 februari 2025 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de gemeente Meijerijstad. De gemeente had plannen om op de locatie Bremweg/Heiweg 96 tijdelijke woningen te realiseren voor de huisvesting van ontheemden, waaronder Oekraïense vluchtelingen. Verzoekers, die zich verzetten tegen deze plannen, vroegen de voorzieningenrechter om de ingebruikname van de woningen te verbieden totdat er een rechtsgeldige omgevingsvergunning was verleend. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen bewijs was dat de omgevingsvergunning geen rechtskracht zou verkrijgen. Het maatschappelijke belang van de huisvesting van Oekraïense vluchtelingen woog zwaarder dan de belangen van de verzoekers. De voorzieningenrechter wees het verzoek af, wat betekent dat de gemeente de woningen kan blijven gebruiken, ondanks dat de omgevingsvergunning nog niet in werking is getreden. De voorzieningenrechter benadrukte dat als de omgevingsvergunning uiteindelijk niet standhoudt, de gemeente het gebruik van de woningen moet beëindigen. De uitspraak is gedaan in het kader van bestuursrecht en bestuursprocesrecht, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/4220
uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 februari 2025 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen
1. [naam stichting]gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. [naam]wonende te [woonplaats] ,
3. [naam]wonende te [woonplaats] ,
4. [naam]wonende te [woonplaats] ,
5. [naam maatschap]gevestigd te [vestigingsplaats] .
verzoekers
(gemachtigde: mr. L.M. Kok),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad, het college
(gemachtigde: mr. G.A. van der Veen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
gemeente Meierijstad, te Veghel (Meierijstad).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de afwijzing van het verzoek om handhaving strekkende tot het beëindigen van de werkzaamheden aan de Bremweg/Heiweg te Schijndel die op dat moment werden uitgevoerd in het kader van een tijdelijke noodopvang voor ontheemden.
1.1.
Verzoekers 1 tot en met 4 hebben op 4 december 2023 een handhavingsverzoek ingediend bij het college. Zij hebben verzocht om binnen zeven dagen handhavend op te treden tegen de eigen gemeente, omdat de gemeente woningen in gebruik gaat/ging nemen zonder te beschikken over een gebruiksvergunning of omgevingsvergunning.
1.2.
Het college heeft het verzoek om handhaving met het besluit van 1 februari 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 december 2024 op het bezwaar van verzoekers 1, 2, 3 en 4 heeft het college verzoekers 1, 3 en 4 niet-ontvankelijk verklaard in hun bezwaar. Het college heeft het bezwaar van verzoeker 2 ongegrond verklaard en de afwijzing met een nadere motivering in stand gelaten.
1.3.
Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer SHE 24/4107. Tevens hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Hierbij hebben zij onder meer verzocht om het college te gelasten een last onder dwangsom op te leggen aan de gemeente Meierijstad strekkende tot het verbieden om het gebruik van de woningen aan ontheemden c.q. andere personen toe te staan, zo lang hiervoor geen onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend. Zij willen dat het college een dwangsom van € 15.000,- aan verzoekers verbeurt voor iedere dag dat het college in gebreke blijft deze last op te leggen met een maximum van € 300.000,-.
1.4.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] , [naam] , de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigde van het college en de gemeente Meierijstad.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Op 28 februari 2023 heeft de gemeente Meierijstad een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor de activiteit planologisch afwijken voor het tijdelijk huisvesten van ontheemden. Het ging om huisvesting in 144 tijdelijke woningen voor de duur van 15 jaar, met de mogelijkheid van verlenging. De aanvraag is op 3 maart 2023 gepubliceerd en is behandeld volgens de uitgebreide procedure van afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.1
Op 4 december 2023 hebben verzoekers 1, 2, 3 en 4 bij het college een handhavingsverzoek ingediend om handhavend op te treden tegen de eigen gemeente, omdat gemeente woningen in gebruik ging nemen zonder te beschikken over een gebruiksvergunning of een omgevingsvergunning.
3.1
Op 23 januari 2024 is een ontwerp-omgevingsvergunning voor bouwen, planologisch strijdige gebruik, het maken van een uitrit en het uitvoeren van werken ter inzage gelegd. Verzoekers hebben een zienswijze ingediend.
3.2
De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 8 februari 2024 [1] het college gelast om een last onder bestuursdwang op te leggen aan de gemeente Meierijstad strekkende tot het staken en gestaakt houden van de bouw van 48 woningen op de locatie Bremweg/Heiweg voor 21 februari 2024 op straffe van verbeuring van een dwangsom aan verzoekers van € 15.000,00 voor iedere week dat het college in gebreke blijft deze last op te leggen aan de gemeente Meierijstad met een maximum van € 100.000,00. De voorzieningenrechter is tot dit oordeel gekomen omdat het college, gelet op het niet onaannemelijke risico voor parkeeroverlast, ten onrechte had besloten om niet handhavend op te treden vanwege een concreet zicht op legalisatie.
3.3
Het college heeft in juli 2024 de ter inzage gelegde ontwerp-omgevingsvergunning ingetrokken. Op 28 november 2024 heeft het college een nieuw ontwerp-omgevingsvergunning voor bouwen, planologisch strijdig gebruik, het maken van een uitrit en het uitvoeren van werken of werkzaamheden ter inzage gelegd. Dit ontwerpbesluit voorziet in de tijdelijke bouw en het gebruik van 96 woningen ten behoeve van de huisvesting van circa 300 ontheemden op het perceel kadastraal bekend als gemeente Schijndel, sectie M, nummer 633 (gedeeltelijk) gelegen aan de Bremweg ongenummerd te Schijndel.
3.4
In het bestreden besluit van 6 december 2024 heeft het college in afwijking van het advies van de Commissie Rechtsbescherming Meierijstad (hierna: de commissie) verzoekers onder 1, 3 en 4 niet-ontvankelijk verklaard in hun bezwaar vanwege het ontbreken van belanghebbendheid. Het bezwaar van eiser 2 is door het college ongegrond verklaard met overneming van en onder verwijzing naar het advies van de commissie.
3.5
Het college heeft in het bestreden besluit de afwijzing van het handhavingsverzoek heroverwogen en voorzien van een aanvullende motivering. De gemeente heeft als de initiatiefnemer van het project besloten tot een planwijziging. In plaats van 144 flexwoningen verdeeld over drie blokken voor tijdelijke bewoning heeft de gemeente gekozen voor realisering van 96 woningen verdeeld over twee blokken. Ten behoeve van deze planwijziging is op 28 november 2024 een nieuwe ontwerp-omgevingsvergunning ter inzage gelegd, waarop nieuwe dan wel aanvullende zienwijzen ten opzichte van de oude ontwerp-omgevingsvergunning konden worden ingebracht. Het college heeft aangegeven dat alle zienswijzen, ingebracht op beide ontwerp-omgevingsvergunningen, zullen worden beoordeeld door het college en worden betrokken bij de definitieve besluitvorming over het project.
3.6
Het college heeft het hier aan de orde zijnde handhavingsverzoek in het bestreden besluit zo uitgelegd dat het ziet op de nog resterende twee woonblokken van in totaal 96 woningen. Het derde blok op de planlocatie wordt immers niet gerealiseerd. Op dit onderdeel bestaat geen belang meer bij het handhavingsverzoek. Met betrekking tot de twee blokken van in totaal 96 woningen bestaat volgens het college concreet zicht op legalisatie door eerdergenoemde nieuwe ontwerp-omgevingsvergunning, die in de plaats is getreden van het eerdere ontwerp.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
4.1
Het verzoek strekt er – kort samengevat – toe om een voorlopige voorziening te treffen omdat het college weigert handhavend op treden tegen de eigen gemeente, omdat de gemeente 96 woningen in gebruik neemt zonder te beschikken over een omgevingsvergunning of gebruiksvergunning. Verzoekers vragen de voorzieningenrechter de ingebruikname te verbieden totdat op het beroep is beslist en/of totdat een rechtsgeldige gebruiksvergunning/omgevingsvergunning is verstrekt. Verzoekers vragen ook om het opleggen van een dwangsom. Op de zitting hebben verzoekers hun verzoek aangepast in die zin dat zij de voorzieningenrechter verzoeken te bepalen dat op deze locatie maximaal 80 Oekraïners gehuisvest mogen worden.
4.2
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
5. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een verzoek om handhaving van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. Het bestreden besluit is genomen naar aanleiding van een verzoek om handhaving dat is ingediend vóór 1 januari 2024.
6. Deze zaak is het vervolg op een eerdere zaak. De gemeente Meijerijstad wilde op de locatie Bremweg/Heiweg 144 woningen voor 300 ontheemden gaan bouwen zonder vergunning en handelde zelf in strijd met de wet. Na de uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 februari 2024 (SHE 23/3445) is het plan door de gemeente aangepast en is op 24 november 2024 een nieuw ontwerpbesluit ter inzage gelegd voor 96 woningen met een maximum van 300 ontheemden. Het college stelt dat de door verzoekers gevraagde voorlopige voorziening tot gevolg heeft dat Oekraïense vluchtelingen op straat komen te staan. Het college acht toewijzing van het verzoek daarom onaanvaardbaar. Volgens het college is de noodzaak van huisvesting niet minder geworden omdat andere (tijdelijke) locaties niet (nog) langer verlengd konden worden. Het project is vertraagd door extra onderzoek dat gedaan is naar het parkeren. Ook is de ruimtelijke onderbouwing geactualiseerd. Verder zijn er procedures geweest bij de rechtbank die betrekking hebben op de bescherming van de das en het kappen van bomen. Laatstelijk heeft de voorzieningenrechter bij uitspraak van 16 december 2024 (SHE 24/4068) het verzoek van verzoekers om een voorlopige voorziening tegen het ontwerpbesluit van 28 november 2024 als kennelijk ongegrond afgewezen omdat geen sprake is van een besluit waartegen een rechtsmiddel kan worden aangewend.
7. Het college stelt zich op het standpunt dat verzoekers onder 1, 3 en 4 in deze procedure geen belanghebbenden zijn. Verzoeker 1 heeft volgens het college louter tot doel om te procederen tegen dit project, verzoekers 3 en 4 ondervinden volgens het college geen gevolgen van enige betekenis. Voor verzoeker 5 geldt volgens het college dat hij niet-ontvankelijk is omdat hij geen bezwaar geeft gemaakt en hij ook geen verzoeker was bij het verzoek tot handhaving. Verzoekers betwisten deze standpunten van het college.
8. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in ieder geval verzoeker 2 als belanghebbende aan te merken. Verzoeker 2 heeft direct zicht op de locatie en woont aan een van de ontsluitingswegen van de locatie. Verder is hij één van de verzoekers om handhaving en heeft bij bezwaar gemaakt tegen de weigering om handhavend op te treden. De voorzieningenrechter laat in het midden of verzoekers 1, 3 en 4 belanghebbenden zijn en of het beroep van verzoeker 5 ontvankelijk is. De beantwoording van die vragen zal in de bodemprocedure aan de orde komen. Omdat in ieder geval één van verzoekers ontvankelijk is in zijn bezwaar en beroep, zal de voorzieningenrechter het door verzoekers ingediende verzoek om een voorlopige voorziening inhoudelijk behandelen.
9. Het college erkent dat de gemeente Meierijstad handelt in strijd met artikel 2.1, eerste lid, onder a, b en c, van de Wabo voor wat betreft de 96 woningen. Het bouwen zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit is ook in strijd met artikel 5.1, eerste lid onder a, van de Omgevingswet. Op de zitting is de door het college gevolgde procedure besproken. Vastgesteld is dat op 20 januari 2025 een omgevingsvergunning is verleend voor het realiseren van 96 woningen voor de tijdelijke noodopvang van 300 ontheemden. Deze omgevingsvergunning is nog niet in werking getreden. Mogelijk wordt de inwerkingtreding van dit besluit nog verder uitgesteld als gevolg van het indienen van een beroepschrift en een daarmee samenhangend verzoek om voorlopige voorziening binnen de beroepstermijn. Verzoekers hebben over het indienen daarvan op de zitting geen uitsluitsel gegeven. Het college is, zolang de omgevingsvergunning niet in werking is getreden, bevoegd en zelfs in beginsel verplicht om handhavend op te treden tegen de eigen gemeente, maar doet dat niet. Volgens het college was er ten tijde van het nemen van het bestreden besluit concreet zicht op legalisatie in de vorm van het ter inzage gelegde ontwerpbesluit van de omgevingsvergunning. Inmiddels zijn in 60 woningen 177 Oekraïners gehuisvest en het college wil op korte termijn toestaan dat de overige 36 woningen ook in gebruik worden genomen, waarvan 34 woningen voor de huisvesting van Oekraïners en twee woningen voor bewaking en welzijnsvoorzieningen. Verzoekers hebben op de zitting aangegeven dat zij willen dat de voorzieningenrechter bepaalt dat er maximaal 80 Oekraïners op deze locatie gehuisvest mogen worden.
10. Een rechterlijke toetsing van een of meerdere onderdelen van een nog te verlenen omgevingsvergunning hoort normaliter niet in de handhavingsprocedure en de in dat verband aanhangige voorlopige voorziening thuis. Om concreet zicht op legalisering aan te nemen is ten minste vereist dat een ontwerp-omgevingsvergunning ter inzage is gelegd, waarbinnen het gebruik, waarop het handhavingsverzoek ziet, past. In dat geval bestaat echter evenmin concreet zicht op legalisering, indien op voorhand duidelijk is dat die omgevingsvergunning geen rechtskracht zal verkrijgen. Dat het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning mogelijk kan worden vernietigd, is onvoldoende om dat aan te nemen. In een procedure over handhaving bestaat dus enige ruimte voor een beoordeling van die omgevingsvergunning, maar uitsluitend in die zin of op voorhand duidelijk is dat die geen rechtskracht zal verkrijgen. [2]
11. Verzoekers voeren aan dat nog steeds niet duidelijk is welke doelgroepen daadwerkelijk gehuisvest zullen worden en hoe spoedeisend de situatie van de gemeente is. Voorts voeren verzoekers aan dat geen sprake is van een tijdelijk project. Het gaat, gelet op de verschillende doelgroepen die worden genoemd, om de bouw van een reguliere woonwijk in het buitengebied op een perceel dat cultuurhistorische waardevol gebied is. Verzoekers voeren aan dat het industriegebied De Rooiseheide van oudsher een kleinschalig bedrijventerrein is met een kleine woongemeenschap van zo’n 80 bewoners. De impact van een grootschalig wooncomplex grenzend aan het kleinschalige woongebied en een aantal agrariërs is volgens verzoekers enorm: de verhouding is 300 nieuwe bewoners versus 80 omwonenden. Verzoekers voeren aan dat door de gemeente meer mensen in minder woningen worden gehuisvest en dat nog steeds aannemelijk is dat parkeeroverlast ontstaat of dreigt te ontstaan. Volgens verzoekers blijkt niet dat het college rekening heeft gehouden met de kritiek op de eerder door het college gehanteerde parkeernorm. Verzoekers verwijzen hierbij naar de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter en de onderzoeken van bureau Schoorstra van 27 januari 2024 en 28 februari 2024. Verzoekers voeren aan dat de toegezegde 30 km-zone nog niet is gerealiseerd. Verzoekers maken zich ernstig zorgen over de verkeersveiligheid nu de verkeerssituatie (nog steeds) niet is aangepast. Verzoekers voeren aan dat bezwaar tegen de spuitvrijezone (maatwerkvoorschrift) gemaakt kan worden. Tot die tijd kan er dus nog steeds met gewasbestrijdingsmiddelen worden gespoten, waardoor binnen de gestelde afstand geen mensen mogen wonen. Tot slot voeren verzoekers aan dat er alternatieve locaties zijn waar Oekraïense vluchtelingen tijdelijk kunnen verblijven.
12. Het college geeft aan dat in de zogenoemde ladderonderbouwing van 19 november 2024, die met het ontwerp ter inzage is gelegd, de noodzaak van opvang van mensen uit de Oekraïne en andere ontheemden is aangegeven. De spoedeisendheid van de opvang voor ontheemden is daarmee naar de mening van het college voldoende onderbouwd. Het college stelt dat de omgevingsvergunning is aangevraagd en beoogd voor een tijdelijk project met een looptijd van 15 jaar. Er is geen sprake van de bouw van een woonwijk en vooralsnog worden er alleen Oekraïense vluchtelingen gehuisvest. Volgens het college wordt met 70 parkeerplaatsen op eigen terrein voldaan aan de geldende parkeernorm. De snelheidremmende maatregelen zijn volgens het college inmiddels nagenoeg afgrond. Het college heeft op grond van het Besluit activiteiten leefomgeving twee besluiten tot het oplegging van maatwerkvoorschriften inzake de spuitvrije zone genomen om de bewoners van de opvanglocatie en hun woon- en leefomgeving te beschermen. In het verweerschrift is het college nog ingegaan op een aantal locaties die door verzoekers als alternatieve opvanglocaties genoemd zijn. Uit het locatieonderzoek blijkt dat geen van de genoemde locaties een beter alternatief is voor de huisvesting van 300 mensen. Hierbij heeft het college gelet op de geschiktheid en/of beschikbaarheid van deze locaties.
13. In deze voorlopige voorzieningsprocedure is aan de orde de vraag of op voorhand duidelijk is dat de omgevingsvergunning geen rechtskracht zal verkrijgen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dat niet gebleken. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat de ruimtelijke onderbouwing is geactualiseerd en dat daaruit niet blijkt dat deze opvanglocatie ruimtelijk gezien niet inpasbaar is. Het college heeft ter voorbereiding van het besluit mogelijke alternatieve locaties onderzocht en afgewogen. De conclusie van het locatieonderzoek is dat op geen van betreffende locaties een gelijkwaardig resultaat kan worden behaald met aanmerkelijk minder bezwaren. De enkele omstandigheid dat verzoekers daar anders over denken, betekent niet dat deze locatie niet geschikt is voor het opvangen van ontheemden. Op de tekening behorende bij de ontwerp-omgevingsvergunning zijn op eigen terrein 70 parkeerplaatsen ingetekend. Het college heeft op de zitting aangeven dat wanneer dit aantal parkeerplaatsen in de bodemprocedure toch onvoldoende mocht blijken te zijn, de aanleg van extra parkeerplaatsen op eigen terrein mogelijk is en dat de gemeente die ook zal aanleggen. Dat geldt volgens het college ook in het geval dat na verloop van tijd zou blijken dat er feitelijk te weinig parkeerplaatsen zijn. Ook dan zullen er extra parkeerplaatsen worden aangelegd. Gelet op deze mededelingen gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat het vereiste aantal parkeerplaatsen op eigen terrein, ook als dit hoger zou moeten zijn dan 70 parkeerplaatsen, uiteindelijk niet aan het realiseren van de 96 tijdelijke woningen in de weg hoeft te staan. Ten aanzien van de voorgenomen verkeersmaatregelen neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat het verkeersbesluit om een 30 km-zone in te stellen op 25 januari 2025 is genomen en dat de daarmee samenhangende werkzaamheden inmiddels nagenoeg zijn afgerond. Zoals ook in de eerdere uitspraak is overwogen ziet de voorzieningenrechter in de toename van autoverkeer door het gebruik van de woningen geen gegronde vrees voor onaanvaardbare risico’s voor de verkeersveiligheid. Ook neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat er maatwerkvoorschriften zijn opgelegd en inwerking zijn getreden die voorkomen dat er binnen 50 meter van de 96 woningen machinaal met chemische gewasbeschermings-middelen gespoten wordt. De omstandigheid dat een van de verzoekers het niet eens is met het aan hem opgelegde maatwerkvoorschrift kan in deze procedure niet aan de orde komen. Zijn bezwaar tegen het besluit tot het opleggen van het maatwerkvoorschrift zal in die procedure worden besproken. Vooralsnog gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de besluiten tot het opleggen van maatwerkvoorschriften rechtmatig en in werking zijn en dat daarmee de bescherming van de bewoners en hun woon- en leefklimaat voldoende is geborgd.
14. De voorzieningenrechter ziet in wat verzoekers hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de in het bestreden besluit gehandhaafde weigering handhavend op te treden in de bodemprocedure, eventueel met enige aanpassingen, niet in stand zal blijven. Ook overigens ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen om de verdere ingebruikname van de opvanglocatie in omvang te beperken. Het gebruik van deze opvanglocatie is hard nodig omdat de gemeente nog niet aan de taakstelling voldoet en de ruimte nodig heeft voor de huisvesting van Oekraïense vluchtelingen. Dit maatschappelijke belang weegt zwaarder dan de belangen van verzoekers bij het beperken van het gebruik van deze locatie voor de huisvesting tot maximaal 80 Oekraïense vluchtelingen.

Conclusie en gevolgen

15. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat zij geen voorlopige voorziening zal treffen om de verdere ingebruikname van de 96 tijdelijke woningen tegen te gaan. Dat neemt niet weg dat er nog geen omgevingsvergunning in werking is getreden die de ingebruikname van de 96 tijdelijke woningen mogelijk maakt. De ingebruikname is op dit moment illegaal en komt voor risico van de gemeente. Als de omgevingsvergunning uiteindelijk niet in rechte stand zou houden, dient dat gebruik te worden beëindigd.
15. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Hutten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J.H. van der Donk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:594.